Waarom je inheemse planten in je tuin wil zetten Je hebt vast weleens van de term âinheemse plantenâ gehoord, maar wat betekent dat nu eigenlijk? Inheemse planten (of heemplanten) zijn planten die van nature groeien in een bepaald gebied. Bekende inheemse planten in Nederland zijn bijvoorbeeld Hazelaar, Gele Kornoelje, Veldesdoorn en Kattenstaart. Dit soort planten zijn enorm belangrijk voor de biodiversiteit. Hoe dat precies zit, leggen we hieronder uit!
Keizersmantel (Argynnis paphia) op braam (Rubus fruticosus)
Afname insecten
Dat het niet goed gaat met de biodiversiteit, dat is inmiddels algemeen bekend. Wereldwijd is de insectenpopulatie de afgelopen dertig jaar bijvoorbeeld gemiddeld met een kwart afgenomen. Het aantal vlinders in Nederland is in die periode gehalveerd. Ecologen vermoeden dat door de afname van het aantal insecten ook bepaalde vogels zich nog maar weinig laten zien in ons land. De oorzaak van het uitsterven van insecten is divers: te veel stikstof, waardoor bepaalde planten uitsterven, verstedelijking, te veel maaien op boerenland, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en noem maar op. Wat in elk geval duidelijk is, is dat insecten niet genoeg voedsel kunnen vinden en onvoldoende rust- of schuilplekken. Inheemse planten in je tuin En daar komen de inheemse planten om de hoek. De planten die al eeuwenlang in Nederland groeien, hebben zich in al die jaren aangepast aan de insecten die hier rondvliegen en andersom. Op elk potje past zogezegd een dekseltje, maar wel een heel specifiek dekseltje! In onze blog over plantenseks leggen we uit hoe dat zit. Rupsen zijn bijvoorbeeld hele kieskeurige eters: zij lusten vaak maar enkele plantensoorten. Als die er niet meer zijn, dan gaan de rupsen dood, en verdwijnt er (weer) een vlindersoort, die juist nuttig is voor de bestuiving van andere planten. Willen we voorkomen dat de insecten nog verder uitsterven, dan moeten we er op zijn minst voor zorgen dat er genoeg voedsel- en schuilplekjes voor hen te vinden zijn. En daar kun jij bij helpen door inheemse planten in je tuin te zetten!
Gelderse roos (Viburnum opulus)
Welke planten zijn inheems?
Er zijn een heleboel inheemse planten en bomen, hier noemen we er een aantal die je in elk geval bij Steck kunt kopen: Bosrank (Clematis vitalba) Hop (Humulus lupulus) Kamperfoelie (Lonicera) Maagdenpalm (Vinca minor) Kluwenklokje (Campanula glomerata) Gelderse roos (Viburnum opulus) Framboos (Rubus idaeus) Braam (Rubus fruticosus) Veldesdoorn (Acer campestre) Hazelaar (Corylus avellana)
Tuinieren alleen voor de volle grond? Zeker niet. Met potten en bakken creëer je je eigen groene oase op je balkon of dakterras, hoe klein dan ook. Vergeleken met tuinieren in de volle grond moet je bij potten iets meer je best doen om je planten succesvol te laten groeien en bloeien. In deze blog lees je 6 handige tips!
1. Zorg voor een goede waterhuishouding
Als je planten in de volle grond staan, kan het regenwater tijdens een plensbui vaak makkelijk de grond intrekken. Hierdoor staan planten niet te lang met hun wortels in het nat, wat het risico op wortelrot verkleint. Bij het bewateren van planten in potten moet je hier actief rekening mee houden. Geef je te veel, dan hoopt het water zich op bij de wortels. Geef je te weinig, dan verdrogen je planten.Â
Kies bij het beplanten van je potten en bakken voor luchtige grond. Eventueel kun je wat perliet, rivierzand of grind toevoegen aan je potgrond om de afwatering te bevorderen.Â
Met potten en bakken voeg je al snel veel kleur en een zomerse vibe toe aan je balkon of dakterras
Gebruik altijd potten met een gat onderin, hierdoor kan overtollig water makkelijk weglopen. Bij een pot zonder gat is het verstandig om een laag hydrokorrels op de bodem te leggen. Dit voorkomt dat water te lang bij de wortels van je plant blijft staan. Merk je juist dat je planten (te) snel droog staan, dan kun je je pot (met gat) het beste op een schotel met wat water zetten zodat de grond van onderaf water kan opnemen zodra deze dreigt uit te drogen.Â
2. Zorg voor genoeg bodemvoedingÂ
De eerste paar weken nadat je je planten in een pot hebt gezet, is er vaak nog weinig aan de hand. Maar na verloop van tijd worden veel planten slap, het blad wordt geel en de fut is er wel uit. De oorzaak? Een gebrek aan voeding en bodemleven. Iedere keer dat je water geeft, spoelen er nuttige voedingsstoffen weg uit de pot, die weer aangevuld moeten worden.
Geef in de lente en zomer dan ook wekelijks ecologische plantenvoeding tijdens je gietbeurt. Kijk op de achterkant van de verpakking voor de aanbevolen dosering. Daarnaast kun je er ook voor kiezen om compost toe te voegen. Dit geeft een langzamere afgifte van voedingsstoffen aan je planten. Lees ook eens de voedingstips voor potten van De Tuin op Tafel.
3. Let (extra) op tijdens warme dagenÂ
De grond in potten verdampt snel, zeker op hete dagen. Dit komt doordat de wind vaak vrij spel heeft. Zorg ervoor dat de grond vochtig blijft op warme dagen. Het beste kun je hiervoor je planten âs ochtends water geven. In de avond beregenen kan ook, maar je hebt daarbij de kans dat de planten de hele nacht in de natte grond staan wat voor problemen kan zorgen. Snel ingrijpen terwijl de zon nog schijnt, mag natuurlijk ook. Verder zet je je planten het beste even uit de zon tijdens de warme middaguren. Zodra het weer wat afkoelt, kun je ze weer terugzetten in het zonnetje.
Wat goed helpt tegen verdroging, is het aanbrengen van een mulchlaag. Deze laag kan bestaan uit stro, cacaodoppen, vermalen gras. Ze houdt verdamping tegen waardoor de grond minder snel uitdroogt. Meer informatie over mulchen vind je op de handige pagina met tips van Velt.
Is je grond eenmaal uitgedroogd, dan neemt deze veel minder makkelijk water op. Je ziet dan vaak dat het water direct weer uit de pot loopt. Gebeurt dit, zet de pot dan een tijdlang op een schotel met water, zodat de aarde zich langzaam kan verzadigen.
4. Pas op met vorst
Niet alleen warme dagen kunnen uitdagend zijn, (plotselinge) winterse kou ook. De grond in potten koelt snel af en planten die niet winterhard zijn, lopen het risico om beschadigd te raken of erger. Ook hier kun je gelukkig wat aan doen. Met vliesdoek houd je de temperatuur net een paar graden hoger dan de buitenlucht. Een dikke mulchlaag van bijvoorbeeld stro kan ook helpen. Ook kun je vorstgevoelige planten laten overwinteren op een koele plek in huis, zoals een slaapkamer op het noorden. Zodra de kans op nachtvorst is geweken, zet je ze weer buiten. Doe dit wel geleidelijk. Meer weten over het beschermen van je planten tegen de vorst? IVN Natuureducatie schreef een blog vol met oplossingen.
Ook kamerplanten, zoals hier de ZZ-plant, vinden het zomers heerlijk op je balkon
5. Houd het schoon Ongedierte en schimmels komen ook voor bij planten in pot. Helemaal voorkomen kun je het niet, maar gelukkig is er iets aan te doen. Je potten goed schoonmaken voordat je er nieuwe planten inzet bijvoorbeeld. Hierdoor kunnen achtergebleven schimmels, dode plantenresten en larven van plagen hun slag niet slaan bij je nieuwe planten.Â
Niet alleen standaard potten en bakken volstaan, je kunt zo creatief worden als je zelf wil. Zoals met oude meubels!
6. Experimenteer erop losÂ
Succesvol tuinieren in potten en bakken is soms een uitdaging, maar vooral erg leuk! Het voordeel van potten is dat je ze makkelijk kunt verschuiven. Experimenteer er dus lustig op los en verander je balkon of terras met de seizoenen mee. Combineer voorjaars- en najaarsbloeiers, bollen en eenjarigen. Ga helemaal los op mooie kleurcombinaties en speel met hoogte. Let er wel altijd op dat je je planten op de juiste standplaats zet.Â
Alles weten over moestuinieren op een balkon? Beluister dan de podcast van IVN Natuureducatie
90% van alle plantensoorten op aarde zijn bloemplanten (ofwel: bedektzadigen). Dat is mooi, want ons leven is sterk afhankelijk van deze planten. We voeden onszelf en ons vee ermee en ze nemen CO2 op. Dat planten bloeien is voor ons van groot belang. Maar hoe gaat dat bloeien in zijn werk? Hoe weet zoân bloem wanneer het tijd is om te gaan bloeien?En waarom bloeit de ene plant wel en de andere niet?Dat leggen we uit in deze blog.
Verspreiding
Bloemen geven plantensoorten een grotere kans op overleving. Door te bloeien kunnen planten zich reproduceren. Er ontstaan nieuwe planten die net een beetje verschillen van de moederplant. Insecten verplaatsen stuifmeel van de ene naar de andere bloem en mixen hierbij de eigenschappen van de plant die het stuifmeel heeft aangemaakt, met de eigenschappen van de plant die het stuifmeel ontvangt. Die verschillen zijn heel belangrijk, want hierdoor is er minder kans dat de gehele soort uitsterft in het geval van ziekte of snelle, lokale klimaatsverandering.
Niet alle planten werken samen met insecten. Een groot deel heeft de wind als partner in de verspreiding. De bloemen die door de wind worden bestoven, zijn een stuk ingetogener dan de bloemsoorten die afhankelijk zijn van insecten. Zet een bloeiende grassoort maar eens naast een courgettebloem en het verschil is meteen duidelijk. Windbestuivers bevatten daarbij vaak veel meer stuifmeel omdat er meer verloren gaat âonderwegâ dan bij door insecten bestoven bloemen.
Sneeuwklokjes profiteren in het vroege voorjaar van het licht dat (nog) op de bodem valt doordat de bomen nog kaal zijn
Timing is key
Planten bloeien op verschillende momenten in het jaar. Hoe komt dat, en waarom bloeit de een eerder dan de ander? Vroegbloeiers op de bodem van het bos profiteren in het vroege voorjaar van het extra licht dat ze krijgen doordat de bomen nog kaal zijn. Eind januari vind je al bloeiende sneeuwklokjes tijdens een boswandeling. Ook veel bolgewassen, zoals tulpen en narcissen, bloeien in het voorjaar. De zomer is voor hen te droog om tot bloei te komen. Bovendien hebben ze die zomertijd nodig om de bol weer op te laden met nieuwe energie voor een volgend voorjaar. Andere soorten bloeien juist in de hoogzomer of zelfs in het late najaar. Dit geeft ze meer tijd om vruchten en zaden te maken en/of te laten rijpen.
Planten reageren op signalen als temperatuur en daglengte om te bepalen wanneer het het juiste moment is om tot bloei te komen, zo ook bij diverse orchideeënsoorten.
Daglengte en temperatuur
Bij veel soorten geldt dat de daglengte een belangrijke rol speelt bij het tot bloei komen, zowel de zonneschijnduur als de lengte van de donkere, nachtelijke periode. Ook bepaalde voedingsstoffen zijn van invloed op het bloeiproces. Zo wordt de hoeveelheid eiwit van veel soorten gestuurd door een interne biologische klok. Bereikt het eiwitniveau een bepaalde drempel, dan begint de plant bloemen te vormen. Dit gebeurt pas als de dagen lang genoeg zijn. Bij voldoende eiwit en zonlicht worden er uiteindelijk bloemen gevormd. Sommige planten, zoals rijst en soja, worden juist aangezet tot bloei bij minder zonlicht in combinatie met het aanwezige eiwit.
De waterlelie wordt door velen beschouwd als een van de mooiste bloemsoorten ter wereld. De plant haalt alle trucjes uit de kast om in zijn omgeving genoeg bestuivers aan te trekken.
Het hele jaar bloemen in je tuin
Planten bloeien om verschillende redenen op verschillende momenten in het jaar. Het is leuk om hiermee te spelen bij het inrichten van je (gevel)tuin. Door vooraf een beplantingsplan te maken, kun je ervoor zorgen dat je bijna het hele jaar door kunt genieten van mooie bloemen om je heen.
Veel mensen denken dat een groene tuin veel meer werk is dan een tegeltuin, maar dit hoeft helemaal niet zo te zijn. Een border met veel vaste planten heeft relatief weinig onderhoud nodig. Als je de juiste planten maar op de juiste plek zet.
Een groene tuin heeft veel voordelen ten opzichte van een tegeltuin. Niet alleen is al dat groen veel leuker om naar te kijken, het is ook nog eens goed voor de biodiversiteit, het zorgt voor verkoeling in de zomer en het regenwater kan beter weglopen in een tuinborder. Een groene tuin is, kortom, een stuk klimaatvriendelijker. Dus waar wacht je nog op? Met de volgende 5 stappen tover je je tegeltuin om in een groene stadsoase!
Stap 1: Bepaal wĂĄĂĄr je tegels gaat wippen
Tegels vervangen door groen kan op allerlei plekken. Om te beginnen in je eigen tuin. Ăls je er een hebt. Ook in een kleinere stadstuin kun je altijd wel ergens een border aanleggen. Heb je geen achtertuin? Overweeg dan om aan de voorkant van je huis een geveltuintje aan te leggen. Als je in een straat woont met bomen op de stoep, dan is het ook een optie om – in overleg met je buren en de gemeente – de boomspiegels te vergroten. Dit doe je door extra rijen tegels eruit te wippen. Op die vrijgekomen plek kun je een tuintje in maken. Hier kun je lezen hoe je eenvoudig een gevel- of boomspiegeltuin aanlegt.
Stap 2: Tegels eruit
Een tegelvrije tuin begint natuurlijk met het eruit halen van de tegels.In deze blog lees je wat je met die tegels kunt doen. Vergeet je niet om het aantal tegels dat je hebt gewipt door te geven op de website van het NK Tegelwippen? Op die manier stimuleer je ook anderen zich aan te sluiten bij dit steengoede initiatief. Elk jaar doen er meer mensen mee en dat is een mooie ontwikkeling.
Stap 3: Graaf de zandlaag weg
Nadat de tegels zijn gewipt, blijft er waarschijnlijk een zandlaag over. Hier kunnen planten niet op groeien. Rol je mouwen maar op, want er moet gegraven worden. Graaf minimaal 30 centimeter uit (dat is stiekem meer werk dan je denkt, maar je kunt het). Het uitgegraven zand kun je afvoeren naar een afvalscheidingsstation. Die stations hebben meestal aanhangers of bakfietsen te huur, mocht je geen eigen vervoer hebben.
Stap 4: Vruchtbare grond erin
Als je de zandlaag helemaal weg hebt gegraven, dan meng je de laag grond daaronder met tuinaarde. Vanwege de aanwezigheid van tuinturf is tuinaarde een nogal een âzwaarâ product, vandaar dat je het moet mengen. De grond wordt dan luchtiger, wat beter is voor de waterhuishouding en het bodemleven. Een luchtiger (en milieuvriendelijker) alternatief is de tuinaarde van BioKultura: die bestaat uit aarde, compost en meststoffen. Lees hier meer over hoe je je bodem vruchtbaar houdt.
Stap 5: Beplanten
Als de bodem goed is voorbereid, komt het leukste gedeelte van je project: je planten kiezen en ze in de grond zetten! Daarbij is het slim om te kiezen voor vaste inheemse planten die op de bodem en het klimaat van jouw tuin zijn afgestemd. Hier lees je hoe je kunt achterhalen welke grondsoort je hebt (Let op: dat is dus niet de tuinaarde die je er net in hebt gekieperd, maar de laag eronder!).
Het is belangrijk om te weten hoeveel zon je in je tuin(tje) hebt. Heb je meer dan vijf Ă zes uur zon, dan kies je voor zonneminnende planten. Vangen de planten minder dan twee uur per dag zon? Dan zet je er schaduwplanten in. Alles daartussen heet âhalfschaduwâ. Op het plantenlabel kun je zien hoeveel zon een plant nodig heeft. Vaste planten die op de goede plek staan (qua grondsoort en zonlicht) hebben het minste onderhoud nodig. Zij zullen ook het beste groeien. Dit kunnen overigens ook eetbare planten zijn! Laten we daar nu ook goede tips voor hebben.
Tenslotte (nogmaals): geef het aantal gewipte tegels door op de website van het NK Tegelwippen! Hiermee stimuleer je ook andere mensen hun bijdrage te leveren aan een groenere stad.
In de afgelopen decennia heeft de landbouw zich razendsnel ontwikkeld. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de bevolking snel en moest er meer en slimmer worden verbouwd om genoeg monden te kunnen voeden. De landbouw werd steeds intensiever en efficiënter door veredeling, de introductie van exotische soorten en de uitvinding van bestrijdingsmiddelen. Dit heeft ervoor gezorgd dat Nederland na Amerika de tweede landbouwexporteur ter wereld is geworden. Maar tegen een hoge prijs.
Bodemvruchtbaarheid
Uitgestrekte velden met graan, aardappelen en maĂŻs zien er misschien mooi uit, maar deze monocultuur vormt een grote bedreiging voor de biodiversiteit. Vele soorten insecten en vogels zijn uit deze gebieden verdwenen door het gebruik van pesticiden en het ontbreken van genoeg bestuivingsplanten en plantdiversiteit. Dit kostbare leven is nodig voor de bevruchting van de planten die voor ons voedsel moeten zorgen. Ook onder de grond is het bodemleven door menselijk handelen hard achteruitgegaan, waardoor de grond is uitgeput. Hoe het leven weer terug te brengen? Laat dat maar aan de wormen over!
Nut van wormen
Met hun gekronkel spelen wormen een grote rol in het vasthouden van water in de bodem. Doordat ze de grond luchtig en open houden, kunnen planten dieper wortelen en beter bij het grondwater komen tijdens de steedse droger wordende zomers. Dit werkt ook andersom: als het een keer regent (en het regent vaker steeds harder) dan zorgt de losse structuur van de bodem voor snelle afwatering van overtollig regenwater.
Wormen zijn ideale hulpjes om verdroging en daardoor verarming van grond tegen te gaan. Met hun gegraaf zorgen ze voor zuurstof en ontbinding in de bodem. Deze ontbinding zorgt weer voor nieuwe voedingsstoffen voor de groei van gewassen en andere plantensoorten. Een bodem zonder wormen is eigenlijk geen bodem. Meer wormen betekent dus betere grond en een betere grond zorgt weer voor meer begroeiing en dus ook weer meer insectenleven.
Een gezonde bodem zit vol met wormen
Wormen in eigen tuin
Ok, de worm is dus een ongelooflijk veelzijdig en nuttig beestje. Maar wat hebben wij – ervan uitgaande dat je zelf geen boer bent â er dan aan? Heel veel. In onze eigen tuinen spelen wormen net zoân belangrijke rol als op de landbouwgronden. Wormen voeden je tuin doordat ze dode bladeren en plantenresten omzetten in energierijke voeding voor je planten. Ook in jouw groene oase zorgen ze daarnaast voor een betere afwatering of juist het vasthouden van water voor drogere tijden. Hierdoor hoef je minder water te geven. Handig! Laat dus gerust je uitgebloeide planten staan en laat afgevallen blad op de grond liggen.
Je hebt geen grote tuin – of ĂŒberhaupt een tuin – nodig om te profiteren van de nuttige werking van wormen. Ze weten zich namelijk ook wel raad met het afval uit jouw keuken en belonen je vervolgens met hoge kwaliteit compost voor je planten, ook voor die in potten op je balkon of dakterras.
Wormenhotel
Met een wormenhotel haal je je eigen kolonie wormen in huis en zet je ze voor je aan het werk. Bij Steck vind je dan ook het wormenhotel van Jamie Nee. Dit bouwpakket zet je gemakkelijk in elkaar, waarna je kunt beginnen met het voeren van je nieuwe âhuisdierenâ.
Jamie met zijn kolonie wormen | Foto: Simone Langejan
Het wormenhotel bestaat uit twee lagen (of meer). In de bovenste laag voeg je onverteerd afval toe. Wormen zijn met name dol op koffiedik, sla, bietjes en andere groente- en fruitsoorten. Dierlijke producten en citrusvruchten zijn echter een no-go. Onder de bak met afval vind je na verloop van tijd een verse lading wormenmest, die je bijvoorbeeld kunt gebruiken als voeding voor je moestuinplanten. Deze mest zit vol met goede bacteriën en voedingsstoffen. Is de bak met mest op, dan wissel je deze weer met de bovenste bak en begin je het proces opnieuw. Het wormenhotel is een mini-ecosysteem waarin wormen dag en nacht voor je aan het werk zijn.
De wormen zelf bestel je gemakkelijk online.
Word ook fan van de worm
Wormen zijn al eeuwenlang een belangrijk onderdeel van onze natuurlijke (voedsel)systemen en zijn hard nodig om toekomstige voedselproductie op gezonde grond mogelijk te houden. Wat ons betreft doe je voortaan elke keer als je een (regen)worm tegenkomt een dansje. Want dit bijzondere beestje verdient het om een feestje voor te vieren.
Afgelopen zaterdag vond in het bijzijn van de Utrechtse wethouder Linda Voortman de prijsuitreiking plaats van de verkiezing Voortuin van het Jaar 2021. Deze wedstrijd werd georganiseerd door wijkvereniging Tuindorps Belang en Steck in de wijk Tuindorp. De gelukkige winnaars kregen een mooie cheque met een shoptegoed bij Steck aangeboden door de wethouder.
Het idee voor een voortuinenwedstrijd in deze Utrechtse wijk is niet nieuw. De vereniging Tuindorps Belang is in 1932 opgericht vanwege de eerste editie van deze wedstrijd. De editie van 2021 is voor het eerst gehouden in samenwerking met Steck, na een aantal wedstrijdloze jaren. Bij de jurering is gekeken naar o.a. creativiteit, (her)gebruik van natuurlijke materialen, (inheemse) beplanting en klimaatbestendigheid. Uit 30 inzendingen heeft de jury haar favorieten gekozen en beloond met een mooie prijs. Hieronder presenteren we de winnaars, met een inkijkje in het juryrapport:
Derde prijs – speels (her)gebruik van materialen Deze voortuin viel de jury meteen in het oog vanwege de losse en creatieve opbouw. Het goed doordachte ontwerp is op een natuurlijke wijze uitgevoerd waarbij veel gebruik is gemaakt van oude materialen. De vele openingen tussen de materialen zorgen voor ideale schuilplekjes voor beestjes in zowel de zomer als in de winter. Daarnaast is de beplanting gevarieerd en kleurrijk en is de tuin een goede voedselbron voor bijen en andere insecten. Je raakt niet uitgekeken in deze âterrastuinâ, die een mooi geheel vormt met het huis. De tuin is voldoende hittebestendig en biedt genoeg schaduw voor verkoeling. Een terechte derde plaats dus.
Tweede prijs – leve de wildernis! Deze voortuin is een echte wilde tuin, maar niet zonder een plan. Zo zijn er palen in de grond geslagen waartussen takken en andere restmaterialen liggen opgestapeld, waarmee een beschermde omgeving voor insecten is gecreĂ«erd. De tuin heeft weinig bestrating en verharding waardoor regenwater gemakkelijk de grond inzakt. Er is een grote verscheidenheid aan kleurrijke planten, waaronder ook eetbare soorten. De vijver zorgt voor een welkome rustplek voor dieren. Ook deze tuin vormt een prachtig geheel met het bijbehorende huis. De jury was groot fan van het âlekker de boel, de boel latenâ met veel plantenresten en natuurlijke materialen. De jury had twee tips: een regenton aansluiten en inzetten op gevelbegroeiing.
Eerste prijs – om bij weg te dromen Een droomtuin, daar was de jury het meteen over eens. Uniek aan deze tuin is dat deze is aangelegd door twee buren. Via kronkelende paadjes ontdek je steeds weer nieuwe plantsoorten. Het is een uitnodigende tuin waar erg veel te zien en te beleven valt. De beplanting is inheems en enorm gevarieerd in kleurgebruik. Op de bodem is boomschors aangebracht om een natuurlijk pad te creĂ«ren en om verdamping tegen te gaan. In de tuin(en) ligt veel restmateriaal dat door insecten gebruikt kan worden voor het bouwen van nesten en voor overwintering. Er is voldoende schaduw van de prachtige Magnolia, die een verkoelende werking heeft en een heerlijk microklimaat biedt voor de bewoners. Dit prachtige sociale buurtinitiatief verdient een eerste prijs. Klein verbeterpuntje is er voor het weghalen van opstaande randjes, hier houden dieren als egels niet van.
Publieksprijs – slimme tuin vol snufjes Veel wijkbewoners zijn met de deelnamelijst op pad gegaan langs alle 30 deelnemende voortuinen. Zij konden hun stem ook uitbrengen voor de publieksprijs. Met grote voorsprong wist deze tuin de voorkeursstemmen in de wacht te slepen. De mooie voortuin kent vele handige snufjes, zoals hergebruik van een oude schoorsteen en overwinterplekjes in terracotta potjes gevuld met stro aan bamboestokken. Ook het kleurgebruik was de jury erg over te spreken. Een mooi voorbeeld van een tuin die meegroeit met de seizoenen en erg duurzaam en insectvriendelijk is.
Steck en Tuindorps Belang bedanken alle deelnemers voor hun deelname!
Alles over grondsoorten in Nederland, hoe je erop tuiniert en over welke grond jij in je tuin hebt
Alles begint bij de ondergrond. Niet iedere plant kan overal groeien en daar speelt vooral de bodemsoort een belangrijke rol bij. Geen groen zonder gezonde grond. Je vindt in Nederland grofweg 4 grondsoorten waarop je kunt tuinieren: veen, klei, zand en löss. In deze blog zoeken we tot op de bodem uit hoe het zit met de grond in jouw (achter)tuin.
De kwaliteit en eigenschappen van de grond bepalen de plantengroei. De planten hebben dan weer invloed op hoeveel organisch materiaal aanwezig is in de bodem. En dat organische materiaal bepaalt de mate van bodemleven in je tuin. Eerder schreven we al over het belang van bodemdieren in je tuin: hier speelt de grondsoort dus ook een belangrijke rol. Een gezonde bodem heeft een gezond bodemleven.
Hoe zit het met mijn grond?
Pure grondsoorten, zoals hieronder beschreven, kom je in de meeste tuinen niet tegen. Door het afgraven en weer aanvoeren van grond wijkt de bodemsoort vaak af van de natuurlijke omgevingsbodem. Ook binnen de vier bekendste grondsoorten van ons land zijn verschillende samenstellingen mogelijk. Zo kan klei veel of weinig zanddeeltjes bevatten.
Hoe weet je met welke grondsoort je in je tuin te maken hebt? Door het houden van een simpele bodemtest:
Maak wat grond in je tuin vochtig, maar niet te nat. De grond mag niet aan je vingers plakken.
Neem op 10-20 cm diepte met een eetlepel grond uit je tuin in je handen en probeer deze te kneden.
De vorm die het kneedsel aanneemt, vertelt je grofweg met welke grondsoort je te maken hebt.
Zandgrond vormt zich tot een bergje op je hand, klei laat zich daarentegen heel makkelijk tot een gladde plak kneden. Veen is zo broos dat het tot niets te kneden valt en direct uit elkaar brokkelt. Hieronder kun je per bodemsoort lezen welke eigenschappen deze heeft en hoe je er het beste op tuiniert.
De ideale tuingrond
Als je achter op een zak tuin- of potgrond kijkt, zie je dat deze vaak bestaat uit een mengsel van grondsoorten. Veel mixen bevatten veengrond voor het vasthouden van water, gemengd met zand voor structuur en compost voor voeding (en dus bodemleven). Als je eenmaal weet welke grond er in je tuin ligt, kun je deze optimaliseren voor je planten door te kijken naar de natuurlijke eigenschappen die hieronder per grondsoort beschreven staan.
Wil je betere afwatering in je kruidentuintje? Voeg dan wat zand (en gruis) toe aan de bodem. Wil je juist water langer vasthouden? Voeg dan wat klei of veen toe aan de grond. Juist door soorten te mengen kom je vaak tot een ideale voedingsbodem voor plantengroei.
Utrechtse bodem
Zoals je hierboven kunt zien, kent de provincie Utrecht een mengelmoes aan grondsoorten. Zo vind je rondom Utrecht zowel klei, veen-, als zandgronden. Wat dat betekent voor het laten groeien van planten vertellen we je hieronder per grondsoort.
1. Veen – Frisse, natte spons
Kleur: donker, bijna zwart
Structuur: sponsachtig
Voordelen: nauwelijks water geven, makkelijk te bewerken
Nadelen: zuurstofarm, weinig mineralen
Komt voor in: kleine gebieden door heel Nederland
Ideaal voor: zuurminnende planten als Rododendrons en Hortensiaâs
Veen is een opeenstapeling van compact, organisch materiaal en ontstaat in gebieden waar het grondwater hoog staat, waardoor grote hoeveelheden ijzer aan de oppervlakte komen. Hierdoor hopen plantenresten zich op die maar heel langzaam composteren door het lage zuurstofgehalte in het aanwezige roestwater.
Gedroogd veen is goed brandbaar. In de middeleeuwen is men daarom begonnen met het winnen van turf (gedroogd veen). Er is nog maar weinig veen over in Nederland. Heel veel grasland waar koeien nu op grazen was ooit veenmoeras. Tegenwoordig is veel oorspronkelijk veenlandschap bedekt met jonge klei.
Bron: Verantwoorde veenhouderij | Twee grote kluiten veengrond waar je nog duidelijk plantenresten in terug ziet
Tuinen op veengrond zijn vaak nat en zompig. Ook verzakt veengrond snel, zeker nu door onze droge en hete zomers het grondwaterpeil snel zakt. Huizen verzakken hierdoor sneller, met grote schade tot gevolg. Wie tuiniert op veengrond zal vaak zijn tuin moeten ophogen. Planten en bomen wortelen ondiep op veengrond, omdat ze nooit verdergaan dan het grondwaterpeil (want daar kunnen ze geen zuurstof halen).
2. Klei – Zware jongen vol voedingsstoffen
Kleur: donker
Structuur: zwaar en compact
Voordelen: houdt voedingsstoffen en water goed vast
Nadelen: wortels kunnen er moeilijk in groeien, wordt hard bij uitdroging, lastig om te bewerken
Komt voor in: kustgebieden (zeeklei), Betuwe (rivierklei)
Ideaal voor: snelgroeiende gewassen als maĂŻs en suikerbieten
Klei kan makkelijk water vasthouden. Het laat zich uitsmeren zodra het nat wordt. Het kan ook voedingsstoffen makkelijk aan zich binden, omdat het elektrisch geladen is. Er vinden veel (chemische) reacties plaats, wat ervoor zorgt dat er ontzettend veel mineralen en andere voedingsbronnen worden vastgehouden. Leg je klei onder een microscoop dan zie je dat het bestaat uit op elkaar geplakte laagjes vanuit chemische samenstellingen.
Bron: Better Organix | Klei bestaat uit vele âschijfjesâ zoals goed te zien is onder de microscoop
Tuinieren op kleigrond kan een hele uitdaging zijn. Kleigrond is heel erg zwaar en houdt water lang vast, maar laat ook slecht nieuw water toe. Doordat het zo compact is, is het ook moeilijk te bewerken en hebben veel planten moeite om te wortelen in de soms ondoordringbare grond. Dit gebeurt vooral als er weinig organisch materiaal in de bodem zit. Als klei uitdroogt kan het keihard worden, je hebt vast weleens die kenmerkende scheuren in de grond gezien op het boerenland.
Wil je gebruikmaken van de voedzame eigenschappen van kleigrond, dan moet je zorgen voor een goede afwatering. Je wilt niet dat planten te lang met hun wortels in het nat staan. Op kleigrond komen vaak ook lastig te verwijderen onkruidsoorten voor, zoals kweek(gras), zevenblad en heggewinde. Is tuinieren op kleigrond dan alleen maar ellende? Zeker niet, Tuinseizoen geeft een aantal slimme tips.
3. Zand – Luchtige allesgroeier met verzorgingsbehoefte
Kleur: licht
Structuur: licht van structuur, korrelig
Voordelen: goed waterdoorlatend, makkelijk te bewerken
Nadelen: houdt weinig voedingsstoffen en water vast, schrale grond
Komt voor in: Noord-Limburg, Noord-Brabant en de Achterhoek
Ideaal voor: vrijwel alle soorten gewassen en planten, mits er genoeg water en voeding wordt gegeven
Zand is niets anders dan volledig uit elkaar gevallen steen. Daar gaat een enorm lang proces aan vooraf: stenen verweren door vorst en dooi, maar ook doordat ze botsen in snelstromende rivieren. Na duizenden malen herhaling van deze processen houd je grove zandkorrels over. Zand heeft een hele losse structuur en is van nature schraal en voedingsarm. Toch kun je prima dingen laten groeien op zandgrond door meststoffen en water toe te voegen.
Planten en gewassen die graag de diepte in groeien, zoals wortelknollen en wortelgewassen doen het heel goed op zandgrond. Ze kunnen ongestoord naar beneden groeien, omdat de grond vrij is van stenen en andere âblokkadesâ. Het is ook heel makkelijk om te oogsten op zandgrond: je haalt de groentes zo los uit de grond zonder deze te beschadigen. Ideaal ook voor asperges, die niet voor niets vooral op zandgronden geteeld worden.
Bron: 1Limburg | Asperges groeien niet voor niets op zandgronden. Ze kunnen hierin makkelijk wortels vormen en gestoken worden zonder te beschadigd te raken.
Tuinieren op zandgrond vraagt vooral om wat zorg en aandacht. Water spoelt snel weg, dus zeker in de zomer zul je vaak moeten sproeien. Ook raakt de grond snel uitgeput, waardoor je regelmatig compost of andere voedingsstoffen moet toevoegen aan de bodem. Meer tips voor het verbeteren van zandgrond vind je in het overzicht van Velt.
Ideaal voor: vrijwel alle soorten planten en gewassen
Löss is heel fijn zand. Je vindt het maar in een klein deel van Nederland, van Maastricht tot Sittard. De grond is afkomstig van de bodem van Noordzee, toen deze nog droog stond. De grond is door de wind verspreid en is als het ware tegen de Limburgse heuvels âblijven plakkenâ. In dit gebied zijn de eerste boeren van Nederland 7000 jaar geleden terechtgekomen vanuit Oost-Europa en hier begonnen met de hedendaagse landbouw.
Löss is heel compact en houdt daardoor, in tegenstelling tot ander zand, goed voedingsstoffen vast. Ze spoelen minder snel uit, wat het voor de akkerbouw ideaal maakt om op te verbouwen. Het voelt erg zacht aan.
Bron: Geoproeven | Löss is heel fijn zand en is daardoor heel compact
De smaak van de bodem
Nu weet je welke grondsoort je in je tuin hebt, en hoe je er het beste op kunt tuinieren. Maar wist je dat je de grondsoort ook kunt prĂłeven in het eten dat er op geteeld wordt? In het NPO-programma Joel Lokaal gaat culinair journalist JoĂ«l Broekaert op zoek naar de âterroirâ Nederland. Een aanrader voor wie meer wil weten over de invloed van onze bodemsoorten op de smaak van ons voedsel.
Meer weten over een gezonde (voedings)bodem? Bekijk ons thema Heilige Grond.
[1] Oostwoud, A. (Red.) (2015). Een kleine eetbare tuin (4e druk). KNNV Uitgeverij.
Niets leuker dan oogsten uit je eigen tuin(tje). Wie denkt dat je hiervoor grote lappen grond nodig hebt, heeft het mis. Ook op een klein stukje grond kun je een productieve eetbare tuin aanleggen. Zelfs een balkon of dakterras is geschikt. In deze blog laten we je in 6 handige stappen zien hoe je je eigen eetbare tuintje met vaste planten aanlegt.
1. Teken je tuin in
Voor je begint met het maken van een eetbaar tuintje is het slim om goed te kijken naar de plek waar je je (vaste) planten wilt laten groeien. Waar is er veel schaduw? Waar brandt de zon op het midden van de dag? Waar wil je nog makkelijk bij kunnen? Probeer een (grove) schets te maken van de ruimte die je hebt, dit helpt om een goed overzicht te maken. Geef hierop ook aan waar het noorden is.
Heb je geen stukje grond, maar wel ruimte voor een geveltuin? Denk dan eens aan een eetbare variant. Lees hier hoe je een geveltuin kunt aanleggen.
2. Zorg voor een goede bodem
Voordat je enthousiast planten in de grond gaat stoppen, is het belangrijk om je grond in optimale conditie te brengen. Door te composteren voeg je essentiële voedingsstoffen toe aan de bodem van je eetbare tuin, verbeter je de bodemstructuur en help je de bodemdieren op weg. Gebruik bij voorkeur eigengemaakte of biologische compost, hier zit doorgaans meer bodemleven in dan in commerciële compost.
Compost maak je gemakkelijk zelf met groenresten en geeft veel voeding aan je bodem
3. Kies geschikte soorten uit
Voor je begint met planten is het verstandig om te kijken naar je gemaakte schets. Als het goed is, weet je nu waar er veel zon is en waar juist schaduw. Lees je goed in over de groeibehoeftes van verschillende eetbare planten of laat je adviseren in het tuincentrum. Kijk ook eens bij tuinen in de buurt om te zien wat er zoal groeit.
Een aantal leuke en lekkere eetbare vaste planten zijn:
Heb je eenmaal een selectie gemaakt en in huis gehaald, zet de planten dan in hun pot op de plek die je in gedachten hebt. Is je indeling logisch? Blokkeert je appelboompje niet de zon voor je kruidenplanten? Probeer in gedachten een indeling van noord naar zuid voor je te zien, waarbij hoge planten noordelijk staan ten opzichte van de lagere planten. Zo krijgt elke plant het licht en de warmte die ze nodig heeft om te groeien.
4. Zet goede buren bij elkaar
Wil je echt het maximale uit je eetbare tuintje halen? Deel je tuin dan in volgens het principe van combinatieteelt. Hierbij zet je goede buren bij elkaar in je tuin om zo je planten optimaal gezond te houden. Je kunt hierbij ook prima eenjarigen met meerjarigen combineren. Hierdoor heb je minder last van lege stukken aarde in de winter, houd je je tuin(tje) het hele jaar door interessant en heb je minder last van invasief onkruid.
Frambozen en het vergeet-mij-nietje zijn bijvoorbeeld goede buren van elkaar. Net als petuniaâs en smeerwortel zorgt het vergeet-mij-nietje ervoor dat wormpjes niet bij je frambozenplant komen. Afrikaantjes zijn ook handige buurplanten voor veel plantensoorten. Deze âstinkerdsâ houden bijvoorbeeld aaltjes uit de buurt. Op de website van Houtwal vind je een uitgebreid overzicht van goede en slechte buurplanten.
Afrikaantjes houden plagen als aaltjes uit de buurt en trekken insecten aan
5. Lok bijen, hommels en vlinders je tuintje in
Een eetbare tuin is niet alleen aantrekkelijk voor jezelf, maar ook voor insecten. Met de juiste bloeiende planten geef je je tuintje extra kleur en zorg je voor nectar voor bijen, hommels en vlinders. Als beloning zorgen zij weer voor een bestuiving van je bloemen, wat vooral voor vruchtdragende planten als frambozen, aardbeien en bessen erg belangrijk is.
Echte insectenmagneten zijn bijvoorbeeld lavendel, salvia (salie), dahlia, geranium (o.a. ooievaarsbek), vingerhoedskruid, Toscaanse jasmijn, agastasche (dropplant), verbena (ijzerhard) en viooltjes. Plant ze tussen je kruiden en fruitplanten en laat de bijen, hommels en vlinders hun werk doen.
In de winkel vind je veel insectenlokkers, zoals hier de salvia, dahlia en geranium
6. Vergeet het onkruid niet
Ok, lang niet elk onkruid is welkom in je tuin. Zevenblad, klimop en kleefkruid kun je maar beter weren uit je eetbare tuin vanwege hun woekerende karakter. Toch zijn er ook een hoop nuttige onkruiden. Zo verbeteren brandnetels, heermoes en smeerwortel de structuur van je bodem met hun wortels. Veldzuring helpt zure grond te âontzurenâ door zuur uit de bodem te onttrekken. En lupine, luzerne en wikke binden stikstof uit de lucht en zorgen zo voor een verbetering van verzuurde grond. En er zijn nog veel meer redenen om onkruid vooral niet te verwijderen.
Onkruiden kunnen veel betekenen voor je eetbare tuin en kunnen ook een smakelijke aanvulling zijn op je oogst. Van brandnetels maak je heerlijke soep of thee. Het blad van de weegbree kun je rauw eten, net als spinazie, of gebruiken als vitamineboost in een smoothie. Ditzelfde kun je ook met veldzuring doen. Meer voorbeelden van eetbare onkruiden vind je in de blog van I Love My Garden.
Onkruid is hartstikke veelzijdig en smakelijk
“Weeds are flowers too, once you get to know them”
A.A. MILNE
Eetbare planten op balkon of dakterras
Je hoeft niet over een tuin te beschikken om te kunnen oogsten van je eigen planten. Zo kun je frambozen en bessenstruiken prima in een pot planten. Er zijn ook steeds meer zogenaamde âpatioboompjesâ verkrijgbaar: kleine, traaggroeiende fruitboompjes met relatief veel oogst voor in een pot. Ook kun je denken aan hangpotten, railing bakken en (staande) mini moestuinbakken. Vul de potten en bakken met goede kwaliteit potgrond en geef door het seizoen heen voldoende voeding of compost. Houd bij het kiezen van je planten rekening met de hoeveelheid zon en wind. In deze blog vind je specifieke tips voor het aanleggen van een voedselbos(je) op je balkon.
Advies nodig?
Uiteraard denkt ons team graag met je mee bij de aanleg van je eigen eetbare tuin(tje). Ook vind je bij Steck alle benodigde materialen als grond, plantjes en zaden.
Als je in Utrecht woont, is de kans groot dat je geen voortuin hebt. Gelukkig kun je nog altijd een geveltuintje aanleggen. Dat is niet alleen leuk voor het oog, maar je maakt er veel beestjes blij mee en je helpt met het afvangen van regenwater. Dat is hard nodig, want door al die tegels in de stad kan het regenwater niet goed wegstromen. Bovendien zorgen geveltuintjes voor verkoeling in je huis en in je straat. Klinkt goed, toch? Aan de slag dus! Â
Hoe begin je?
Beginnen met een geveltuin is heel simpel: je licht een of twee rijen tegels uit de stoep, graaft een gat van 30 tot 45 cm diep en vult deze met tuinaarde. Daarna kun je gaan planten. De Gemeente Utrecht heeft een handig stappenplan geschreven voor het aanleggen van geveltuinen. Hier vind je ook een aantal voorwaarden waaraan je geveltuin moet voldoen (je mag er bijvoorbeeld geen hekje omheen zetten). En ook fijn: als je met een paar buren aan de slag gaat met het vergroenen van jullie straat, dan kun je er subsidie voor krijgen.
Welke planten kies je?
De keuze van je planten hangt in de eerste plaats af van de hoeveelheid licht die je geveltuin vangt. Heb je meer dan 5 Ă 6 uur zon per dag op je gevel? Kies dan voor zonminnende planten. Schaduwplanten willen niet meer dan 2 uur zon op een dag. Alles daartussen noem je halfschaduw. Utrecht Natuurlijk heeft een mooi lijstje met mogelijke planten voor in je geveltuin, ingedeeld op lichtbehoefte.
Zelf vinden we lavendel, muurbloem en hemelsleutel heel geschikt voor een zonnige geveltuin en tippen we purperklokje en akelei voor in de schaduw. Zie voor meer details onze blog op duurzameweek.nl. Denk ook eens aan bij- en vlindervriendelijke planten en/of aan eetbare planten!
Bij Steck vind je inspiratie en uiteraard alle plantjes voor in je geveltuintje.
Waar let je op bij het planten?
De grootste fout die de meeste geveltuinders maken is dat ze te veel planten bij elkaar zetten. De plantjes zijn nog klein in het begin, maar als ze groter worden gaan ze elkaar beconcurreren. Grote kans dat de helft van je planten dan het loodje legt. Let dus op de plantafstand die het plantenlabel aangeeft. Dompel je nieuwe planten eerst even met de wortels onder water voor je ze in je tuin zet. En als je een klimplant kiest, kijk dan of deze geleid moet worden, of dat ie zichzelf vasthoudt aan je gevel. En snoei bijtijds!
Een regenton bij je geveltuin, een win-win!
Tenslotte
Maak je een randje om je geveltuin, zorg dan dat deze aan de zijkanten laag is, zodat het regenwater van de stoep in je tuin kan lopen. Geef je planten op droge dagen in de zomer om de drie dagen water, dan houden ze het goed vol. Een mooi moment om ook een regenton aan te sluiten op je regenpijp! Zo help je nog beter met het opvangen van regenwater. Veel plezier met je geveltuin!Â
Dat onkruid tot een van de grootste ergernissen behoort onder tuiniers, blijkt wel uit ons zoekgedrag op Google: Woordcombinaties als âonkruid verwijderenâ, âonkruidbranderâ en âonkruidverdelgerâ worden gemiddeld vele duizenden keren per maand ingetikt. âOnkruidbranderâ zelfs wel 27.000 keer! Maar waarom ergeren we ons zo aan onkruid? Het zijn per slot van rekening ook planten. Alleen groeien ze op een plek waar wij ze niet willen hebben. Het is tijd om op een andere manier naar onkruid te kijken. We geven hieronder zes redenen om onkruid – of beter: wilde planten – lekker te laten staan!
1. Onkruid vertelt je iets over de voedingswaarde van je tuin
Aan de planten die ongevraagd in je tuin naar boven komen, kun je zien hoe het staat met de voedingswaarde van de bodem. Heb je veel brandnetels en zevenblad in je tuin? Dat is een teken van een voedselrijke bodem. Groeit er kamille? Dan heb je waarschijnlijk te maken een kalkarme grond. Dit is heel handig om te weten als je planten gaat kopen! Daarnaast weet je meteen wat je grond eventueel tekortkomt. Bij kamille weet je dat je bijvoorbeeld kalk zou kunnen strooien om je bodem te verbeteren. Kijk hier voor meer bodemindicatoren van verschillende (on)kruiden.
2. Onkruid maakt de bodem vruchtbaarder
Verschillende wilde planten hebben stevige wortels die ver de grond in gaan, zoals heermoes, paardenbloem, distels en smeerwortel. Hiermee maken ze kleine tunneltjes in de grond, die de bodem losser maken. Regenwater krijgt zo de kans om dieper de grond in te gaan en het bodemleven krijgt letterlijk weer zuurstof. Daarnaast halen deze wilde planten nuttige mineralen uit de diepere grondlaag naar boven en slaan deze op. Om die voedingsstoffen beschikbaar te maken voor andere planten, kun je de wilde planten gebruiken als compost. Gebruik dan alleen de stengels en het blad, niet de wortels of bloemknoppen en -zaden. Je kunt er ook plantengier van maken.
Met brandnetels kun je ontzettend veel. Van het trekken van plantengier tot het maken van soep.
3. Veel onkruid is eetbaar
Brandnetels, zevenblad, madelief, hondsdraf, paardenbloem: het zijn een paar voorbeelden van de lange lijst van wilde planten die je kunt eten. Er zijn veel boeken over eetbare (wilde) planten, met vaak lekkere recepten erbij. Zorg wel dat je zeker weet dat een plant eetbaar is, voordat je er enthousiast thee van trekt: er zijn natuurlijk ook giftige soorten. Permacultuur Nederland geeft handige tips.
âDodelijk de tuin waar onkruid niet gedijen mag.â
Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg (1976)
4. Verschillende typen onkruid helpen bij kwaaltjes
Vroeger werden planten veel meer gebruikt tegen allerlei kwalen. Er waren ook veel meer mensen die wisten welke kruiden je voor welke problemen kon inzetten. Zo werd Robertskruid in de 17e eeuw gebruikt voor huiduitslag en oog- en mondontstekingen. En van kamille is het wetenschappelijk bewezen dat het helpt bij onder andere maagproblemen en het verlichten van stress.
5. Onkruid is goed voor de biodiversiteit
Bijen en vlinders hebben een grote diversiteit aan (wilde) planten nodig om te kunnen overleven. Rupsen zijn bijvoorbeeld bijzonder kieskeurig wat betreft hun voedsel! De planten die zij eten, worden waardplanten genoemd. Voorbeelden daarvan zijn brandnetels, zuring en distels. Op de website van de Vlinderstichting vind je een lijst van waardplanten die de rupsen in ons land nodig hebben om te kunnen ontpoppen tot prachtige vlinders. Bijen hebben weer andere planten nodig, drachtplanten genoemd. Door sommige wilde planten bewust te laten staan help je bijen en vlinders. En als je die helpt, dan help je ook weer andere organismen in het ecosysteem.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.