Kamerplanten stekken: zo laat je stekjes van (bijna) elke plant goed groeien

verschillende transparante glazen vaasjes met daarin stekjes van verschillende kamerplanten

Monstera’s, bananenplanten of pannenkoekplanten stekken? Of wil je babyplantjes van die ene mooie cactus of aloë vera? Voor het stekken van kamerplanten zijn er verschillende manieren. In deze blog lees je over kopstekken, stengelstekken en bladstekken. Klaar om je huis om te toveren tot een plantenwalhalla? 

Deze kamerplanten kun je stekken

In principe kun je elke kamerplant stekken, als de plant maar gezond is. Leef je uit! Maar let op: de manier waarop je stekken maakt, hangt af van de plant. Van de Rhipsalis, Monstera, Schefflera, Philodendron, Dracaena en Peperomia bijvoorbeeld laat je de kop, het topje dus, wortelen. En van het Kaaps viooltje, de bladbegonia, Sansevieria en Peperomia stek je het blad. Stengelstekken kun je doen bij de Ceropegia, Epipremnum, Hedera en Tradescantia. 

Hoe werkt stekken?

Hieronder lees je stap voor stap hoe je van moederplantjes prachtige nakomelingen maakt.  

In de winkel van Steck Utrecht vind je handige instructieboekjes voor alle verschillende manieren om te stekken

Kopstekken

Een van de meest bekende én makkelijkste manieren om te stekken is kopstekken. Je knipt of snijdt dan de bovenkant van de plant, de kop, af. Zoek bij een gezonde plant naar een scheut van ongeveer 10 centimeter met een paar blaadjes eraan. Snijd deze net onder een bladknop af. Dit is het plekje waar een nieuw blaadje uit zou groeien. Je hebt nu een stengel met een topje en wat blad eraan. Haal de onderste blaadjes weg. Doop de stek eventueel in een beetje stekpoeder en steek hem in een potje met stekgrond. Geef een scheut (regen)water. Dek eventueel het potje af met folie of een plastic zakje. Zo houd je de luchtvochtigheid op peil. Als de stekjes geworteld zijn, kun je ze na ongeveer vier weken verpotten in grotere potjes met gewone potgrond.

Stengelstekken

Bij stengelstekken maak je meerdere stekjes uit één plantenstengel. Zo krijg je er lekker veel. De stekjes hebben geen ‘kop’. Zo werkt het: snijd een lange, volgroeide stengel met veel blaadjes eraan af, net onder de bladknop. Snijd de stengel in verschillende stukken. Zorg daarbij dat elke stek minstens één blad heeft en een bladknop waaruit de wortels zich kunnen ontwikkelen. Doop de stekjes eventueel in een beetje stekpoeder en steek ze in aparte potjes met stekgrond. Geef een scheut (regen)water en voorkom dat de stekjes de komende weken uitdrogen. Dek eventueel de potjes af met een plastic zakje of zet ze in een kweekkasje. Als ze geworteld zijn, verpot je ze na ongeveer vier weken in grotere potjes met gewone potgrond.

Bladstekken

Van sommige planten kun je het blad stekken. Dit kan op twee manieren: mét of zonder steel.

Zonder steel: Snijd een blad van een gezonde plant. Maak aan de onderkant overdwars inkepingen in de nerven. Leg het blad met de inkepingen onder plat in een pot met potgrond. Zorg dat het blad de aarde goed raakt (leg er bijvoorbeeld steentjes op). Dóór het blad heen zullen nieuwe plantjes verschijnen. Als deze ongeveer 5 cm zijn, zet je ze voorzichtig in een nieuw potje. 

Met steel: Snijd een blad met steel van een gezonde plant. Doop de steel eventueel in wat stekpoeder. Steek de steel in een potje met stekgrond. Je kunt meerdere stekjes in één potje zetten. De plantjes die opkomen, zet je in een eigen potje.

Wanneer kun je het beste stekken

De beste periode om planten te stekken is het voorjaar. In de lente is er voldoende licht voor de stek om zich te ontwikkelen. Vermijd wel direct zonlicht.

Stekjes kopen en ruilen in Utrecht

Wil je eerst beginnen met een kant-en-klare stek? Check je lokale plantenbieb of vraag rond bij familie, buren en vrienden. Of sluit je aan bij een stekjesruilplatform, ruil met andere plantenliefhebbers of kom langs bij Steck. Hier vind je ook stekgrond, vloeibare plantenvoeding en stekpoeder, dat de groei van planten stimuleert. 

Met deze tips móet het lukken om een weelderige plantencollectie te laten groeien!

Waarom kamerplanten? 5 voordelen van groen in huis

een mooie caladium, kamerplant

Er zijn zo veel mooie planten op de wereld! Een deel daarvan doet het goed in je huiskamer. Planten zijn niet alleen mooi, ze hebben ook veel andere bijzondere eigenschappen waar je je voordeel mee doet. Lees hier waarom het een goed idee is om kamerplanten in huis te halen.

1. Planten maken je blij

Dat (zo goed als) iedereen blij wordt van planten, is aangeboren. Biophilia heet dat. Een groene omgeving, daar worden we blij van. De variatie in patronen vinden we aantrekkelijk, in de natuur, en ook in ons eigen huis. Diepgroen, wijnrood, gespikkeld of gestreept: met hun prachtige bladeren, stengels en stelen geven planten je huis net dat extra’s. Door je planten te combineren met een mooie pot laat je je persoonlijkheid spreken. Je kunt alle kanten op.

2. Planten dragen bij aan gezonde lucht

Planten maken zuurstof, essentieel voor alle levende wezens op aarde. Dat doen ze ook nog eens op basis van een gas waar wij niks aan hebben: CO2. Kan het nog geweldiger? Ja! Planten kunnen ook nog eens schadelijke stoffen uit de lucht halen, ontdekte NASA. Planten zuiveren onder andere benzeen of formaldehyde uit de lucht, stoffen die bijvoorbeeld uit de lijm van meubilair kunnen ontsnappen.

Toegegeven, om de lucht in je huis te zuiveren heb je behoorlijk veel planten nodig, blijkt uit onderzoek van de Keuringsdienst van waarde. Het ventileren van je huis heeft meer effect op de luchtkwaliteit in je huis. Veel planten én je raam dagelijks even openzetten is een mooie combinatie.


3. Planten laten je verwonderen 

Je hebt een tijdje je planten niet goed bekeken, en wat blijkt? Je plant is opeens twee keer zo groot geworden, is tegen de muur op gaan klimmen of heeft een prachtig nieuw blad gemaakt. Verrassing!

Ook als je planten schijnbaar stil lijken te staan, kan het goed zijn dat er in de pot van alles gebeurt, zoals de aanmaak van nieuwe wortels. Planten zijn levende wezens die continu in beweging zijn. In de winter doen de meeste planten het wat rustiger aan. Zodra de dagen weer langer worden, zie je dat planten ook langzaam weer wakker worden. Opeens zit er een knop aan je orchidee of een nieuwe scheut aan je gatenplant.

Sommige planten kun je zelfs zien bewegen. Planten als de Marantha (bidplant), Calathea en Oxalis klappen ‘s nachts hun blaadjes op en klappen ze overdag weer open. Bekijk dit filmpje maar eens.

4. Planten leren je van alles over de natuur

Planten zijn een weerspiegeling van hun natuurlijke habitat. Haal je een plant in huis, dan komt ook de natuurlijke habitat van die plant mee. Zo zijn de scherpe stekels van de cactus bedoeld om zijn waardevolle wateropslag te beschermen tegen dorstige dieren in een droge woestijn. En kunnen behaarde blaadjes van planten een teken zijn dat ze in het wild op winderige plekken groeien. De haartjes vormen een barrière waardoor water minder snel uit het blad verdampt.

En ken je de gaten in het blad van de gatenplant Monstera Deliciosa? In een dichtbegroeid oerwoud waar het vochtig en warm is, is er een constante strijd tussen planten om genoeg licht op te vangen. De gaten van de Monstera zijn er waarschijnlijk zodat de plant optimaal licht kan opvangen zónder daarvoor een groter bladoppervlak te hoeven maken (wat veel energie kost en kwetsbaar is). 

5. Planten kun je delen

Van de meeste planten kun je er makkelijk meer maken door het nemen van stekjes, of het opdelen van de plant. Op die manier kun je je favoriete plant ruilen of weggeven. Zo maak je ook een ander blij, zonder dat je je hele plant weggeeft. En daarna groeit ‘ie gewoon weer door!

De graslelie is bij uitstek geschikt om te delen: ze maken super snel nieuwe stekjes, zijn makkelijk te verzorgen én groeien als een tierelier.

Benieuwd welke plant het beste bij jou past? Kom langs bij Steck voor uitgebreid plantenadvies. In onze Kamerkas vind je heel veel mooie, bijzondere kamerplanten.

7 tips om je orchidee opnieuw te laten bloeien

phalaenopsis orchidee in bloei

Je kent het wel: je valt als een blok voor een orchidee. Een paar weken geniet je elke dag van de kleurenpracht, maar op een dag beginnen de bloemetjes een voor een uit te vallen. Wat overblijft, is een zielige verzameling bladeren met een droog takje in het midden. Sommige mensen gooien de plant op dat moment weg, maar dat is helemaal niet nodig! In deze blog vind je 7 belangrijke tips om je orchidee opnieuw te laten bloeien:

1. Ken de naam van je orchidee

Er zijn heel veel soorten orchideeën, een stuk of 28.000. En elke soort heeft haar eigen gebruiksaanwijzing. De orchidee die je het meest tegenkomt in tuincentra en supermarkten, is de Phalaenopsis. De tips in deze blog zijn vooral van toepassing op deze soort. Heb je een andere orchidee? Neem dan eens een kijkje op het Youtube kanaal van MissOrchidGirl voor meer tips.

2. Houd rekening met de seizoenen

De meeste orchideeën bloeien maar 1 of 2 keer per jaar. Als jouw orchidee net is uitgebloeid, kan het even duren voordat ze weer opnieuw bloeit. Het voordeel is wel dat als ze bloeit, je ook meteen meerdere weken, en soms maanden, van de bloemen geniet.

3. Knip de oude bloemstelen helemaal onderaan af

Sommige mensen raden je aan om een uitgebloeide steel af te knippen tot boven het 3e ‘oogje’. Op die manier stimuleer je de orchidee om opnieuw te gaan bloeien. Vaak lukt dat inderdaad. Het kost de orchidee alleen wel veel energie om meteen na de vorige bloei nieuwe bloemen te maken. Als je de orchidee ‘dwingt’ om nog een keer te gaan bloeien, houdt ze minder energie over voor het maken van bladeren en wortels. En die zijn nou juist belangrijk voor een gezonde plant én voor de volgende bloei! Daarom kun je beter de oude bloemstengel helemaal onderaan afknippen. Zo weet de orchidee dat het tijd is om energie te steken in de bladeren en wortels.

4. Zorg voor genoeg licht

Ook al groeien orchideeën in het wild in de schaduw van andere planten, ze bloeien het mooist als ze genoeg licht krijgen. Te weinig licht en je krijgt weinig of geen bloemen. Dat betekent niet dat je orchidee elke dag moet bakken in de zon, maar een beetje direct zonlicht gedurende de dag geeft de orchidee energie om bloemen te maken. Een plekje waar in de ochtend of de namiddag zon op valt, is perfect.

Orchideeen in het wild
De natuurlijke habitat van de orchidee: op boomstammen, tussen het mos en varens

5. Niet te weinig, en niet te veel water

Orchideeën groeien in het wild op boomstammen. Daar ‘plakken’ ze met hun wortels tegenaan en vangen het water op dat langs de bomen naar beneden sijpelt. De boom heeft  geen last van de orchidee. De wortels van een orchidee groeien niet in de aarde en staan in direct contact met de lucht. Door die ventilatie drogen de wortels relatief makkelijk op.

Voor jouw orchidee betekent dat dat ze het liefst niet te nat staat. Als je twijfelt: liever wat te droog dan te nat. Zie je dat de bladeren gaan rimpelen en slap worden? Dan is het tijd voor een slokje water. Je orchidee extra verwennen (en verleiden tot meer bloemen)? Voeg in de lente en zomer wat orchideeënvoeding toe aan het water. Die voeding vind je bij Steck op de meststoffenafdeling.

6. Gezonde wortels doen wonderen

Benieuwd of je orchidee bloemen gaat geven? Check de wortels! Gezonde wortels zijn zilver als ze droog zijn en groen als ze nat zijn. Ze voelen stevig aan als je er in knijpt. Wortels die actief aan het groeien zijn, hebben groene of rozige groeipunten. Hoe meer wortelgroei, hoe waarschijnlijker het is dat je orchidee blij is en bloemen kan geven. Ook als je orchidee nog niet in bloei is, heb je dus iets om naar uit te kijken. Gezonde wortels zijn een voorbode van mooie bloemen!

Te veel water en een potgrond die niet luchtig genoeg is, resulteert al snel in wortelrot. De wortels worden dan grijs of zwart, en voelen hol aan. Zet een orchidee daarom nooit in normale potgrond, dat bevat veel te weinig lucht en blijft te lang nat. Om het ons makkelijker te maken bestaat er speciale potgrond voor orchideeën, dat is vaak een mix van boombast en luchtige vezels. Die potgrond vind je bij Steck op de potgrondafdeling. Je kunt ook uitsluitend boombast gebruiken.

Een bloeiende orchidee in het wild met gezonde wortels
Een wilde orchidee op een boomstam. Met gezonde, groene wortels

7. Zorg voor de juiste temperatuur

De meeste orchideeën groeien actief in de zomer. Dan maken ze nieuwe bladeren en wortels. Zodra het een tijdje wat kouder is, gaan orchideeën over tot het maken van bloemen. Tussen het verschijnen van een nieuwe bloemstengel en het uitkomen van de bloemen kan gerust drie maanden zitten. Je moet dus best wat geduld hebben om je orchidee opnieuw te laten bloeien.

Heb je een huis met een vrij constante temperatuur door het jaar heen? Probeer dan je orchidee in de herfst een tijdje op een wat koelere plek te zetten. Een plekje op de vensterbank, bij het raam, is soms wat koeler. Of misschien in een kamer die je in de winter minder verwarmt. Laat de orchidee daar staan tot je het begin van een bloemstengel ziet verschijnen. Op dat moment kun je de orchidee weer in een warmere kamer zetten. Let op dat de temperatuur niet veel lager dan 15 graden is, dat is voor een orchidee iets te koud.

Het verschil tussen een bloemstengel en wortels van een orchidee
Op deze afbeelding zie je een nieuwe bloemstengel (groen) en gezonde wortels (zilverkleurig).

Bloeiende orchideeën vind je het hele jaar door. Dat komt doordat de kweker de temperatuur in de kassen verlaagt, daardoor denkt de orchidee dat het tijd is om te bloeien. Het kan zijn dat je nieuwe orchidee daarom een beetje in de war is met de seizoenen; waar ze eigenlijk hoort te bloeien in het voorjaar, bloeit ze misschien al in het najaar. Dat is helemaal niet erg, je zal zien dat als je de orchidee wat langer hebt, ze zich langzaam aanpast aan de seizoenen.

Denk je nou: Jeetje, wat duurt het lang om mijn orchidee opnieuw te laten bloeien? Zorg dan voor een paar ‘gezelschapsplanten’. Die zet je naast of om je orchidee heen, zodat je orchidee wat aantrekkelijker is om naar te kijken wanneer er geen bloemen zijn. Én tegelijk zorgt een groepje planten ervoor dat de luchtvochtigheid wat hoger is rondom de orchidee, dat kan ze erg waarderen!

In onze Kamerkas vind je altijd Phalaenopsis orchideeën, van de klassieke witte tot mini’s. Daarnaast hebben we een wisselend aanbod, bijvoorbeeld een van onze favorieten: de geurende Phalaenopsis. Ook hebben we vaak Oncidiums, Cattleya’s, Jewel orchids, Cymbidiums, Dendrobiums, venusschoentjes (Paphiopedilum) en andere soorten.

Een uitgebloeide Phalaenopsis orchidee tussen kamerplanten
Een uitgebloeide Phalaenopsis orchidee tussen gezelschapsplanten

Maak een feest van je kamerplanten

Heb je geen plek voor een kerstboom, of wil je geen kerstboom? Dan kun je natuurlijk ook gewoon je kamerplanten versieren! Hartstikke leuk om te doen en je geniet er elke dag van. We geven je wat inspiratie en tips om het zodanig te doen dat je planten er zo min mogelijk last van hebben.

Ook leuk voor na de Kerst

Veel van je kamerplanten – zowel grote als kleine – laten zich prima omtoveren tot gezellige winterboom. Eentje met lampjes en leuke decoratie in een winters thema. Zo houd je de gezelligheid nog wat langer vast, ook na de feestdagen.

Verrassend materiaalgebruik

Helaas kan niet zomaar alles je kamerplant ingehangen worden. Zo loop je met ophanghaakjes het risico om je plant te verwonden en moet je ook oppassen met zwaardere decoraties. Je wilt natuurlijk niet dat je plant hierdoor gaat hangen en zijn mooie vorm verliest. Bij Steck kun je terecht voor geschikte versiering voor je kamerplant-transformatie. Wat te denken van de vilten decoratie van Felt So Good en Sjaal met een Verhaal? Of de fairtrade slingers en ballen van Colours of the Chars?

Geschikte kamerplanten

Om te bepalen welke van je planten geschikt zijn om een tweede functie te geven als kerstboom/winterboom, kun je het beste kijken naar soorten met een dikke(re) stam, stevige bladeren en veel vertakkingen. Symmetrische planten doen het daarbij vooral erg goed. Wij zijn groot fan van een palm, de kamerden en ficussen als kerstboom 2.0. Maar ook met een gatenplant, calathea of polyscias kun je prima uit de voeten.

Zorg goed voor je kamerplantenboom

Het is ook ‘s winters heel belangrijk om goed voor je – tot gezelligheidsplant omgetoverde – kamerplant te blijven zorgen. Zet hem niet in het donkerste hoekje van de kamer (‘want dat staat zo gezellig’), maar geef je planten in dit jaargetijde zo veel mogelijk licht. Dit helpt hen bij de fotosynthese, een essentieel proces om de plant in goede gezondheid te houden (en te laten groeien in het voorjaar). Anders tips voor het verzorgen van je kamerplanten in de winter vind je in deze blog.

Lookbook

Behoefte aan wat inspiratie voor je zelf aan de slag gaat? Hieronder vind je een paar voorbeelden van decoratie die je ook bij Steck vindt. Deel je creatie met #steckutrecht. Veel succes!

Hoe verzorg je een cactus in de winter?

Handen die met wat modder uit een emmer een cactus pot vullen

Net als andere planten heeft een cactus in de winter een andere verzorging nodig dan in het groeiseizoen. Een cactus heeft vooral rust nodig in de koude maanden. Met een goede winterrust zal je cactus – afhankelijk van de soort – je belonen door te bloeien in de lente. Maar wat is dat precies: een goede winterrust? Hieronder vind je 5 verzorgingstips!

1. Zet je cactus op een koelere plek

Vanaf oktober verhuis je je cactus naar een koelere plek in huis. Het beste is een ruimte waar de temperatuur zo’n 10 tot 12 graden blijft. Dat is bijvoorbeeld in een garage of een kamer in huis waar de verwarming niet aangaat. Let erop dat er genoeg daglicht in de ruimte komt. 

Een paar mooie cactussen in aardewerken potjes

2. Laat de potgrond uitdrogen vanaf november

De cactus komt van oorsprong uit Mexico. Inmiddels zijn er meer dan 3000 soorten, die in het wild groeien in heel Amerika. Ook in Europa komen wilde cactussen voor, bijvoorbeeld rond het Middellandse Zeegebied. Ze groeien voornamelijk op plekken waar lange droge periodes zich afwisselen met minder droge periodes. Probeer deze cyclus thuis na te bootsen. Geef in oktober nog één keer een beetje water. Vanaf november geef je geen water meer. Een cactus in rust neemt geen water op, maar spreekt heel langzaam zijn opgeslagen watervoorraad aan.  

Handen die met wat modder uit een emmer een cactus pot vullen

3. Hou je cactus in de gaten

Het is normaal dat je cactus een beetje krimpt in de winter. Dat komt doordat hij het water uit zijn eigen cellen verbruikt en geen nieuw water opneemt. Er zijn erg veel verschillende soorten cactussen en ze doen dit allemaal op een eigen manier. Heb je het idee dat je cactus wel heel erg verschrompeld is, geef dan toch een extra slokje water.

4. Let op met kleine cactusjes

Kleine cactusjes hebben niet zo’n grote watervoorraad. Waarschijnlijk moet je deze af en toe wel een beetje water geven in de winter. Let er bij deze cactusjes extra goed op of ze niet te veel verschrompelen of rimpelen.

Cactussen in een tableau onder de bladeren

5. Verplaats je cactus in de lente

In maart zet je je cactus weer terug op zijn zonnige plek. Door de warme zonnestralen wordt je cactus vanzelf actief. De wortels gaan weer water opnemen. Als je geluk hebt, trakteert je stekelige vriend je in de lente of zomer ook nog eens op prachtige bloemen! Ook dit is afhankelijk van de soort. Vanaf maart begin je weer met water geven. Doe dit eens in de twee tot vier weken met een flinke plens. Tussendoor laat je de grond helemaal opdrogen. Zo heeft je cactus het ‘t liefst.

Cactussen opstelling in de kamerkas van Steck

Wil je je cactuscollectie uitbreiden? Bij Steck vind je de mooiste soorten! Van bolvormige Echino’s en bloeiende Mammillaria tot de statige, zuilvormige Cereus. En nog veel meer!

10 tips om je kamerplanten te verzorgen in de herfst en de winter

In de winter is het vroeg donker. De zon staat overdag lager en straalt minder krachtig dan in de zomer. Net zoals wij ons terugtrekken met een dekentje op de bank, hebben planten ook meer behoefte aan rust in deze periode. Dat betekent dat je anders voor je planten moet zorgen dan in de zomer. Dat is belangrijk, want anders is de kans groot dat een aantal van je groene vrienden de volgende lente niet halen. Hieronder vind je tien tips waarmee je planten, net als jij, niets tekortkomen tijdens de donkere dagen.

1. Laat ze meer met rust

Net als veel dieren gaan ook veel planten in een soort winterrust. De dagen zijn korter en het licht is minder fel overdag. Doordat er minder licht is, remt de fotosynthese af. Planten produceren daardoor minder energie om actief te zijn. Het verzorgen van je planten moet in de winter daarom een tandje omlaag en daarmee begin je al in de herfst. Je planten wíllen niet groeien, dus doe daar dan ook je best niet voor. Sommige planten groeien tijdelijk zelfs helemaal niet. Dat je in deze periode wat bladuitval ziet, is vaak niet erg, zolang het niet te veel bladeren zijn.  

2. Let op de lichtinval

Doordat de zon lager staat in de winter, kan het zijn dat een plant die in de zomer behoorlijk wat licht ontving, nu ineens de hele dag in de schaduw staat. Als het een plant is die afkomstig is uit de tropen, dan vindt hij dat meestal niet zo fijn. Hij laat dit merken door zijn blad te verliezen. Kijk of je dit exemplaar op een lichter plekje kunt zetten, zodat je alsnog tegemoetkomt aan zijn lichtbehoefte. 

Een plant die halfschaduw staat in de zomer, kan in de winter min of meer in het donker komen te staan. Alle bladeren worden langzaamaan flets en geel en vallen op den duur uit.  Nieuwe blaadjes komen niet meer goed door en de stengels hangen slap. Dat zijn allemaal signalen van te weinig licht. Zet ook zo’n plant dichter bij natuurlijk licht. Een plant die in de zomer op het noorden of het oosten staat, mag in de winter zelfs best op het zuiden. Zet hem, zodra de eerste sterkere zonnestralen doorbreken in de lente, wel weer gauw terug op zijn oude plek. Anders verbranden de bladeren. 

Kijk hier voor 5 kamerplanten voor donkere hoekjes

3. Geef minder – en zeker geen koud- water

Planten hebben in de winter echt minder water nodig. Ga over naar één keer in de week water geven (in plaats van bijvoorbeeld twee keer in de week in de zomer). Planten die al minder frequent water nodig hadden, geef je per keer wat minder. 

Cactussen kun je gerust nóg minder water geven, zij zijn gewend om hun watervoorraad aan te spreken vanaf het najaar. De meeste cactussen kun je zelfs helemaal droog laten staan. Als je favoriete cactus nou heel erg gaat verschrompelen en/of krimpen, geef hem dan toch een klein slokje water. In de lente begin je weer met het opbouwen van de watergift. 

Twijfel je of een plant water nodig heeft? Steek dan je vinger 4 cm diep in de aarde. Als het daar nog vochtig voelt, wacht dan even met water geven. Pas hoe dan ook op met gedachteloos water geven. Geef planten ook geen water direct uit de kraan of van buiten. Het water is dan echt te koud. Laat het water eerst op kamertemperatuur komen. Een koude douche in de winter vindt niemand fijn, ook je planten niet.  

4. Laat plantenvoeding achterwege

Doordat er in de winter minder fotosynthese plaatsvindt, is een plant veel minder actief in deze periode. De wortels doen bijvoorbeeld niet zo veel, behalve de plant aarden en wat water opnemen voor de celspanning. Extra voeding blijft gewoon in de grond zitten, en daar doet het vervolgens meer kwaad dan goed. Ga je toch stug door met wekelijks plantenvoeding geven, dan heb je kans dat de wortels van de plant beschadigd raken door het teveel aan voedingsstoffen in de aarde. Ze gaan dan in het slechtste geval een onwenselijke chemische verbinding aan met andere aanwezige stoffen, waardoor wortels bijvoorbeeld kunnen verzuren. Kortom: plantenvoeding geef je alleen als ze extra voeding nodig hebben en dát is in de lente en de zomer. 

5. Zorg voor een goede luchtvochtigheid

We zetten onze verwarming lekker hoog zodra het kouder is, maar daardoor wordt de lucht in huis een stuk droger. De ideale luchtvochtigheid in huis ligt tussen de 40% en 60%. Dat vinden niet alleen onze ogen en huid fijn, maar planten ook. Veel van onze kamerplanten zijn afkomstig uit in tropische gebieden waar het juist heel vochtig is. 

Het is handig om een hygrometer in huis te halen, waarop je ziet hoe het met de luchtvochtigheid in je huiskamer is gesteld. Bij een te laag percentage zijn er allerlei dingen die je kunt doen om de luchtvochtigheid omhoog te brengen. Zo kun je van die ouderwetse waterbakjes aan je verwarming hangen (of bakjes met water los op je verwarming zetten), of je kunt een elektronische luchtbevochtiger aanschaffen. Je kunt ook je planten wat dichter bij elkaar zetten. Het weinige water dat de een verdampt, kunnen andere planten weer opnemen. Zo creëer je een mini-ecosysteempje. Wat ook helpt, is je planten regelmatig – liefst wekelijks – een sproeibeurt geven. Overigens moet je Begonia’s en planten met fijne haartjes op hun blad dan echt overslaan. Die krijgen hier lelijke plekjes van op hun blad. Vetplanten en cactussen hoef je ook niet te besproeien, liever niet zelfs. 

6. Zet je planten niet direct op de verwarming

Niet alleen droge lucht is een probleem voor planten in de winter. Ook stralingshitte van bijvoorbeeld de haard, kachel of verwarming is een gevaar voor je planten. De warmte is voor veel planten niet het echte probleem, maar de grote schommelingen in temperatuur wel. Planten met veel blad die direct boven of vlak bij een warmtebron staan, krijgen steeds een groot temperatuurverschil te verwerken als de verwarming in de ochtend of aan het einde van de dag aanslaat. Vetplanten en cactussen kunnen hier beter tegen, maar we raden aan alle planten die geen cactussen of vetplanten zijn in de winter uit de buurt te houden van alle warmtebronnen. 

Heb je geen mogelijkheid om je planten te verplaatsen en laat je ze toch boven de verwarming op de vensterbank staan, plaats dan een bakje met water naast je plant of op de vloer. Dat komt de luchtvochtigheid enigszins ten goede. Let er wel op dat er geen levende delen van de plant direct in aanraking komen met de verwarming. Die verbranden.

7. Zet ze ook niet op de tocht

Planten verafschuwen tocht. In de herfst en winter is het verschil in temperatuur tussen binnen en buiten groter dan in de zomer. Heb je enkelglas, haal dan je planten weg uit de vensterbank en zet ze (tijdelijk) op een tafeltje in de buurt van het raam. Dan hebben ze dezelfde hoeveelheid licht, zónder de tocht. Zij blij, jij blij. 

8. Controleer op plantenplagen

Op plantenplagen controleren doe je het hele jaar door. Ook als de zomer voorbij is dus. Hoewel veel insecten (en schimmels) niet van winterse temperaturen houden, houden ze zeker wel van onze broeierige, droge binnenruimtes. Wanneer je planten binnenhaalt die je in de zomer buiten hebt gehad, let dan ook even goed op of je geen luis of spint mee naar binnen haalt. Die kans is best groot. Het blijft helaas, ook in in de winter, een beetje opletten geblazen. 

9. Stel verpotten uit tot in de lente

Voor een plant is verpot worden een behoorlijk stressvolle bedoening. Wortels raken beschadigd en het herstel hiervan kost een plant veel energie. Door het gebrek aan zonlicht heeft hij daar in dit donkere seizoen weinig van. Voor verpotten kun je dus beter die eerste heerlijke zonnestralen afwachten, dan mag je weer. 

10. Raak niet in paniek (raak nóóit in paniek!)

Mocht je nu ondanks al je goede zorgen toch nog dorre bladeren aantreffen bij je planten of zien ze er niet zo fris uit als je gehoopt had, raak dan niet meteen in paniek. Veel planten kunnen best wat hebben. Ze hebben het dan gewoon moeilijk, maar ze gaan niet meteen dood. Blijf kalm en doe geen gekke dingen. Je zult zien dat een plant, net als veel mensen, zich in de lente weer herpakt. Ook voor een plant geldt: een goede (winter)slaap doet wonderen.

Steck heeft een uitgebreide collectie kamerplanten én de mooiste potten waarin je ze kunt laten shinen. Kom snel een kijkje nemen op Gageldijk 3 in Utrecht!

5 kamerplanten voor donkere hoekjes

Kentia

Alle planten hebben licht nodig om te groeien. Groeien doen ze door middel van fotosynthese. Licht is superbelangrijk voor een blije plant. Maar welke plant moet je kiezen als er niet zo veel licht beschikbaar is?

Gelukkig voor ons zijn er veel soorten kamerplanten die genoegen nemen met weinig licht. Planten die in de natuur ook al op een schaduwrijke bosgrond groeien, voelen zich in een donker hoekje prima thuis. Hieronder stellen we 5 kamerplanten aan je voor die maar weinig licht nodig hebben.

Asplenium of ‘nestvaren’

1. Varen

Varens zijn de koning(inn)en van de schemer. In het wild groeien ze vaak op de met mos bedekte bodem van dichtbegroeide bossen. Hier vangen ze weinig licht. Ze komen voor in vele soorten en maten: van mini-varentjes in de vorm van hartjes tot gigantische groene toeven. Sommigen hebben net wat meer licht nodig dan anderen. De varen die echt het beste tegen weinig licht kan, is de Asplenium. Ook de hertshoornvaren kan goed wat donkerder staan. 

Varens vinden het absoluut niet fijn om uit te drogen. Als je een varen in huis haalt, let er dan op dat deze genoeg water krijgt. Niet alleen houden varens van een licht vochtige bodem, ook gedijen ze een stuk beter in een vochtige omgeving. Zet een varen dus niet in de buurt van je verwarming en zorg voor een goede luchtvochtigheid. Zéker in de winter. Het kan zijn dat ze na aankoop even moeten wennen aan je huis. Dat komt doordat de lucht vaak wat droger is dan in de bossen waar ze oorspronkelijk groeien. Als je zorgt dat ze nooit uitdrogen, passen ze zich meestal vanzelf weer aan.

2. Sansevieria

Sansevieria’s zijn makkelijke planten. Ze vinden het niet erg om in een donker hoekje te groeien. Ze leven in het wild op droge, steenachtige grond. In hun vlezige bladeren slaan ze water op. Ze vergeven je als je ze per ongeluk een keertje overslaat bij het watergeven. Sterker nog, als je Sansevieria op een donker plekje staat, heeft deze echt maar weinig water nodig. Op het moment dat de bladeren een beetje beginnen te rimpelen, en de grond helemaal droog is, voeg je weer een scheutje toe. 

Sansevieria’s bestaan in verschillende patronen en kleuren. Van melkachtig wit tot fel gestreepte bladeren. Als je er eenmaal eentje hebt, wil je ze allemaal sparen!

3. Aglaonema

Mooie patronen vind je ook bij de Aglaonema. Met strepen of vlekken in groen, grijs of zelfs roze en paars, zijn de grote bladeren een aanwinst voor je huiskamer. Aglaonema’s groeien van origine in tropische wouden, in de schaduw van andere begroeiing. Het blad komt direct uit de grond en wordt niet hoger dan een meter. In huis groeien ze dus ook prima in een donkerder hoekje. Zelfs op vier à vijf meter afstand van een raam op het zuiden doen ze het goed. Dat geldt vooral voor de groen-grijze soorten. De echt kleurrijke exemplaren hebben meer zonlicht nodig om hun kleur te behouden. 

Aglaonema’s doen niet moeilijk over wat meer of minder water. Zolang ze maar niet te lang met hun wortels in het water staan. In de zomer zijn ze op hun best in een licht vochtige grond. In de winter laat je de grond even opdrogen tussen twee gietbeurten in. 

4. Scindapsus (Epipremnum)

Zoek je een hangende plant voor een schaduwrijk plekje? Dan is de Scindapsus jouw plant. Of wil je juist een klimmende plant? Dat kan de Scindapsus ook! Als je jouw Scindapsus laat hangen, blijven de blaadjes wat kleiner. En als de Scindapsus ergens tegenaan kan klimmen, worden haar bladeren juist groter. In het wild groeien ze vaak in vochtige bossen tegen een boomstam aan, op weg naar het licht. De Scindapsus houdt niet van natte voeten, beter iets te droog dan te nat. Geef pas water als de blaadjes een beetje beginnen te krullen, dan zit je goed.

Er zijn verschillende soorten Scindapsus. De meest voorkomende zijn de Scindapsus Pictus, Scindapsus Trebie en Scindapsus Moonlight. Die hebben allemaal net even een andere zilveren tekening op hun bladeren. De Scindapsus Aureum is de sterkste en meest verkochte hang- en klimplant.

5. Kentia

Deze weelderige palm gedijt heel goed op een donker plekje in je huis. De Kentia (Howea forsteriana) groeit van nature alleen op Lord Howe eiland, dat ligt tussen Australië en Nieuw-Zeeland. Door de geïsoleerde ligging zijn hier bijzondere plantensoorten ontstaan, waaronder dit prachtige exemplaar. De frisgroene bladeren waaieren als een paraplu uit in de ruimte. Daardoor krijg je al snel een jungle-gevoel in huis. 

Vergeleken met andere palmen kan de Kentia vrij donker staan. Heb je het idee dat de plant na een tijdje geen nieuw blad meer aanmaakt? Plaats hem dan iets dichter naar het raam toe. Wordt het blad geel, zet hem dan wat donkerder. Op een licht vochtige grond gedijt de Kentiapalm het best. En in de winter krijgt ‘ie graag af en toe een sproeibeurt als de lucht binnen erg droog is. 

Bovenstaande planten vind je bij Steck samen op één tafel in de Kamerkas. Lekker makkelijk! Er zijn nog veel meer planten die minder licht nodig hebben. Vraag gerust een medewerker om advies. En lees hier hoe je je nieuwe planten het beste verzorgt in de winter.

De Chamaedorea (of Mexicaanse Dwergpalm)

Je planten verzorgen tijdens je vakantie

Je planten verzorgen tijdens je vakantie

5 tips om je planten water te geven terwijl je er niet bent

De vakantie komt er weer aan en oh, wat hebben we er zin in! Maar wat te doen met je planten? Hoe ga je ze van water voorzien als je een paar weken weg bent? We geven 5 tips om je planten water te geven tijdens je vakantie zonder dat je steeds op en neer hoeft. Kun jij tenminste écht genieten van je uitzicht op de zee/bergen/bossen/ondergaande zon. 

1. Vraag iemand uit de buurt (liefst iemand met ‘plantenervaring’)

Als je iemand kent die je planten wil verzorgen, dan is dat absoluut de makkelijkste optie. Zet de gieter en alle planten bij elkaar in het zicht, zodat je buurman of je zus er geen speurtocht van hoeft te maken. Bedenk ook of je buitenplanten aandacht nodig hebben, bijvoorbeeld als er weinig regen wordt voorspeld of als je planten hebt die onder een afdak staan. Potplanten hebben op zomerse dagen dagelijks water nodig. Bespreek dit met je plantenoppas. Als deze weinig ervaring heeft met groen, wees dan heel duidelijk over de hoeveelheid water per plant. Waarbij het aloude adagium geldt: beter te weinig dan te veel water.

2. Zet je planten bij elkaar

Planten vinden het over het algemeen heel fijn om dicht bij elkaar te staan. Samen creëren ze een microklimaat met meer luchtvochtigheid, omdat planten (als ze genoeg water krijgen) water uitwasemen via hun bladgroen, vooral als ze grote bladeren hebben. Planten profiteren zo van elkaars vocht. Ideaal! Belangrijk hierbij is dat ze niet op de tocht staan en niet in direct zonlicht.

Door je planten bij elkaar te zetten zorg je voor een gunstig microklimaat | Bron: Gruun

3. Zorg voor voldoende licht

Als je je rolluiken voor drie weken omlaag rolt, dan tref je bij thuiskomst geen happy jungle aan. Planten hebben licht nodig voor de fotosynthese, en zonder gaan ze dood. Maak het niet te donker voor ze tijdens je afwezigheid. Een beetje minder licht is overigens prima. Heb je lichte gordijnen, dan kun je die best dichttrekken. Heb je planten op een vensterbank waar de zon op staat? Zet die dan wat verder in de kamer: dan drogen ze minder snel uit.

4. Geef water voor je vertrekt, maar zéker niet te veel

De verleiding is groot om je planten extra veel water te geven voor je op vakantie gaat. Doe het niet! Natuurlijk moet je ze water geven, maar als er water onder in de pot blijft staan, dan is de kans groot dat de wortels van je plant gaan rotten. Planten houden nu eenmaal niet van natte voeten. En aarde die continu nat is, is een aantrekkelijke voedingsbodem voor rouwvliegjes. Daar zit je ook niet op te wachten als je terugkomt van vakantie. Gewoon water geven zoals je altijd doet dus.

5. Maak een watergeefsysteem

Het klinkt misschien ingewikkeld, maar je hoeft echt geen ingenieur te zijn om een watergeefsysteem in elkaar te knutselen. Er zijn verschillende manieren, zoals PET-flesjes omtoveren tot druppelaars, minikasjes maken of een touwtjes in een emmer water hangen. Op WikiHow wordt elk systeem stap voor stap uitgelegd.

Zelfs met een simpele wijnfles kun je een ingenieus watergeefsysteem maken | Bron: Cnet

Vind je het toch te veel gedoe? Elho heeft speciale bewateringsbollen die je bij je plant kunt steken (te koop bij Steck).

Tip 2 t/m 5 zijn óók handig als je een plantenoppas hebt. Als je die niet kunt vinden, helpen die tips ook om je planten wat langer zonder menselijke hulp te laten overleven. Maar als je langer weggaat dan anderhalf à twee weken, dan moet je toch écht even doorzoeken naar een oppas, of je planten tijdelijk verhuizen naar een plek waar ze verzorgd kunnen worden.  

We wensen jou en je planten veel plezier in de zomermaanden!

Waarheid of fabel: 5 mythes over kamerplanten ontrafeld

Dat (meer) groen in huis goed voor ons is, dat staat vast. Planten maken je gelukkig, brengen je meer in contact met de natuur en zorgen voor veel sfeer. Kamerplanten zijn al jaren erg populair en door al deze aandacht komen we regelmatig bijzondere verhalen tegen over onze groene vrienden. Zorgen luchtzuiverende planten nou echt voor meer zuurstof in huis? Kunnen vetplanten altijd in de zon staan? En zijn cactussen wel zo makkelijk te verzorgen als dat het lijkt? Steck zocht het voor je uit en ontrafelt 5 mythes over je kamerplanten. 

#1 ‘Voor het houden van kamerplanten heb je groene vingers nodig’

Sommige mensen nemen geen planten in huis, omdat ze ‘geen groene vingers hebben.’ Goed nieuws voor deze mensen: groene vingers bestaan niet. Het houden van planten heeft alles te maken met kennis en aandacht. Een onwetende verzorger is de nummer 1 doodsoorzaak van kamerplanten. Laat je vooraf dus goed informeren welke planten het best passen bij jouw situatie. Laat je adviseren of zoek zelf op hoeveel licht en water ze nodig hebben en of er speciale verzorging aan te pas komt. Dit verschilt per plant. Let daarbij ook op de seizoencyclus van de plant. Net als mensen gedragen planten zich in de zomer vaak anders dan in de winter. Als je je nieuw verkregen kennis toepast in de praktijk is de kans aanzienlijk groter dat niet alleen jij blij bent met je plant, maar de plant ook met jou! 

#2 ‘Vetplanten zet je in de volle zon’

Vetplanten (succulenten) groeien van nature in woestijnachtige gebieden. Daarom wordt vaak gedacht dat je een vetplant het beste in de volle zon kunt zetten. Nu hebben vetplanten zeker veel licht nodig, maar te veel zonlicht kan schadelijk voor ze zijn. Van een (te) hete middagzon kunnen hun dikke, leerachtige bladeren verbranden en ineenschrompelen. In de natuur groeien ze niet voor niets meestal dicht bij een boom of een rots waarvan ze de schaduwmomenten mee pakken. 

Heb je planten op een vensterbank op het zuiden, zet ze dan op hete, zonnige dagen achter vitrage of een lichtdoorlatend zonnescherm om ze te beschermen.

#3 ‘Luchtzuiverende planten zorgen voor meer zuurstof in een ruimte’

Onderzoek van NASA heeft in de jaren vijftig al aangetoond dat sommige planten meer verontreinigde deeltjes uit de lucht halen dan andere. Dit zijn de zogenaamde luchtzuiverende planten. Dankzij intensief onderzoek is deze lijst inmiddels uitgebreid tot wel 150 soorten. 

Nu doet het misverstand de ronde dat deze planten ook meer zuurstof zouden produceren dan andere planten. De zuurstofproductie en de luchtreinigende werking hebben echter weinig met elkaar te maken. Álle planten zetten namelijk koolstofdioxide (CO2) om in zuurstof. Maar luchtzuiverende planten halen naast stikstof, ook andere chemische stofdeeltjes als formaldehyde, benzeen en xyleen uit de lucht. De plant, maar ook micro-organismen die bij de wortels van de plant leven, zetten deze deeltjes om in suikers die ze gebruiken voor hun interne (groei- en bloei)processen. Stoffen die dus voor ons giftig zijn, zijn voeding voor de plant. Voor ons is het gunstige effect hiervan een minder vervuilde lucht in onze huizen en kantoren. 

De Spathiphyllum (lepelplant) is een van de bekendste planten met extra luchtzuiverende eigenschappen. Wat betreft watergifte is deze plant een uitzondering, deze houdt juíst van een continue vochtige grond! Makkelijk, want dan kan je deze niet verdrinken.

#4 ‘Je kunt een plant beter te veel dan te weinig water geven’

Helaas, er gaan meer planten dood aan fanatiek overbewateren dan aan een tekort aan water. Mensen vergeten vaak wanneer ze hun planten water hebben gegeven en geven ‘voor de zekerheid’ een plens extra water. Maar planten zijn soms net mensen. Ook zij hebben liever regelmatig genoeg te drinken dan af en toe te veel. 

Voorkom dus dat door je compensatiegedrag er een laag water onder in de pot komt te staan. De (fijnere) wortels ‘verdrinken’ hierdoor en kunnen vervolgens gaan rotten. Je tekent hiermee het doodsvonnis voor je plant. Gelukkig kun je dit voorkomen door vaste tijden aan te houden voor je gietbeurten. Ook is het wijsheid de vochtigheid te controleren door je vinger in de aarde te steken voordat je weer water geeft. Sommige planten willen een continue, lichtvochtige aarde (varens bijvoorbeeld), andere, zoals cactussen, moeten eerst helemaal droog staan voordat ze weer (een beetje) nieuw water willen. Helemaal makkelijk is een pot met een gat erin en een schoteltje eronder om het te veel aan water af te laten vloeien, mocht je ondanks deze wijze raad toch nog eens met je gieter uitschieten. 

#5 ‘Cactussen hebben weinig zorg nodig’

Een cactus kan gemiddeld gezien beter tegen verwaarlozing dan een andere plant. Maar dat wil niet zeggen dat het goed is voor een cactus! De vraag is: wil je je cactus met minimale middelen in leven houden of je wil je hem zijn volledige bloeicyclus laten doorlopen? Bij de juiste verzorging zal je cactus je namelijk trakteren op prachtige bloemen. Om dit voor elkaar te krijgen benevel je je cactus in de lente- en zomerperiode wekelijks met een plantenspuit in de vroege ochtend (dus niet in de middag of avond). En één keer in de maand geef je een flinke plens water, zodat zijn wortels op spanning blijven. Dit is beter dan af en toe een beetje water geven. De grond laat je tussen de gietbeurten goed opdrogen.

In de winter (vanaf oktober al) zet je je cactus op een koelere plek (10-12 graden). Gedurende een half jaar geef je een heel klein beetje water (een keer in de twee maanden) en aan sommige cactussoorten zelfs niets! Als je dit zo doet, word je in de lente beloond met de meest fantastische bloeiwijzen. Controleer wel per cactus hoe je hem precies verzorgt. 

Photo by Quang Nguyen Vinh from Pexels

Ken je nog meer misverstanden over planten, of wil je checken of een plantenfeit wel waar is, mail je opmerking of vraag dan naar info@steckutrecht.nl. Wie weet zie je binnenkort dan jouw vraag beantwoord worden op onze kanalen. 

Wat kruipt daar nou? 3 supercoole natuurlijke vijanden tegen plagen op je kamerplanten

Plagen kamerplanten

Vroeg of laat krijgt iedere plantenliefhebber te maken met plagen, ook in huis. Misschien ben je geneigd om meteen naar de winkel te gaan voor het halen van een fles bestrijdingsmiddel, maar er is een meer verantwoorde oplossing: natuurlijke vijanden! We vertellen je graag over 3 supercoole veelvraatjes, die zich maar wat graag tegoed doen aan die vervelende knagers. Het klinkt misschien gek om insecten in huis te halen, maar je zult zien dat dat in de praktijk heel goed uitpakt. Lees onderaan hoe dat zit. 

Als trotse plantenbezitter besteed je veel tijd aan het verzorgen van je groene vrienden. Je geeft ze water als ze het nodig hebben, je zorgt voor voldoende licht en je geeft voeding in de lente en de zomer. Alles lijkt goed te gaan tot ineens je blik valt op op iets vreemds: groene kruipende beestjes die je pannenkoekenplant te lijf gaan! En wat vliegt er nou omhoog vanaf je zonnebloemen op de vensterbank? Geen paniek, er is (vrijwel) altijd iets aan te doen. De natuurlijke vijanden komen to the rescue.

1. Lieveheersbeestje (larve)

Dit rood-met-zwarte-stippen-diertje kom je in elke tuin tegen. Het lieveheersbeestje heeft vooral een schattig imago, maar is bovenal een harde werker. Hij kan in huis dan ook veel voor je dierbare kamerplanten betekenen.

De larve van het lieveheersbeestje eet voordat hij volwassen wordt gemiddeld zo’n 600 bladluizen. Eenmaal volwassenen eet hij er wel tot 100 op een dag! Een ware veldslag waar de bladluis niet tegenop kan. Het lieveheersbeestje legt zijn eitjes midden in een bladluis kolonie voor een echte invasie. Je kunt de larven van het lieveheersbeestje ook in je tuin uitzetten. Hoe je dat doet, lees je in het blog van Natuurmonumenten.

Bron: huisentuinmagazine | Het lieveheersbeestje in actie

2. Sluipwesp

Ook de sluipwesp zet de aanval in op de bladluis, maar is ook niet vies van de witte vlieg. Je herkent ze aan hun slanke ‘wespentaille’, maar voor het blote oog zijn ze bijna niet zichtbaar. Ze worden de laatste jaren steeds meer ingezet voor de bestrijding van plagen, vooral ook in de landbouw.

Zet je de larven uit bij een plaag, dan is er geen houden meer aan. Voor de voortplanting leggen ze hun eitjes namelijk in het plaagbeestje. Met hun legboor dringen ze zich naar binnen bij het insect. De larven eten vervolgens hun gastheer op en transformeren vervolgens tot volwassen sluipwesp. Vervolgens legt die zijn eitjes weer in het volgende plaagbeestje en zo winnen ze steeds sneller de oorlog tegen de plaag. Meer weten over de sluipwesp? Raadpleeg dan de informatie van IVN.

Bron: IVN | Restanten van oude gastheren waaruit de sluipwesplarve zich heeft ontwikkeld

3. Aaltjes

Waar je bladluizen en witte vlieg nog weleens over het hoofd kunt zien, is dat bij de favoriete traktatie van de rouwvarenmug wel anders. De rouwvarenmug (ook wel rouwvliegje genoemd) verspreidt zich razendsnel en vliegt al snel vrolijk rond je planten. Het gekrioel van deze irritante beestjes zorgt bij veel plantenbezitters voor frustratie en wanhoop. Gelukkig zijn daar de aaltjes om je plantencollectie te redden.

Aaltjes – ook wel bekend als nematoden – doen zich graag tegoed aan de larven van de rouwvarenmug, maar ook aan de poppen van trips, een andere veelvoorkomende plaag op kamerplanten. De minuscule beestjes worden niet groter dan 0,7 millimeter. Eenmaal in de bodem gaan ze op zoek naar larven en poppen van plaaginsecten. Ook zij dringen hun gastheer binnen, welke afsterft en geen schade meer kan aanrichten aan je planten. In een enkele insectlarve kunnen wel duizenden aaltjes leven en zich tegoed doen aan hun gastheer. 

Bron: All That’s Interesting | Aaltjes zijn met het blote oog niet te zien

Insecten IN huis?

Het klinkt misschien niet als het meest frisse idee, maar je hoeft niet bang te zijn dat deze beestjes je huis over zullen nemen. Ze concentreren zich alleen op de plagen op je planten en hebben op andere plekken in huis niets te zoeken. In het geval van het lieveheersbeestje overleven alleen de sterksten, ze eten elkaar op bij een tekort aan voeding. Uiteindelijk zal ook de laatste verdwijnen, maar nog beter is om ze in de natuur uit te zetten om hun werk daar voort te zetten.

Sluipwespen en aaltjes zijn zeer klein en amper met het blote oog te zien. Ook zijn ze niet schadelijk voor mensen of huisdieren. Ze zullen je nooit lastigvallen. Zodra er geen voeding meer voor handen is, sterven beide beestjes zonder resten achter te laten. Insecten in huis halen om andere insecten te bestrijden is dus helemaal niet zo’n gek idee!

Welk insect zit er op jouw kamerplant?

Voor je aan de slag gaat met het inzetten van natuurlijke vijanden, moet je eerst achterhalen welke knager zich huishoudt op je plant. In dit handige overzicht van Milieu Centraal vind je een aantal kenmerken om tot de juiste conclusie te komen. De meest voorkomende plagen zijn:

  • Bladluizen
  • Witte vlieg
  • Rouwvarenmuggen
  • Tripsen
  • Spintmijten

Welke planten zijn gevoelig voor plagen?

Plagen hebben het vooral gemunt op planten met grote, dunne bladeren. In het algemeen geldt dat plagen zich vooral zullen richten op jong blad aan je plant. Het beste kun je dus de nieuwe groei in de gaten houden op de aanwezigheid van ongewenste beestjes. Laat je ze hun gang gaan, dan kan je plant erg verzwakt raken doordat de insecten noodzakelijke voedingsstoffen uit de plant halen. Uiteindelijk kan een plant zelfs afsterven hierdoor.

Bron: Milieu Centraal | Een kolonie bladluizen doet zich tegoed aan een kamerlelie

Voorkomen is (nog altijd) beter dan genezen

Om te voorkomen dat plagen als bladluis en witte vlieg telkens terugkomen kun je een aantal preventieve stappen zetten:

– Zet je plant eens op een andere plek
– Zorg ervoor dat je gebruikte potten goed schoonmaakt voor je er een nieuwe plant in zet.
– Pas op met erge tocht of hele droge (verwarmings)lucht
– Houd je potgrond niet te nat
– Geef je planten niet te veel voeding

Gaat het inzetten van natuurlijke insecten je net iets te ver? Probeer dan eens een mengsel van water, zeep en een heel klein beetje spiritus. Of kies voor een ecologische bestrijding. 

Natuurlijke vijanden kopen?

Er zijn online een aantal goede verkopers van natuurlijke vijanden. We verwijzen je hiervoor graag naar Biogroei. Zij weten precies hoe ze de beestjes goed kunnen houden voor en tijdens verzending zodat je geen miskoop doet.