6 verrassende redenen om je onkruid vooral níet te verwijderen

onkruid_niet_verwijderen_blog

Dat onkruid tot een van de grootste ergernissen behoort onder tuiniers, blijkt wel uit ons zoekgedrag op Google: Woordcombinaties als ‘onkruid verwijderen’, ‘onkruidbrander’ en ‘onkruidverdelger’ worden gemiddeld vele duizenden keren per maand ingetikt. ‘Onkruidbrander’ zelfs wel 27.000 keer! Maar waarom ergeren we ons zo aan onkruid? Het zijn per slot van rekening ook planten. Alleen groeien ze op een plek waar wij ze niet willen hebben. Het is tijd om op een andere manier naar onkruid te kijken. We geven hieronder zes redenen om onkruid – of beter: wilde planten – lekker te laten staan!

1. Onkruid vertelt je iets over de voedingswaarde van je tuin

Aan de planten die ongevraagd in je tuin naar boven komen, kun je zien hoe het staat met de voedingswaarde van de bodem. Heb je veel brandnetels en zevenblad in je tuin? Dat is een teken van een voedselrijke bodem. Groeit er kamille? Dan heb je waarschijnlijk te maken een kalkarme grond. Dit is heel handig om te weten als je planten gaat kopen! Daarnaast weet je meteen wat je grond eventueel tekortkomt. Bij kamille weet je dat je bijvoorbeeld kalk zou kunnen strooien om je bodem te verbeteren. Kijk hier voor meer bodemindicatoren van verschillende (on)kruiden.

2. Onkruid maakt de bodem vruchtbaarder

Verschillende wilde planten hebben stevige wortels die ver de grond in gaan, zoals heermoes, paardenbloem, distels en smeerwortel. Hiermee maken ze kleine tunneltjes in de grond, die de bodem losser maken. Regenwater krijgt zo de kans om dieper de grond in te gaan en het bodemleven krijgt letterlijk weer zuurstof. Daarnaast halen deze wilde planten nuttige mineralen uit de diepere grondlaag naar boven en slaan deze op. Om die voedingsstoffen beschikbaar te maken voor andere planten, kun je de wilde planten gebruiken als compost. Gebruik dan alleen de stengels en het blad, niet de wortels of bloemknoppen en -zaden. Je kunt er ook plantengier van maken.

Met brandnetels kun je ontzettend veel. Van het trekken van plantengier tot het maken van soep.

3. Veel onkruid is eetbaar

Brandnetels, zevenblad, madelief, hondsdraf, paardenbloem: het zijn een paar voorbeelden van de lange lijst van wilde planten die je kunt eten. Er zijn veel boeken over eetbare (wilde) planten, met vaak lekkere recepten erbij. Zorg wel dat je zeker weet dat een plant eetbaar is, voordat je er enthousiast thee van trekt: er zijn natuurlijk ook giftige soorten. Permacultuur Nederland geeft handige tips.

‘Dodelijk de tuin waar onkruid niet gedijen mag.’

Remco Campert, Luister goed naar wat ik verzwijg (1976)


4. Verschillende typen onkruid helpen bij kwaaltjes

Vroeger werden planten veel meer gebruikt tegen allerlei kwalen. Er waren ook veel meer mensen die wisten welke kruiden je voor welke problemen kon inzetten. Zo werd Robertskruid in de 17e eeuw gebruikt voor huiduitslag en oog- en mondontstekingen. En van kamille is het wetenschappelijk bewezen dat het helpt bij onder andere maagproblemen en het verlichten van stress.

5. Onkruid is goed voor de biodiversiteit

Bijen en vlinders hebben een grote diversiteit aan (wilde) planten nodig om te kunnen overleven. Rupsen zijn bijvoorbeeld bijzonder kieskeurig wat betreft hun voedsel! De planten die zij eten, worden waardplanten genoemd. Voorbeelden daarvan zijn brandnetels, zuring en distels. Op de website van de Vlinderstichting vind je een lijst van waardplanten die de rupsen in ons land nodig hebben om te kunnen ontpoppen tot prachtige vlinders. Bijen hebben weer andere planten nodig, drachtplanten genoemd. Door sommige wilde planten bewust te laten staan help je bijen en vlinders. En als je die helpt, dan help je ook weer andere organismen in het ecosysteem.

6. Onkruid is ook kruid

Tenslotte gaan we ook nog even op de filosofische toer: het idee dat een wilde plant ‘onkruid’ is, is op zichzelf een vreemd waardeoordeel van de mens. Alsof het geen planten van waarde zijn, omdat ze ons tuinplan in de weg staan. Gelukkig zijn er steeds meer mensen die door hebben dat tuinieren mét de natuur beter werkt dan tuinieren tegen de natuur. Die hoekjes creëren waar ze wilde planten lekker hun gang laten gaan. Het is namelijk niet voor niets dat deze planten vanzelf naar boven komen op kale plekken in je borders. Het is goed om hierbij stil te staan voordat je je lustig op het wieden stort!

Zo krijg je meer vogels in je tuin (en in de stad)

Een stad waar veel vogels zijn: daar wil je wonen. Vogels zijn een goede graadmeter voor de kwaliteit van de natuur in de stad. Gaat het goed met de vogels? Dan gaat het goed met het stedelijk groen. En daarmee ook met de mensen die er wonen, want mensen in een groene omgeving zijn over het algemeen gezonder. Helaas nemen veel vogelsoorten in steden nog altijd in aantal af. Ook in Utrecht.

Gelukkig is er steeds meer aandacht voor stedelijk groen. En ook jij kunt hierbij helpen! Met je tuin, je balkon, je dak en de gevel van je huis. Hoe groener, hoe beter. Haal tegels uit je tuin en plaats er verschillende (inheemse) planten in. Vervang schuttingen door hagen en struiken. Plant een boom. Hang nestkasten op. Gebruik geen chemische, maar natuurlijke bestrijdingsmiddelen in je tuin. Wil je het groter aanpakken? Schakel dan een tuinvogelconsulent van de Vogelbescherming in.

Hieronder vind je 7 vogels die graag rondhangen in Utrecht. Per soort lees je hoe je ze naar je tuin lokt. Vogel blij, jij blij, stad blij. 

1. Merel

Broedperiode: eind maart – juli
Bijna iedereen heeft weleens een merel in de tuin. Het is een van de vaakst getelde vogels bij de Nationale Tuinvogeltelling. Toch neemt ook hun aantal drastisch af. Merels eten besjes, fruit, wormen, bodemdieren en insecten. Een gezonde bodem in je tuin is dus heel belangrijk. Ruim je tuin niet te netjes op: hoopjes bladeren en takjes zijn fijne plekken voor insecten. Merels eten die met alle liefde voor je op! Leg een grasveldje aan en plaats bessenstruiken en fruitbomen voor nog meer voedsel. Merels maken hun nesten in dichte struiken of lage bomen. Hou je kat een beetje in de gaten, want die wil nog weleens een graai naar een jonge merel doen.

2. Tjiftjaf

Broedperiode: half april – eind juni
Is dit geen leuk vogeltje? Hij roept de hele dag zijn eigen naam! En het is een van de weinige soorten waar er juist méér van komen de laatste jaren. Dus dat is positief. Wil je die vrolijke fluiter naar je tuin lokken, zorg dan voor bomen en struiken in je tuin. Het liefst inheemse, zoals de meidoorn. De tjiftjaf eet insecten en larven, maar ook bessen en zaden, zoals bosbessen en vlierbessen. Hij verstopt zijn nest in lage, dichte beplanting.

3. Grote bonte specht

Broedperiode: april-mei
Deze prachtig gekleurde vogel spreekt tot de verbeelding met zijn geroffel op boomstammen en takken. Met dat geroffel communiceren ze met elkaar en hakken ze nestholtes uit in bomen. Voor een nest met spechten heb je dus minimaal een boom nodig in je tuin, met een stam van zacht hout, zoals een berk. In de winter vinden spechten het lastig om voedsel te vinden. Je helpt ze door vogelvoer in je tuin te hangen of te leggen. Vooral pinda’s, vetbollen en vogelpindakaas gaan er als zoete koek in.  

4. Pimpelmees

Broedperiode: eind maart-juli
Ook pimpelmezen maken dankbaar gebruik van de voedertafels in tuinen of op balkons. Zeker in de herfst of winter, als ze moeilijker aan hun geliefde bladluizen of spinnen kunnen komen. Ze houden vooral van pinda’s en vetbollen. Pimpelmezen worden vaak verward met koolmezen, maar je kunt ze uit elkaar houden door naar de kleur van hun ‘petje’ te kijken. Bij koolmezen is dit zwart (als kool) en bij pimpelmezen blauw-paars. In steden broeden pimpelmezen graag in nestkasten. Wil je pimpelmezen in je tuin, hang dan speciale mezenkasten op, pindasilo’s en mezenbollen. 

5. Zanglijster

Broedperiode: eind maart-juli
Als je last hebt van veel slakken in je tuin, dan is het de moeite waard om zanglijsters naar je tuin te lokken. Ze zijn dol op slakken! Met hun snavel slaan ze de slakkenhuisjes stuk op een steen en peuzelen het vlees eruit. Zanglijsters kunnen, zoals hun naam al doet vermoeden, ook nog eens prachtig zingen. Ze worden aangetrokken door tuinen met veel bomen, struiken en een gazon. Vooral dichte struiken vinden ze fijn om hun nest in te bouwen. Hun voedsel zoeken ze dicht op de grond. Ze lusten graag regenwormen, duizendpoten, insecten en pissebedden. En slakken dus! Leg wat platte stenen in een beschut hoekje, zodat ze een mooie werkplek hebben om de huisjes stuk te slaan.

6. Boomkruiper

Broedperiode: april-juni
Als je een klein bruin vogeltje cirkelend langs een boomstam omhoog ziet trippelen, dan heb je waarschijnlijk een boomkruiper in je vizier. Dit schattige vogeltje heeft een kromme snavel waarmee hij insecten uit de bast van de stam pikt. Voor voedertafels is de boomkruiper te schuw, maar je kunt hem wel helpen door in de winter wat zaden onder bomen en struiken te strooien. Verder houdt ie van rommelige tuinen en maakt ie zijn nesten in boomholtes. Er zijn speciale nestkasten voor boomkruipers: hang ze in een dikke boom, maar niet te dicht bij je huis op, want daar is deze kleine kruiper veel te verlegen voor. 

7. Huismus

Broedperiode: april – augustus
Huismussen zijn echte stadsvogels: ze maken hun nesten vooral onder dakpannen en in kieren en gaten van gebouwen. Maar omdat moderne dakpannen beter op elkaar aansluiten en we dol zijn op isoleren, zijn er de laatste jaren veel minder van die kieren te vinden in onze huizen. Het aantal huismussen is mede daarom sinds de jaren tachtig met de helft gedaald in Nederland. Om de mus te helpen kun je neststenen in je gevel laten inmetselen, of nestkasten plaatsen. Als je hiervoor kiest, plaats er dan meerdere vlak bij elkaar. Huismussen hebben hun vrienden graag dicht in de buurt. In de winter rusten huismussen uit in groenblijvende struiken, hagen en gevelbegroeiing, zoals meidoorn, liguster en klimop. Daarnaast houden ze van waterrijke plekken met riet. Ze eten graag besjes, zaden en bloemknoppen.

De vogels hierboven komen relatief veel voor in Utrecht. Toch verschilt het nog wat tussen de wijken. Wil je weten welke vogels er veel voorkomen bij jouw huis? De Vogelbescherming heeft een mooie website waarop je een postcodecheck kunt doen. Je krijgt dan een top tien van vogels, met bijbehorende tips voor verzorging. Heel handig!

Bij Steck vind je allerlei producten van de Vogelbescherming, zoals geschikt voer per vogelsoort, nestkasten, voederhuisjes en nog veel meer.

Waarom je inheemse planten in je tuin wil zetten

Inheemse planten in Nederlandse tuin in Utrecht

Je hebt vast weleens van de term ‘inheemse planten’ gehoord, maar wat betekent dat nu eigenlijk? Inheemse planten (of heemplanten) zijn planten die van nature groeien in een bepaald gebied. Bekende inheemse planten in Nederland zijn bijvoorbeeld Hazelaar, Gele Kornoelje, Veldesdoorn en Kattenstaart. Dit soort planten zijn enorm belangrijk voor de biodiversiteit. Hoe dat precies zit, leggen we hieronder uit!


Wat is biodiversiteit?

Als er heel veel verschillende soorten (dieren, planten, schimmels, bacteriën) voorkomen in een gebied, dan heeft dat gebied een hoge biodiversiteit. En vaak geldt dat hoe hoger die biodiversiteit is, des te gezonder het ecosysteem. In de natuur staat alles in relatie met elkaar. De meeste planten zijn voor de voortplanting afhankelijk van insecten. Zowel die planten als de insecten worden gegeten door bijvoorbeeld kleine zoogdieren, die weer gegeten worden door grotere zoogdieren, enzovoort. Als er een soort wegvalt in het ecosysteem, dan heeft dat meteen gevolgen voor andere soorten in de kringloop van het leven. Gebieden met een lage biodiversiteit hebben vaak minder voedsel te bieden en zijn daarnaast ook vatbaarder voor plagen en pandemieën. Het natuurlijke evenwicht is weg, waardoor er van bepaalde soorten juist te véél kan ontstaan. Een voorbeeld daarvan is de eikenprocessierups die zomers al jaren hele gebieden in Nederland teistert.

Keizersmantel (vlinder) op braam
Keizersmantel (Argynnis paphia) op braam (Rubus fruticosus)

Afname insecten

Dat het niet goed gaat met de biodiversiteit, dat is inmiddels algemeen bekend. Wereldwijd is de insectenpopulatie de afgelopen dertig jaar bijvoorbeeld gemiddeld met een kwart afgenomen. Het aantal vlinders in Nederland is in die periode gehalveerd. Ecologen vermoeden dat door de afname van het aantal insecten ook bepaalde vogels zich nog maar weinig laten zien in ons land. De oorzaak van het uitsterven van insecten is divers: te veel stikstof, waardoor bepaalde planten uitsterven, verstedelijking, te veel maaien op boerenland, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en noem maar op. Wat in elk geval duidelijk is, is dat insecten niet genoeg voedsel kunnen vinden en onvoldoende rust- of schuilplekken.

Inheemse planten in je tuin
En daar komen de inheemse planten om de hoek. De planten die al eeuwenlang in Nederland groeien, hebben zich in al die jaren aangepast aan de insecten die hier rondvliegen en andersom. Op elk potje past zogezegd een dekseltje, maar wel een heel specifiek dekseltje! In onze blog over plantenseks leggen we uit hoe dat zit. Rupsen zijn bijvoorbeeld hele kieskeurige eters: zij lusten vaak maar enkele plantensoorten. Als die er niet meer zijn, dan gaan de rupsen dood, en verdwijnt er (weer) een vlindersoort, die juist nuttig is voor de bestuiving van andere planten. Willen we voorkomen dat de insecten nog verder uitsterven, dan moeten we er op zijn minst voor zorgen dat er genoeg voedsel- en schuilplekjes voor hen te vinden zijn. En daar kun jij bij helpen door inheemse planten in je tuin te zetten!

Gelderse roos (Viburnum opulus)

Welke planten zijn inheems?

Er zijn een heleboel inheemse planten en bomen, hier noemen we er een aantal die je in elk geval bij Steck kunt kopen. Vrienden van Steck kunnen sparen voor een gratis exemplaar:

Gele Morgenster (Tragopogon pratensis)
Bosaardbei (Fragaria vesca)
Betonie (Stachys officinalis)
Wilde Marjolein (Origanum vulgare)
Veldsalie (Salvia pratensis)
Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)
Grote tijm (Thymus pulegioides)
Groot kaasjeskruid (Malva sylvestris)
Oranje havikskruid (Hieracium aurantiacum)

Inheems en uitheems combineren
Het is overigens niet zo dat uitheemse planten níet goed zijn. Het merendeel van de uitheemse planten kun je prima in je tuin zetten en sommige insecten zullen daar ook wat van smikkelen. Let alleen wel op dat je uitheemse planten niet té succesvol zijn. Er zijn namelijk enkele invasieve soorten die, als je even niet oplet, je hele tuin overnemen en inheemse planten verdringen. De Japanse Duizendknoop is een van de bekendste voorbeelden hiervan. Wil je echt iets doen voor de biodiversiteit, zorg dan dat je in elk geval inheemse planten in je tuin hebt staan. Dat kan heel goed in combinatie met (niet-invasieve) uitheemse soorten. 

In gesprek met imker Rabia van de Bijenstal: ‘Bijen zijn als huisdieren. Je geeft er echt om.’

Imker Rabia opent een bijenkast om het bijenvolk los te laten in hun nieuwe thuis bij Steck Utrecht

Zestigduizend nieuwe inwoners bij Steck. Geen mensen, maar bijen! Om bij te dragen aan de biodiversiteit in de wijk Overvecht en Utrecht, maar vooral om Utrechters een kijkje te laten nemen in de fascinerende wereld van deze beestjes. Zaterdag 25 mei werd de bijenstal van Danielle en Rabia feestelijk geopend. Imker Rabia vertelt trots hoe ze bij Steck terecht is gekomen. 

De Marokkaanse Rabia woont om de hoek van Steck. ‘Ik ben 44, moeder van 4 kids en ik heb vorig jaar mijn opleiding tot Imker gehaald.’ En nu ziet ze een langgekoesterde droom in vervulling gaan: ze is imker in haar eigen Overvecht.

Imkeren bij Steck

‘Tijdens de imkercursus krijg je een bijenvolk, maar je moet zelf een kast aanschaffen en er een plek voor vinden. Mijn tuin is redelijk groot, maar ik wist dat ik zou groeien. Daarom ging ik op zoek naar een andere standplaats. Toen ik net geslaagd was, raakte ik in gesprek met Caro, een dame die actief is in Overvecht en een groot netwerk heeft. Zij bracht me in contact met Steck. Ik ben moslim en geloof niet in toeval. Steck was op dat moment op zoek naar een imker. Dit was geen toeval, het moest zo zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Samen met mede-cursist Danielle ben ik nu imker bij de bijenstal van Steck!’

Meer bij-wustwording

‘Ik ben Marokkaans en Marokkanen, die houden van honing! Dat heb ik met de paplepel ingegoten gekregen. Honing uit de omgeving heeft verschillende voordelen, maar hoe weet je of er een imker in de buurt is? Mijn vader hield erg van honing en honingraat, maar dat is vaak duur of van mindere kwaliteit. Ik wilde hem blij maken, dus dacht ik: waarom word ik zelf geen imker? Daarnaast kreeg ik steeds meer interesse in tuinieren. Ik merkte dat mijn bloemen niet werden bevrucht, wat mijn interesse in bijen deed groeien. Vorig jaar meldde ik me aan voor een cursus en sprong in het diepe. Je ziet hoe snel dingen kunnen gaan, vorig jaar was ik nog cursist, nu ben ik officieel imker bij de bijenstal.’

“Bijen zijn als huisdieren. Je geeft er echt om!”

‘Imkeren is ontzettend leuk om te doen. Bijen zijn als huisdieren voor me. Wij hebben zelf een kat, en ik vergelijk ze daarmee: je geeft echt om ze. Het zijn fascinerende beestjes. Alleen al het observeren van hoe ze opstijgen en rondvliegen is prachtig. Ze vliegen nooit zonder reden uit, en wanneer ze terugkeren, zie je allerlei kleuren op hun lijfjes: van donkerpaars tot geel en zwart. Met wat kennis kun je hun gedrag lezen. Mijn hoop is om meer bewustzijn te creëren voor de honingbij in de buurt, vooral in Overvecht. Ik wil graag scholen betrekken en gastlessen geven. Ons doel is bewustwording en educatie. Het zou mooi zijn als we op den duur ook honing kunnen maken en verkopen, maar dat is niet ons grootste doel. Wist je dat zo’n 75% van de fruit- en groenteteelt wordt bestoven door bijen? Bijen zijn geweldig, niet alleen voor bloemen en planten. Hun gif – wat ik liever medicijn noem – werkt als een antibioticum. Als je niet allergisch bent, is het juist goed voor je lichaam. Wetenschappers onderzoeken dit volop. Een bijensteek hoeft niet altijd pijnlijk te zijn en heeft een functie, want het beestje sterft na het steken. Een bijenkast heeft gemiddeld 25.000 tot 40.000 bijen, en je kunt er de hele dag naar kijken!’

Je vindt de bijenstal van imkers Danielle en Rabia op het buitenterrein van Steck, naast de pluktuin van Glitter Gladiool. Wil je meer weten over de bijenstal? Kijk dan op deze pagina.

5 geschikte planten voor de geveltuin

Een geveltuin geeft je huis kleur en is een fijne plek voor bijen, hommels en vlinders. Maar welke planten zijn geschikt voor die paar vierkante meter voor je huis? En hoe zorg je voor een border waarin het hele jaar door iets te beleven valt? Met de 5 planten hieronder heb je zonder meer een goede combinatie te pakken voor je geveltuin. Wil je weten hóe je het beste een geveltuin aanlegt? Lees dan deze blog.

1. Maagdenpalm

Deze inheemse bodembedekker (Vinca) is onverwoestbaar en blijft lekker groen in de winter. De lieflijke paarse bloempjes vrolijken de voorkant van je huis bijna het hele jaar door op. Ook bijen, vlinders en hommels zijn blij dat deze plant al zo vroeg in het jaar bloeit. De plant groeit zowel in de schaduw als in de zon. Bij meer zon komen er meer bloemen aan. Verder heb je er geen omkijken naar. Het voordeel van een bodembedekker is dat onkruid geen kans krijgt om je geveltuin over te nemen.

2. Akelei

De akelei (Alquilegia vulgaris) bloeit van eind april tot eind juni met opvallende bloemen en is een inheemse plant. Bijen en vlinders zijn dol op de nektar! Laat je de uitgebloeide stengels staan, dan zaait de plant zich vanzelf uit. Deze plant wordt in de Nederlandse tuin zo’n 40-80 cm hoog. Hij staat het liefst in de halfschaduw, maar kan ook groeien op een zonnige plek. De plant hoeft niet constant nat te staan en kan tegen een korte periode van droogte, zolang hij maar in goed gedraineerde grond staat.

3. Lavendel

Een dwergstruik met heerlijk geurende paarse bloemen, die bloeien van juni tot september. Deze plant staat het liefst op een zonnige, droge plek in de geveltuin. Je houdt de plant het mooist door hem twee keer per jaar te snoeien om verhouting te voorkomen. De eerste keer snoei je hem in maart (tot 15 cm boven de grond), de tweede keer in augustus tot oktober. Snoei nooit al het blad weg, want dan loopt ie waarschijnlijk niet meer uit. Bij de tweede keer snoei je alleen de bloemen en laat je de struik verder met rust. Van de bloemen kun je lekkere lavendelthee of -siroop maken.

4. Purperklokje

De Heuchera, beter bekend als het purperklokje, is een vaste plant van 40 tot 50 cm hoog. De roodpaarse bladeren steken mooi af tegen al het groen in je geveltuin. Ook in de winter heb je plezier van de plant, want het blad blijft gewoon zitten. De plant kan zowel in de zon als op een plek met halfschaduw.  Plaats hem op een vochtige, goed waterdoorlatende grond. In juni en juli maakt de plant lange stengels met roze of witte kleine bloemetjes.

5. Hemelsleutel

De Sedum telephium, ook wel hemelsleutel genoemd, trakteert voorbijgangers in de herfst op aantrekkelijke rode of roze schermbloemen. Met zijn 40 tot 50 cm is het een van de hoogste sedumplanten. Het blad is fraai gekarteld en komt al op in het voorjaar. Hemelsleutel staat het liefst in de zon en vraagt om een vochtige, voedselrijke bodem.

Bovenstaande planten zijn allemaal te koop bij Steck. Wist je dat de vaste planten van Steck bijna allemaal van verantwoorde leveranciers komen? Lees hier meer over onze leveranciers.

8 tips voor een vlindervriendelijke tuin

Vlinders die om je heen fladderen in een zonnige tuin, dat is toch wel het ultieme geluksgevoel. Helaas zijn er steeds minder vlinders in Nederland. Dat is niet alleen jammer voor ons geluksgevoel, het zegt vooral veel over de staat van de natuur. Vlinders hebben steeds meer moeite met het vinden van voedsel. Vooral rupsen – die zich later ontpoppen tot vlinders – zijn ontzettend kieskeurig. Als ze hun lievelingsplanten niet kunnen vinden, dan gaan ze dood. Met een vlindervriendelijke tuin of balkon kun je dit voorkomen. Hieronder lees je hoe je dat doet.

Eitje, rupsje, vlinder

Allereerst is het handig om te weten hoe de levenscyclus van een vlinder in elkaar steekt. Een vrouwtjesvlinder legt eitjes. Daar komen rupsen uit. De eitjes en de rupsen zijn bij elke vlindersoort anders. Een rups eet zich vol. Zo vol, dat hij moet vervellen om zijn huid mee te laten groeien. Dat doet-ie zo’n 5 keer. Bij de laatste keer vervellen, verandert de rups in een pop, met soms nog een extra cocon eromheen. Bij sommige vlinders duurt deze fase een paar dagen, bij andere kan het wel tot drie jaar duren! Uiteindelijk komt er een vlinder uit de pop. Een klein wonder.

Vlinders rond Utrecht

Volgens de Vlinderstichting komen de volgende dagvlinders het meest voor rond Utrecht: bruin zandoogje, klein koolwitje, oranjetip, atalanta, boomblauwtje, gehakkelde aurelia en dagpauwoog. Hieronder zie je de dagpauwoog in al haar kleurenpracht:

Wil je deze – en andere – vlinders een handje helpen, zorg dan dat je je tuin of balkon zo vlinder- en rupsvriendelijk mogelijk inricht. Volg onderstaande tips en je bent al een heel eind op weg!

1. Zorg voor nectarplanten voor vlinders

Vlinders halen nectar uit bloemen. Dat is een zoete stof die planten aanmaken om insecten te lokken. Vlinders en bijen die de nectar uit de bloem halen, nemen in het voorbijgaan ook wat stuifmeel mee op hun lijf. Zo kan een plant zich gemakkelijk voortplanten, zonder dat deze zich hoeft te bewegen. Voorbeelden van nectarplanten die de Utrechtse vlinders lekker vinden, zijn: pinksterbloemen, margrieten, kamille, lavendel, ijzerhard, vlinderstruiken, seringen, klimop, zonnebloemen, koninginnekruid en asters. En nog veel meer. Atalanta’s houden ook van overrijpe vruchten, dus laat afgevallen fruit van je fruitbomen vooral liggen.

2. Zorg voor afwisseling in je tuin

Vlinders oriënteren zich in een tuin op basis van de begroeiing. Hoe meer verschillende bloeiende planten, des te aantrekkelijker de tuin is voor een vlinder. De variatie geeft ook meer kans op de nectarplanten die bepaalde vlinders lekker vinden. Sommigen zijn wat kieskeuriger dan anderen. Zorg voor planten van verschillende hoogtes, met verschillende vormen, zoals schermbloemen en aren.

3. Kies specifieke waardplanten voor rupsen

Rupsen hebben een heel ander dieet dan vlinders. Vaak lusten ze maar één soort plant. Deze planten noemen we waardplanten. Dit woord is afgeleid van de waard in een herberg, die zijn gasten voorziet van een hapje en een drankje. De rups van het bruin zandoogje leeft voornamelijk van siergrassen. Die van het klein koolwitje voedt zich met koolplanten, zoals witte kool, boerenkool en raapstelen. Brandnetels zijn favoriet bij de rupsen van de atalanta en de dagpauwoog. De rupsen van de gehakkelde aurelia vinden hun voedsel in bijvoorbeeld de wilg, populier en de gladde iep. En die van het oranjetipje voeden zich voornamelijk met kruisbloemige planten, zoals pinksterbloemen en look-zonder-look. Klimop is juist weer favoriet bij de rupsen van het boomblauwtje.

4. Kies een hoekje waar je de natuur haar gang laat gaan

Brandnetels en distels zijn over het algemeen erg geliefd bij vlinders en rupsen. Dat geldt ook voor andere inheemse planten. Laat wilde planten gewoon opkomen, al is het ergens in een hoekje van de tuin.

5. Zaai een bloemenweide in

In het voorjaar kun je vast een speciale bloemenhoek voor vlinders inzaaien in je tuin. Zaai verschillende soorten door elkaar, liefst van biologische zaden als die van De Bolster. Niet alleen is zo’n bloemenweide een waar fijnproeversrestaurant voor vlinders, ook is het genot om naar te kijken in de zomer!

Bloemenweide

6. Zorg voor warmte

Vlinders zijn koudbloedig en hebben zonnewarmte nodig om zich op te laden. Plant nectarplanten op de zonnige plekjes in je tuin, liefst uit de wind. Ook kun je een bordje met rottend fruit neerzetten in het zonnetje.

7. Help vlinders overwinteren

Een groot deel van de Nederlandse vlinders blijft in de winter in Nederland. Ze overwinteren als eitje, pop of rups, bijvoorbeeld tussen afgevallen bladeren, in uitgebloeide planten of ergens in het gras. Maak je tuin dus vooral niet ‘winterklaar’, want in een opgeruimde tuin zijn er te weinig schuilplekjes te vinden. Sommige soorten overwinteren zelfs als vlinder, zoals de dagpauwoog en de gehakkelde aurelia. Ze verstoppen zich in schuurtjes of rommelzolders. Je kunt ze helpen door speciale vlinderkasten op te hangen.

8. Kies voor planten zonder pesticiden

Gelukkig zijn de regels voor het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen inmiddels strenger geworden. Wil je zeker zijn van planten in je tuin die geen schadelijke stoffen voor vlinders met zich meedragen? Kies dan bijvoorbeeld voor de planten van Hello Garden bij Steck. Deze zijn in samenwerking met de Vlinderstichting uitgekozen. Maar ook de klimplanten van Van der Starre, de eetbare planten van Stekkers en van Fruithof zijn allemaal zonder pesticiden gekweekt.

Wil je meer weten over vlindervriendelijke tuinen? Vraag dan het gratis digitale boekje ‘Tuinieren voor vlinders’ aan op de website van de Vlinderstichting.

4 poedelnaakte tuinhulpjes voor een gezonde en voedzame bodem

Bodemdieren_tuinhulpjes_blog_Steck

Ieder jaar vindt op de eerste zaterdag van mei de ‘Internationale dag van het naakt tuinieren’ plaats. In eigen tuin is naakt tuinieren zeker toegestaan, maar voor wie liever de kleren aanhoudt, wist je dat er elke dag van het jaar naakte tuinders voor je aan het werk zijn? Ontmoet vier poedelnaakte tuinhulpjes: regenworm, naaktslak, pissebed en duizendpoot. Lees waarom deze – door sommige mensen als vieze beestjes bestempelde – diersoorten onmisbaar zijn voor een gezond bodemleven in je tuin.

In het voorjaar storten mensen zich enthousiast op het inzaaien van borders, potten en moestuinen. Maar voordat er überhaupt wat te zaaien – en laat staan te oogsten – valt, is het belangrijk om te kijken naar de vruchtbaarheid van de grond. Wie wil genieten van een groene oase rondom het huis, heeft naast licht en water nog iets belangrijks nodig: voedingsstoffen. 

Bodemdieren leven net boven of onder de grond en zetten samen met bacteriën en schimmels afvalstoffen om in voedingsstoffen voor planten. Hiermee krijgen planten voldoende binnen om sterke wortels te maken, frisgroen blad te geven en tot bloei te komen. Deze circle of life herhaalt zich continu en elk bodemdier draagt op zijn eigen manier een steentje bij.

Regenworm: de luchtige bemester 

De regenworm is een ontzettend harde werker die jou op verschillende manieren te hulp schiet. Hoe de worm dat doet? Wormen breken organische materialen af en creëren zo humus voor je bodem. Terwijl ze zich voortbewegen door de bodem, leggen ze tunnels aan waardoor gewassen beter hun wortels kunnen vormen. En dat zonder die planten aan te tasten. Des te meer wormen je ziet, des te meer voeding er in je grond aanwezig is.

Bodemdieren in actie

Naaktslak: krachtpatser met een tong vol tanden

Dit bodemdier wordt vaak als plaag beschouwd en kan dat in sommige gevallen ook zijn. Maar deze allesbehalve kieskeurige veelvraat doet ook veel goeds voor je tuin. Op zijn tong verstopt de naaktslak tot wel 25.000 tanden. Hier eet hij in een dag tijd tot wel de helft van zijn eigen lichaamsgewicht op. Hij ruimt hiermee ook dode plantenresten op en woelt de aarde om. Naaktslakken zijn kwetsbaarder dan andere slakken, waardoor je ze soms alleen onder de grond tegenkomt.

Pissebed: meester van de recycling

De ruwe- en rolpissebedden komen het vaakst voor in onze (achter)tuinen. Ze houden zich meestal schuil in de bovenste laag van de bodem, ofwel: de strooisellaag. Hier doen ze zich tegoed aan rottend hout en bladeren. Hun uitwerpselen vormen nieuwe voedingsstoffen. Zo helpen pissebedden bij de afbraak en opname van koolstof en stikstof voor planten. Is er niet genoeg dood materiaal aanwezig, dan houden ze zich in leven met wortels van levende planten. Laat plantresten dus vooral liggen. 

Duizendpoot: veelpotige vermaler

Nee, duizend poten heeft ‘ie niet. Ongeacht zijn ietwat verwarrende naam kun je maar wat blij zijn dat dit veelpotige dier zich schuilhoudt tussen je planten. Duizendpoten voeden zich graag met rottend plantmateriaal, zoals afgevallen bladeren en andere resten. Ook zorgen zij voor het omwoelen van en het lucht toevoegen aan je bodem. Ze werken razendsnel, waardoor je organische groene afval snel wordt omgezet in een voedingsboost voor je tuin of balkon. Je vindt duizendpoten terug op de meest vochtige plekjes in de tuin, ze kunnen slecht tegen droogte.

Vier de bodembeestjes!

Kom je tijdens het werken in de tuin flink wat bodemdieren tegen? Geweldig! Help ze hun werk te doen door je tuin niet al te netjes te houden. Laat bladeren, uitgebloeide planten en ander organisch materiaal gerust liggen. Dit opruimteam gaat voor je aan de slag en geeft je er een gezonde en voedzame bodem voor terug. Wil je meer weten over wat er zich allemaal in de bodem afspeelt? Dan is de documentaire ‘Onder het maaiveld‘ een aanrader.

Oh en voor wie graag ook zelf met de billen bloot gaat in de tuin op de dag van het naakt tuinieren… wel even opletten voor de brandnetels en wespennesten.

5 dieren die jij de winter door kunt helpen

Voor dieren is het best lastig om de winter door te komen. Het is koud en er is veel minder voedsel te vinden dan in de rest van het jaar. Daarom houden veel dieren een winterslaap. Hieronder bespreken we 5 dieren in je tuin die je kunt helpen in de winter. 


1. Vogels

Onze gevederde vrienden hebben misschien nog wel het meest te lijden onder het winterse weer. Ze kunnen vaak weinig voedsel vinden om hun lichaamstemperatuur op 40 graden te houden. Volgens de Vogelbescherming verliezen sommige kleinere soorten in een koude nacht soms wel 10 procent van hun gewicht.

Je kunt vogels helpen door zaden, fruit, vetbollen en/of pinda’s op te hangen. Hang het voedsel een beetje uit elkaar om conflicten tussen verschillende soorten vogels te voorkomen en let erop dat ze veilig kunnen eten, dus uit de buurt van huisdieren en mensen. Voederbakjes met een afdakje zijn ideaal, vooral voor zadenmengsels, zodat deze niet nat regenen. Maak het bakje regelmatig schoon, zodat er geen schimmel ontstaat.

Je kunt ook een open schaal of bak met water neerzetten om van te drinken en in te badderen. Ververs het water regelmatig. Als het flink gaat vriezen kun je beter geen water aanbieden, want dan kunnen de vogels bevriezen bij het badderen. Als er sneeuw ligt, kunnen de vogels in de sneeuw pikken om hun vochtgehalte op peil te houden. Ligt er geen sneeuw, dan kun je ijs fijn maken, zodat ze ijssplinters kunnen oppikken. Geef nooit water met zout of suiker erin, want zout is niet gezond voor vogels en van suiker gaan hun veren plakken als ze erin badderen. 

2. Egels

In de afgelopen 10 jaar is 50% van de egelpopulatie in Nederland verdwenen, dus jouw hulp is zeer welkom! Egels houden een winterslaap om deze koude periode door te komen. Tijdens die winterslaap neemt hun lichaamstemperatuur af van 35,5 graden naar 5 graden. Ook hun hartslag (van 180 naar 9 slagen per minuut) en hun ademhaling (van 45 naar 3 keer per minuut) gaan flink omlaag. Dit alles om energie te besparen. Het is daarom van levensbelang dat egels niet gestoord worden in hun winterslaap, want dat kost veel te veel energie.

Egels help je dus vooral door ze met rust te laten en door ze geschikte plekjes aan te bieden waar ze hun winterslaap kunnen houden. Laat je tuin lekker rommelig, met veel blad en takken op de grond, waar egels hun holletjes in kunnen maken. Of biedt een speciaal egelhuis aan. Op de website van de Egelbescherming kun je meer lezen over onderdak bieden aan egels.

Ondanks hun energiebesparende maatregelen verliezen egels tijdens hun winterslaap toch nog 25% van hun lichaamsgewicht. Als ze eind april wakker worden, gaan ze meteen op zoek naar voedsel. Egels zijn carnivoren. In de herfst kun je ze bijvoeren, met bijvoorbeeld kattenbrokjes. Geef ze nooit melk, maar alleen water. Kijk hier voor de precieze voedingstips van de Egelbescherming. 

3. Insecten

In de winter zie je maar weinig insecten, want ze zijn niet goed bestand tegen lage temperaturen. Sommige soorten vertrekken tijdelijk naar warmere oorden, andere wachten op een beschut plekje tot het voorjaar weer aanbreekt. Er zijn ook insecten die de winter niet overleven. Zij leggen eitjes, zodat hun nageslacht in het voorjaar weer vrolijk rond kan zoemen. Je helpt insecten door uitgebloeide planten te laten staan, en door tuinafval te laten slingeren in je tuin. Hopen met takken en bladeren zijn prima overwinteringsplekken voor allerlei soorten insecten. Een insectenhotel plaatsen is ook een goed idee! 

4. Vleermuizen

Net als egels houden vleermuizen een winterslaap van vier tot zes maanden. Het liefst doen ze dat in donkere, vochtige ruimtes waar ze niet gestoord worden. In Utrecht leven ongeveer 10 vleermuissoorten, die je vooral ziet in de groene, waterrijke wijken, rond de meer dan 280 vleermuiskasten die de gemeente heeft opgehangen en in allerlei gaten en kieren van gebouwen. In het gebouw ‘de Inktpot’ overwinteren bijvoorbeeld duizenden vleermuizen! Je kunt vleermuizen onder andere helpen door vleermuiskasten te plaatsen. Het Vlaamse Natuurpunt legt uit hoe je die het beste plaatst.

Eekhoorn in boom in de winter

5. Eekhoorns

In Nederland is de rode eekhoorn (of gewone eekhoorn) een beschermde diersoort. Eekhoorns houden geen winterslaap, maar gaan in winterrust. Ze schuilen in bomen en komen af en toe tevoorschijn om het eten te zoeken dat ze in de herfst voor zichzelf hebben verstopt. Nu staat de rode eekhoorn erom bekend niet zo’n goed geheugen te hebben. Evolutionair gezien is dat niet heel handig. Je kunt de eekhoorn dus zeker een handje helpen door het plaatsen van voedselkastjes met bijvoorbeeld noten, zaden, appel, komkommer, wortel of maïs. En met een bakje water. Let erop dat de voedselkast schoon blijft, want anders kunnen eekhoorns ziek worden. De Eekhoornopvang heeft nog meer tips voor het helpen van eekhoorns in de winter

En vergeet de bodemdieren niet!

Behalve bovenstaande top 5-dieren in je tuin is er een hele groep minder opvallende dieren die ook de aandacht verdient: de bodemdieren! Zij zorgen voor een vruchtbare grond en zijn dus héél belangrijk voor je tuin. Regenwormen overwinteren diep in de bodem, zodat ze niet kunnen bevriezen. Daar houden ze een soort winterslaap. Je kunt de bodemdieren helpen je tuin gezond te houden door afgevallen bladeren en (kleine takken) in de herfst gewoon te laten liggen. De bodemdieren breken ze uiteindelijk af en zorgen dat de voedingsstoffen die ze eruit halen opneembaar worden voor je planten. Oh, the circle of life: mooi toch? En je hoeft er niks voor te doen.

Bij Steck vind je een uitgebreid assortiment aan vogelhuisjes, vetbollen, voedertafels, vlinderkasten, insectenhotels en eekhoornhuisjes.

Planten en fotosynthese: de basis van ons bestaan

In de donkere maanden van het jaar hangen we onze straten en huizen vol met lampjes en kaarsjes. We snakken naar licht, want van licht worden we blij en krijgen we energie (althans, van zonlicht). Licht is ook belangrijk voor planten: dag in dag uit maken ze organische stoffen aan uit zonlicht, water en koolstofdioxide. Zouden ze dat niet doen, dan zouden alle dieren, inclusief wijzelf, niet kunnen leven op deze planeet. Daarom besteden we hieronder aandacht aan het haast heilige proces dat planten in staat stelt om dagelijks wonderen te verrichten: de fotosynthese. 

Oorsprong

Fotosynthese bestaat al meer dan twee miljard jaar, maar nog altijd is het wetenschappers niet gelukt om het gehele proces te doorgronden. Planten zijn overigens niet de ‘uitvinders’ van de fotosynthese. Dat waren zeer waarschijnlijk de in het water levende cyanobacteriën of blauwalgen. Hieruit ontstonden weer andere fotosynthetiserende algensoorten. En later, waarschijnlijk zo’n 450 miljoen jaar geleden, ontwikkelden zich landplanten uit deze algen. Deze hebben zich uiteindelijk in allerlei maten en soorten over het land verspreid. Een aardig weetje is dat vóór de blauwalgen begonnen met hun fotosynthese, er geen organismen bestonden die zuurstof konden opnemen. Toen de blauwalgen ineens héél veel zuurstof gingen produceren, legde het leven op aarde bijna het loodje, omdat te veel zuurstof voor een heleboel micro-organismen giftig was.

Hoe werkt het? 

Planten, algen en bacteriën beheersen de magische truc van het omzetten van licht, water en koolstofdioxide in zuurstof en suikers. Planten halen de benodigde koolstofdioxide via huidmondjes op hun blad uit de lucht en zuigen water uit de bodem met hun wortels. De fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels (chloroplasten) in de plantencellen in de bladeren en stengels. Daar vinden twee ketens van chemische reacties plaats: de lichtreactie en de donkerreactie. 

Bladgroenkorrels

Bladgroenkorrels van mos

Licht- en donkerreactie

In de lichtreactie splitsen planten met behulp van de lichtenergie het water (H2O) op in losse zuurstof- (O) en waterstofmoleculen (H). De energie die hierbij vrijkomt, wordt opgevangen door twee typen moleculen: ATP en NADPH. Deze moleculen fungeren als een soort oplaadbare batterijtjes. 

De zuurstofmoleculen zijn bij de energieopslag niet nodig. Zij worden als ‘afval’ uitgescheiden via de huidmondjes op de bladeren. Wij, mensen, zijn blij met dat zuurstofafval, want daardoor kunnen we ademen! 

De energie die in de ‘batterijtjes’ van de plant is opgeslagen, wordt vervolgens in de donkerreactie gebruikt om glucose te maken. Water wordt dan met koolstofdioxide verbonden. Glucose (suikers) is voor planten een belangrijke energiebron. Net als voor alle organismen, waaronder de mens, die planten eten. 

Het licht vieren

Laten we wat vaker stilstaan bij de magie van de fotosynthese. En daarmee bij alle planten die het leven op aarde mogelijk maken. In het bijzonder wanneer we tijdens de donkere dagen bij elkaar kruipen om het licht te vieren rondom onze versierde kerstbomen. Bij Steck doen we dat met Wintergloed, want zo deden onze voorouders het ook. We vieren het licht, want zonder licht is er geen leven. Planten zijn de onmisbare schakel in dit systeem. Zorg daarom goed voor de planten in je huis, in je tuin en in je straat. Ook tijdens de feestdagen. 

5 bijzondere weetjes over het seksleven van planten

Planten hebben een seksleven. Dat realiseer je je niet als je door je tuin loopt, maar in de natuur is love letterlijk in the air. Omdat planten niet naar elkaar toe kunnen lopen om elkaar te bevruchten, vertonen ze allerlei slimme trucjes om tóch te kunnen voortplanten. De wind of vliegende privékoeriers spelen hierbij een belangrijke rol. Hieronder lees je 5 bijzondere weetjes over het seksleven van planten. 

1. Bloemen zijn de geslachtsdelen van een plant

Sommige planten bestuiven elkaar via de wind (hallo hooikoorts), maar de meeste soorten gebruiken hun geslachtsdelen hiervoor: hun bloemen! Meer dan 90% van alle bloeiende planten is tweeslachtig. Dat betekent dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen hebben. Beide vind je in de bloemen van de plant: de meeldraden zijn de mannelijke delen. Die produceren stuifmeel. Dat stuifmeel moet terechtkomen op het vrouwelijke deel van de bloem: de stamper. De stamper leidt het stuifmeel naar het vruchtbeginsel. Als dit goed gaat, dan ontstaan er nieuwe zaadjes, die op hun manier weer verspreid worden. Bijvoorbeeld doordat ze in fruit zitten, dat door dieren wordt gegeten en elders weer wordt uitgepoept.

2. Planten doen zo min mogelijk aan incest

Wetenschappers dachten heel lang dat planten aan zelfbestuiving deden, omdat hun voortplantingsorganen zo lekker dicht bij elkaar zitten. Maar eind achttiende eeuw ontdekte de Duitse veldbioloog Christian Conrad Sprengel dat planten gebruikmaken van insecten om hun stuifmeel juist bij andere planten van dezelfde soort te krijgen. De zaailingen die zich ontwikkelden uit deze kruisbestuiving, waren veel sterker dan de zaailingen die uit zelfbestuiving ontstonden. Sprengels ontdekking werd lang genegeerd en kreeg pas navolging toen Charles Darwin er een halve eeuw later meer onderzoek naar ging doen. Zelfbestuiving, of incest, komt wel voor, maar planten sturen zelf voornamelijk aan op kruisbestuiving.

3. Op elke bloem past een bepaald type bestuiver

Darwin ontdekte ook dat niet alle bloemen dezelfde insecten (of andere dieren) aantrekken. Elke plant heeft haar eigen kleur, geur, vorm en plaatsing van de bloemen die past bij een bepaald soort liefdeskoerier. Waar de ene bloem speciaal ontwikkeld is voor het aantrekken van dag- of nachtvlinders, is de ander juist bedoeld voor bijen of hommels. Vingerhoedskruid is bijvoorbeeld zo gemaakt om bijen aan te trekken. En bepaalde cactussoorten die ’s nachts bloeien, verspreiden een speciale geur om vleermuizen te lokken. De belangrijkste bestuivers zijn bijen en hommels, maar ook dag- of nachtvlinders, wespen, vliegen, kolibries en vleermuizen worden ingezet voor het seksleven van planten.

4. Nectar is het ultieme liefdeselixer van planten

Een van de belangrijkste verleidingstechnieken van een plant is het gebruik van nectar. Insecten zijn er dol op, dus komen ze met alle liefde een bezoek brengen aan de plant in kwestie. De nectar zit meestal ergens onder in de bloem verstopt, zodat bestuivers zich langs de meeldraden moeten wurmen. Al wurmend krijgen ze tegelijkertijd wat stuifmeel op zich. Als ze naar een andere bloem vliegen voor nog meer nectar laten ze intussen ongemerkt wat verkregen stuifmeel achter op het bovenste deel van de stamper (de stempel) en bevruchten ze op deze manier de plant.  

5. Planten halen de gekste capriolen uit voor een menage a trois

Het verleiden van bestuivers is dus een zeer belangrijk onderdeel van het seksleven van planten. Ze trekken werkelijk alles uit de kast om hun stuifmeel mee te geven aan een passende liefdesboodschapper. De Trichoseros (een orchidee) heeft bijvoorbeeld bloemen die lijken op een hitsig bijenvrouwtje. Een mannetjesbij die hiermee probeert te paren, krijgt een dot stuifmeel op zijn kop, en vliegt daarna verder, op zoek naar een vrouwtje dat wél wil paren. Als hij zich daarna nog een keer door een nepbijenbloem laat verleiden, laat ie het stuifmeel achter op de stamper van deze bloem.

Er zijn zelfs bloemen die net doen alsof ze nectar te bieden hebben, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. Een voorbeeld hiervan is de groene antilope-orchidee, die bijen in de maling neemt en vervolgens verandert van uiterlijk, zodat de bijen er gerust nog een keer in trappen. Dit is superslim van deze plant, want op deze manier hoeft ze geen nectar te produceren – wat nogal veel energie kost – terwijl ze wel bevrucht wordt. 

Niet alleen nectar wordt ingezet als lokkertje. Er zijn bijvoorbeeld ook planten die bromvliegen aantrekken voor de bestuiving. Dat doen deze planten met zogenaamde aasbloemen. Deze zien eruit als rottend vlees en stinken ook zo. Bromvliegen leggen hier hun eitjes in, omdat ze denken dat hun kroost dan iets te eten heeft als de eitjes uitkomen. Helaas voor de bromvliegen is dit een valse belofte. De maden die uit de eitjes komen sterven een hongerdood, maar intussen hebben hun ouders maar wel mooi de bloemen bestoven. 1-0 voor de plant.

De lustige lente

Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te vinden van planten die de meest ingenieuze constructies hebben ontwikkeld om bestuivers aan te trekken en hun seksleven te stimuleren. Denk hier maar eens over na als je door je eigen tuin struint, nu de lustige lente volop in gang is.

Bij Steck kun je terecht in de Pluktuin van de GlitterGladiool. Vanaf juli kun je hier bloemen plukken om je eigen bosje – eh – geslachtsdelen samen te stellen.

Bronnen voor deze blog (ook leuk om verder in te lezen!)
Botanische revolutie, de plantenleer van Charles Darwin – Norbert Peeters (2016)

Een wereld vol planten – James Brown & Martin Jenkins (2019)

Slimme bloemen – Klokhuis (2017)