Weet jij welke grond er in je tuin ligt?

Alles over grondsoorten in Nederland, hoe je erop tuiniert en over welke grond je in je tuin hebt

Alles begint bij de ondergrond. Niet iedere plant kan overal groeien en daar speelt vooral de bodemsoort een belangrijke rol bij. Geen groen zonder gezonde grond. Je vindt in Nederland grofweg 4 grondsoorten waarop je kunt tuinieren: veen, klei, zand en löss. In deze blog lees je hoe het zit met de grond in jouw (achter)tuin.

De kwaliteit en eigenschappen van de grond bepalen de plantengroei. De planten hebben dan weer invloed op hoeveel organisch materiaal aanwezig is in de bodem. En dat organische materiaal bepaalt de mate van bodemleven in je tuin. Eerder schreven we al over het belang van bodemdieren in je tuin: hier speelt de grondsoort dus ook een belangrijke rol. Een gezonde bodem heeft een gezond bodemleven.

Hoe zit het met mijn grond?

Pure grondsoorten, zoals hieronder beschreven, kom je in de meeste tuinen niet tegen. Door het afgraven en weer aanvoeren van grond wijkt de bodemsoort vaak af van de natuurlijke omgevingsbodem. Ook binnen de vier bekendste grondsoorten van ons land zijn verschillende samenstellingen mogelijk. Zo kan klei veel of weinig zanddeeltjes bevatten. 

Hoe weet je welke grondsoort in in je tuin ligt? Door het houden van een simpele bodemtest:

  1. Maak wat grond in je tuin vochtig, maar niet te nat. De grond mag niet aan je vingers plakken.
  2. Neem op 10-20 cm diepte met een eetlepel een schepje grond uit je tuin en probeer deze te kneden in je handen.
  3. De vorm die het kneedsel aanneemt, vertelt je grofweg met welke grondsoort je te maken hebt.

Zandgrond vormt zich tot een bergje op je hand, klei laat zich daarentegen heel makkelijk tot een gladde plak kneden. Veen is zo broos dat het tot niets te kneden valt en direct uit elkaar brokkelt. Hieronder kun je per bodemsoort lezen welke eigenschappen deze heeft en hoe je er het beste op tuiniert.

De ideale tuingrond

Als je achter op een zak tuin- of potgrond kijkt, zie je dat deze vaak bestaat uit een mengsel van grondsoorten. Veel mixen bevatten veengrond voor het vasthouden van water, gemengd met zand voor structuur en compost voor voeding (en dus bodemleven). Als je eenmaal weet welke grond er in je tuin ligt, kun je deze optimaliseren voor je planten door te kijken naar de natuurlijke eigenschappen die hieronder per grondsoort beschreven staan.

Wil je betere afwatering in je kruidentuintje? Voeg dan wat zand (en gruis) toe aan de bodem. Wil je juist water langer vasthouden? Voeg dan wat klei of veen toe aan de grond. Juist door soorten te mengen kom je vaak tot een ideale voedingsbodem voor plantengroei.

Utrechtse bodem

Hiernaast zie je de grondsoortenkaart van Nederland van de universiteit van Wageningen. Zoals je ziet, komt er een mengelmoes van grondsoorten voor in de provincie Utrecht. Rondom de stad Utrecht vind je zowel klei, veen-, als zandgronden. Wat dat betekent voor het laten groeien van planten vertellen we je hieronder per grondsoort.

1. Veen – Frisse, natte spons

  • Kleur: donker, bijna zwart
  • Structuur: sponsachtig
  • Voordelen: nauwelijks water geven, makkelijk te bewerken
  • Nadelen: zuurstofarm, weinig mineralen
  • Komt voor in: kleine gebieden door heel Nederland
  • Ideaal voor: zuurminnende planten als Rododendrons en Hortensia’s

Veen is een opeenstapeling van compact, organisch materiaal en ontstaat in gebieden waar het grondwater hoog staat, waardoor grote hoeveelheden ijzer aan de oppervlakte komen. Hierdoor hopen plantenresten zich op die maar heel langzaam composteren door het lage zuurstofgehalte in het aanwezige roestwater.

Gedroogd veen is goed brandbaar. In de middeleeuwen is men daarom begonnen met het winnen van turf (gedroogd veen). Er is nog maar weinig veen over in Nederland. Heel veel grasland waar koeien nu op grazen was ooit veenmoeras. Tegenwoordig is veel oorspronkelijk veenlandschap bedekt met jonge klei.

Bron: Verantwoorde veenhouderij | Twee grote kluiten veengrond waar je nog duidelijk plantenresten in terug ziet

Tuinen op veengrond zijn vaak nat en zompig. Ook verzakt veengrond snel, zeker nu door onze droge en hete zomers het grondwaterpeil daalt. Huizen verzakken hierdoor sneller, met grote schade tot gevolg. Wie tuiniert op veengrond zal vaak zijn tuin moeten ophogen. Planten en bomen wortelen ondiep op veengrond, omdat ze nooit verdergaan dan het grondwaterpeil (want daar kunnen ze geen zuurstof halen).

2. Klei – Zware jongen vol voedingsstoffen

  • Kleur: donker
  • Structuur: zwaar en compact
  • Voordelen: houdt voedingsstoffen en water goed vast
  • Nadelen: wortels kunnen er moeilijk in groeien, wordt hard bij uitdroging, lastig om te bewerken
  • Komt voor in: kustgebieden (zeeklei), Betuwe (rivierklei)
  • Ideaal voor: snelgroeiende gewassen als maïs en suikerbieten

Klei kan makkelijk water vasthouden. Het laat zich uitsmeren zodra het nat wordt. Het kan ook voedingsstoffen makkelijk aan zich binden, omdat het elektrisch geladen is. Er vinden veel (chemische) reacties plaats, wat ervoor zorgt dat er ontzettend veel mineralen en andere voedingsbronnen worden vastgehouden. Leg je klei onder een microscoop dan zie je dat het bestaat uit op elkaar geplakte laagjes vanuit chemische samenstellingen. 

Bron: Better Organix | Klei bestaat uit vele ‘schijfjes’ zoals goed te zien is onder de microscoop

Tuinieren op kleigrond kan een hele uitdaging zijn. Kleigrond is heel erg zwaar en houdt water lang vast, maar laat ook slecht nieuw water toe. Doordat het zo compact is, is het ook moeilijk te bewerken en hebben veel planten moeite om te wortelen in de soms ondoordringbare grond. Dit gebeurt vooral als er weinig organisch materiaal in de bodem zit. Als klei uitdroogt kan het keihard worden, je hebt vast weleens die kenmerkende scheuren in de grond gezien op het boerenland. 

Wil je gebruikmaken van de voedzame eigenschappen van kleigrond, dan moet je zorgen voor een goede afwatering. Je wil niet dat planten te lang met hun wortels in het nat staan. Op kleigrond komen vaak ook lastig te verwijderen onkruidsoorten voor, zoals kweek(gras), zevenblad en heggewinde. Is tuinieren op kleigrond dan alleen maar ellende? Zeker niet, Tuinseizoen geeft een aantal slimme tips.

3. Zand – Luchtige allesgroeier met verzorgingsbehoefte

  • Kleur: licht
  • Structuur: licht van structuur, korrelig
  • Voordelen: goed waterdoorlatend, makkelijk te bewerken
  • Nadelen: houdt weinig voedingsstoffen en water vast, schrale grond
  • Komt voor in: Noord-Limburg, Noord-Brabant en de Achterhoek
  • Ideaal voor: vrijwel alle soorten gewassen en planten, mits er genoeg water en voeding wordt gegeven

Zand is niets anders dan volledig uit elkaar gevallen steen. Daar gaat een enorm lang proces aan vooraf: stenen verweren door vorst en dooi, maar ook doordat ze botsen in snelstromende rivieren. Na duizenden malen herhaling van deze processen houd je grove zandkorrels over. Zand heeft een hele losse structuur en is van nature schraal en voedingsarm. Toch kun je prima dingen laten groeien op zandgrond door meststoffen en water toe te voegen.

Planten en gewassen die graag de diepte in groeien, zoals wortelknollen en wortelgewassen doen het heel goed op zandgrond. Ze kunnen ongestoord naar beneden groeien, omdat de grond vrij is van stenen en andere ‘blokkades’. Het is ook heel makkelijk om te oogsten op zandgrond: je haalt de groentes zo los uit de grond zonder deze te beschadigen. Ideaal ook voor asperges, die niet voor niets vooral op zandgronden geteeld worden.

Bron: 1Limburg | Asperges groeien niet voor niets op zandgronden. Ze kunnen hierin makkelijk wortels vormen en gestoken worden zonder te beschadigd te raken.

Tuinieren op zandgrond vraagt vooral om wat zorg en aandacht. Water spoelt snel weg, dus zeker in de zomer zul je vaak moeten sproeien. Ook raakt de grond snel uitgeput, waardoor je regelmatig compost of andere voedingsstoffen moet toevoegen aan de bodem. Meer tips voor het verbeteren van zandgrond vind je in het overzicht van Velt. 

4. Löss – De fijnste van het stel

  • Kleur: bruin
  • Structuur: zacht, bevat veel voedingsstoffen
  • Voordelen: compact, houdt makkelijker voeding vast
  • Nadelen: komt vrijwel nergens voor in Nederland
  • Komt voor in: Zuid-Limburg
  • Ideaal voor: vrijwel alle soorten planten en gewassen

Löss is heel fijn zand. Je vindt het maar in een klein deel van Nederland, van Maastricht tot Sittard. De grond is afkomstig van de bodem van Noordzee, toen deze nog droog stond. De grond is door de wind verspreid en is als het ware tegen de Limburgse heuvels ‘blijven plakken’. In dit gebied zijn de eerste boeren van Nederland 7000 jaar geleden terechtgekomen vanuit Oost-Europa en hier begonnen met de hedendaagse landbouw. 

Löss is heel compact en houdt daardoor, in tegenstelling tot ander zand, goed voedingsstoffen vast. Ze spoelen minder snel uit, wat het voor de akkerbouw ideaal maakt om op te verbouwen. Het voelt erg zacht aan.

Bron: Geoproeven | Löss is heel fijn zand en is daardoor heel compact

De smaak van de bodem

Nu weet je welke grondsoort je in je tuin hebt, en hoe je er het beste op kunt tuinieren. Maar wist je dat je de grondsoort ook kunt próeven in het eten dat er op geteeld wordt? In het NPO-programma Joel Lokaal gaat culinair journalist Joël Broekaert op zoek naar de ‘terroir’ Nederland. Een aanrader voor wie meer wil weten over de invloed van onze bodemsoorten op de smaak van ons voedsel.

5 handige tips om zelf compost te maken

Compost is de meest natuurlijke en milieuvriendelijke bodemverbeteraar. Met de afgebroken plantenresten in compost voed je de bodemdiertjes. Die zijn onmisbaar voor het cyclische proces van plantengroei. Zij zorgen voor een vruchtbare bodem, waardoor je tuin er weer mooi bijstaat. 

Compost kun je zelf maken met tuin- en groenteafval. Door het zelf te maken heb je invloed op de kwaliteit van de compost. En je verkleint er de afvalberg mee. Daarnaast is het ook leuk om van afval iets nieuws te creëren. Maar hoe maak je nu goede compost? Er zijn een paar dingen waarmee je rekening moet houden. We zetten de 5 belangrijkste tips op een rij:

1. Meng groen en bruin materiaal door elkaar

Groen materiaal is vers groen tuinafval en vers keukenafval. Dit levert vooral de voedingsstoffen. Het bruine materiaal bestaat uit dorre bladeren, takjes en houtsnippers. Dit zorgt voor een goede structuur. Hoe meer verschillende materialen, des te beter. Let op de verhouding groen en bruin materiaal. Dat moet een beetje gelijk opgaan. Goed mengen is belangrijk. Hiervoor kun je het beste een riek gebruiken.

2. Niet alle natuurlijke materialen zijn geschikt

Wat kan wel en wat kan niet op de composthoop? Gekookt voedsel, vlees, botjes, brood en kaas composteren moeilijk. Ook trekt dit muizen en ratten aan. Snijbloemen en schillen van niet-biologische aardappelen en citrusvruchten bevatten vaak chemische middelen die schadelijk zijn voor het bodemleven. Die wil je dus ook niet op je composthoop. Voeg grasmaaisel, as en zaagsel (van natuurlijk hout) alleen in kleine hoeveelheden toe. Onkruid dat zich verspreidt via zaden of wortels en zieke planten mag je wel in de gft-bak gooien, maar gebruik het niet in je eigen compost. Gft-afval wordt op hoge temperatuur gecomposteerd en daardoor worden alle ziektekiemen en onkruiden gedood. Je privé-composthoop wordt niet heet genoeg hiervoor. Theezakjes en koffiepads wil je ook niet tussen je compost hebben, omdat er vaak afbreekbaar plastic in zit. Dit wordt op een kleine composthoop niet afgebroken. Het mag wel bij het gft-afval.  

3. Maak alles klein

Knip takken in kleine stukjes, zodat ze sneller worden afgebroken.

4. Zoek een beschutte plek voor je composthoop of -bak

Een composthoop mag niet te nat en niet te droog zijn. De beste plek is daarom een beschutte plek onder een boom in de halfschaduw. Zodanig dat er nog wel regen en een paar uur zon bij kan, maar dat de hoop niet te hard uitdroogt door de wind. Het gehalte nat en droog kun je aanpassen door óf groen (nat) óf bruin (droog) materiaal toe te voegen. En mengen die handel!

5. Kies een composteersysteem dat past bij je tuin (of balkon)

Of je nu een riante tuin hebt, of een balkon met wat potplanten: voor elke situatie is een geschikt composteersysteem te vinden. Van vrije composthoop tot wormenhotel. Hieronder lees je de verschillen tussen de systemen.

Compostsystemen

Composthoop

Heb je een grote tuin, dan kun je een mooie composthoop maken. Zo’n hoop moet helemaal vrij liggen en een straal van minimaal anderhalve meter hebben. Je voedt hem zoals hierboven beschreven en schept hem regelmatig om. Verder doet de natuur de rest. Vogels en egels maak je blij met zo’n mooie composthoop, want ze vinden er allerlei voedsel tussen.

Compostbakken

Je kunt ook open compostbakken gebruiken, het liefst drie op een rij: een voor het nieuwe materiaal en de andere twee voor materiaal dat al gedeeltelijk is gecomposteerd. De bakken hebben geen bodem en staan op de aarde. Zo kunnen de bodemdiertjes tussen het compostmateriaal komen en hun werk doen. Het nieuwe materiaal in de eerste bak kan je (na regelmatig omscheppen) na ongeveer drie maanden naar de tweede bak overhevelen. Die tweede bak laat je dan lekker met rust, terwijl je de eerste bak geleidelijk met nieuw materiaal vult. Na weer drie maanden schep je de inhoud van de tweede bak naar de derde bak. Een deel van het materiaal kan je waarschijnlijk al als mulchlaag gebruiken. De derde bak dek je af met een zeil, zodat het er droger en warmer is. Je kunt hiervoor ook een afgesloten compostvat gebruiken. In de derde bak begint de laatste fase van het composteerproces. Na ongeveer een jaar is je compost klaar. 

Compostvat

Is je tuin kleiner dan 400 vierkante meter, dan kun je ook aan de slag met een speciaal compostvat. Dit neemt minder ruimte in en kost minder werk. Een compostvat is meestal gemaakt van kunststof en heeft een deksel. De onderkant bestaat uit een geperforeerde plaat. Deze plaats je op stoeptegels met een paar centimeter ruimte ertussen.  Vervolgens leg je op de bodem een flinke laag (10-15 cm) met bruin materiaal, zodat de lucht er nog goed tussendoor kan. In tegenstelling tot een compostbak plaats je een compostvat het liefst in de volle zon. Zo kan de boel goed opwarmen. Door de deksel is de kans op uitdroging minder. Vooral bij compostvaten is het toevoegen van bruin materiaal belangrijk. Anders wordt het al gauw een stinkende, rottende bende binnenin. Met een speciale beluchtingsstok maak je luchtgangen onder in je vat. Zo blijft het samengeperste materiaal ademen.

Wormenhotel of composteertrommel

En heb je helemaal geen tuin, maar wel een balkon? Dan kan je ook een klein composteersysteem gebruiken. Er bestaan composteertrommels voor in de keuken, op je balkon of op een binnenplaatsje. Ook een wormenhotel is een mogelijkheid. Dat is een compostbak met composteerwormen erin. De wormen eten het keuken- en klein tuinafval en poepen dit weer uit. Na ongeveer een half jaar heb je mooie bruikbare compost. In dit filmpje van Klokhuis wordt uitgelegd hoe je zelf een wormenhotel maakt. Je kunt ook kant-en-klare wormenhotels kopen.

5 dingen over Pasen die je je waarschijnlijk elk jaar afvraagt

Gekleurde eieren, de paashaas en een fiks ontbijt: Pasen is een van de leukste feesten die we hebben, maar met al zijn symbolen is het ook een beetje een warboel. Waar komt deze traditie vandaan en hoe past Jezus in het paasverhaal? We zetten de 5 meest voorkomende vragen over Pasen op een rij en zochten het antwoord voor je uit. Vrolijk Pasen!  

1. Wat vieren we met Pasen?

Pasen is van oorsprong een van de belangrijkste feestdagen in het christendom. Volgens de Bijbel stierf Jezus op Goede Vrijdag aan het kruis. Twee dagen later herrees hij uit de dood. Deze herrijzenis vieren we met Pasen. In de christelijke traditie wordt er vooraf 46 dagen gevast (eigenlijk 40 dagen, want op zondag hoef je niet te vasten). Dat is de periode tussen carnaval en Pasen. Na wekenlang afzien mag met Pasen dan eindelijk weer (heerlijk) gegeten worden. Aan dat fenomeen danken we onze hedendaagse paasonbijtjes en -brunches.

2. Kun je Pasen ook vieren als je niet gelovig bent?

Jazeker! Net als Kerst is Pasen gekoppeld aan het christelijke geloof. Maar voor het merendeel van de mensen hebben beide feesten geen religieus tintje (meer). Pasen is voor hen vooral een moment om gezellig samen te zijn met familie en/of vrienden.

Voor de opkomst van het christendom vierden mensen al lentefeesten. Die hadden te maken met de lente-equinox op 20 of 21 maart: de aarde staat dan zodanig ten opzichte van de zon dat de dag precies even lang duurt als de nacht. Daarna zijn de dagen weer langer dan de nachten. Er is weer meer daglicht en zo komt ook de natuur tot leven. Een belangrijk moment in het jaar, waarin de aarde ons van voedsel voorziet. Nu kan er weer volop gezaaid worden. Een reden voor een feestje, vonden ook de Germanen.

3. Waarom is Pasen elk jaar op een andere datum?

Pasen valt elk jaar op een zondag tussen 22 maart en 25 april. Maar als dit samenhangt met de kruisiging en wederopstanding van Jezus, waarom verandert de datum dan? Dat komt doordat verschillende geschriften andere dingen beweren over dit belangrijke moment in de christelijke traditie. In de 8ste eeuw werd hier heel wat over gediscussieerd. 

Volgens de ene traditie werd Christus gekruisigd op de 14e dag na de eerste volle maan van de lente. Twee dagen daarna ontwaakte hij uit de dood. Pasen zou 16 dagen na de eerste volle maan van de lente moeten worden gevierd. Een andere stroming zei juist dat de kruisiging van Jezus op een zondag in de lente had plaatsgevonden. Uiteindelijk werd het een combinatie van die twee: Pasen valt tegenwoordig altijd op de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente.

4. Waar komen die paaseieren en de paashaas vandaan?

Het Paasfeest kreeg er in de loop der tijd elementen bij die weinig of niets te maken hebben met de christelijke traditie. Zo verstopt de paashaas gekleurde eieren. Wat hiervan precies de herkomst is, is niet echt bewezen. 

Er zijn verschillende verhalen. Een theorie vertelt dat de haas en eieren uit een Germaans sprookje komen. Dit sprookje was onderdeel van het feest dat de Germanen vierden aan het begin van de lente. Godin Ostara veranderde volgens dit verhaal een gewonde vogel in een haas die gekleurde eieren kon leggen. Christenen zouden het Paasfeest ‘over’ dit Germaanse feest hebben gelegd: zo zouden ze mensen gemakkelijker kunnen bekeren.

Een andere verklaring voor het belang van het paasei is dat er na de vastentijd veel eieren over waren: de kippen bleven immers eieren leggen. Zodra het weer mocht, aten mensen deze met Pasen op. Ook staat het ei symbool voor wedergeboorte: een verwijzing naar de wederopstanding van Jezus. In de vroegere lentefeesten stond een ei ook voor nieuw leven en vruchtbaarheid, wat weer verwijst naar de lente en de vruchtbare aarde.

5. En hoe zit het met paastakken en ander ‘paasgroen’?

Zoals je leest, vierden onze voorouders al lentefeesten om het nieuwe begin van het leven te vieren. Met Pasen gebruiken we elementen die dit nieuwe leven symboliseren: kuikentjes en takken van planten die al vroeg in het jaar een teken van leven geven. Een prachtig symbool van opgekropte levenslust. In de lente komt deze energie onder invloed van het lentezonnetje vrij en staat de natuur vol met een kleurrijke explosie van krokusbloemen en narcissen. Pasen is een en al Lentelust.

Regenwater opvangen en hergebruiken: waarom een regenton een goed idee is

regenton

Steeds meer mensen hebben een regenton bij hun huis. Dat is een goed teken. Met een regenton help je wateroverlast en droogteproblemen in de stad te voorkomen. Dat is nodig, want door klimaatverandering wordt het droger én natter in Nederland. Vooral als veel mensen regentonnen plaatsen is de impact groot. Daarnaast doe je ook jezelf en je planten een plezier met een regenton. Hoe dat zit, leggen we hieronder uit. 

Zorg voor betere waterafvoer met een regenton

Je hebt het ongetwijfeld gemerkt: we hebben steeds vaker hevige regenbuien in Nederland. Vooral in de stad zorgt dit voor wateroverlast: het water zakt in de betegelde omgeving niet goed de grond in. Het spoelt door putten en regenpijpen onze riolering in, die zo veel water niet altijd kan verwerken. Door een regenton aan je regenpijp te bevestigen, vang je een deel van dat water af en ontlast je het rioleringssysteem. 

Vang water op in een regenton en bespaar drinkwater 

Regenwater is gratis en relatief schoon. Je kunt er je planten mee water geven, maar ook je auto wassen of je ramen zemen. Sommige mensen hebben zelfs een systeem aangelegd waarmee ze met regenwater het toilet doorspoelen. Een prima idee, want het is best bizar dat wij ons kostbare, schone drinkwater gebruiken voor dit soort ‘klusjes’. Met het water uit je regenton bespaar je veel drinkwater. Overigens kun je regenwater maar beter niet drinken. Het kan bacteriën bevatten waar je ziek van wordt.

Gebruik regenwater als buffer voor droge periodes

Omdat onze zomers steeds heter en droger worden, hebben je buitenplanten vaak meer water nodig. Met een regenton heb je een handige buffer om potplanten en tuinplanten van het nodige water te voorzien. Zónder dat je daarvoor drinkwater hoeft te gebruiken. In lange, droge periodes roepen gemeentes vaak op om geen kraanwater te gebruiken voor je tuin. Heb jij nog mooi je regenwater achter de hand.

Maak je planten blij met water zonder kalk

Regenwater is ook nog eens beter voor je (kamer)planten. In kraanwater zit behoorlijk wat kalk, dat op de lange termijn voor problemen kan zorgen voor een plant. Planten slaan het teveel aan kalk op in hun bladeren, of de kalkresten blijven in de grond zitten. Dat zie je aan een wit waas op de bodem. Hoeveel kalk er in het kraanwater zit, verschilt per regio. Overigens doen de meeste planten het prima op water uit de kraan. Regenwater is gewoon nóg beter. Geef je je kamerplanten water in de winter? Zorg dan eerst dat het water uit de regenton op temperatuur is, voordat je het bij je planten giet. Sommige planten houden echt niet van koude voeten!

De regentonnen bij Steck in de regenhoek

Voor elke regenpijp een regenton

Er zijn regentonnen in allerlei soorten en maten, van klassieke houten modellen tot hippe designs. Er zijn ook duurzaam geproduceerde regentonnen, zoals die van ELHO. Die kosten wat meer, maar dan heb je een verantwoorde én een mooie ton. De ELHO Pure Raindrop kun je zelfs volledig aan de muur bevestigen. Als je veel plek hebt in de tuin, dan kun je ook een regenschutting overwegen: modulaire blokken die je gemakkelijk in elkaar klikt en waarmee je water opvangt. Een regenton kun je zowel aan de achterkant als aan de voorkant van je huis plaatsen. Ook als je geen voortuin hebt. Een extra voordeel van een regenton aan de straatkant is dat je hem kunt delen met je buren. Wel zo gezellig. 

Hoe plaats je een regenton?

Ben je overtuigd geraakt van het nut van een regenton bij je huis? Dan is het tijd om aan de slag te gaan! Een regenton plaatsen is niet zo moeilijk. Kijk hier hoe het werkt.  

Planten scheuren: hoe doe je dat?

Planten scheuren

Er zijn verschillende manieren om de planten in je tuin te vermeerderen. Je kunt ze stekken, afleggen of je verzamelt de zaadjes van uitgebloeide planten. Maar je kunt óók planten vermeerderen door ze te scheuren. Dat doe je het liefst in de herfst óf in het voorjaar. Het mooie is dat ze er ook nog eens van opknappen. Hieronder lees je hoe het werkt.

De voordelen van planten scheuren

Een plant scheuren betekent letterlijk dat je een plant in tweeën scheurt. En opdeelt in meerdere stukken. Een handige manier om van één plant meerdere planten te maken. Het is ook nog eens goed voor de plant. Hoe dat zit? Na een aantal jaar groeien planten te groot voor de plek waar ze staan. En worden ze minder vitaal. Vaste planten groeien van binnen naar buiten. Door ze te scheuren en de buitenste, jonge delen terug te planten, geef je ze een welkome verjongingskuur.

Stappenplan voor het scheuren van planten

1. Verwijder eerst alle uitgebloeide onderdelen van de plant. Graaf dan voorzichtig de kluit op. Zorg dat je zo veel mogelijk wortels meepakt. Schud de losse aarde van de kluit.

2. Kleinere planten of planten met een losse kluit kun je gemakkelijk met de hand uit elkaar trekken. Bij grotere planten steek je eerst een schep in de kluit en trek je het laatste stuk uit elkaar. Hoe meer je met de hand kunt doen, des te beter. Op die manier blijven de wortels het meest intact.

3. Leg de oudere delen uit het midden van de plant apart. Die kun je wegdoen. De jongere delen aan de buitenkant deel je op in zo veel stukken als je wilt. Zo lang er aan elke ‘nieuwe’ plant maar een goede set wortels zit.

4. Meng wat compost en organische mest door de oude grond. Zet dan de jonge delen weer terug. Druk de aarde aan en geef een flinke plens water.

5. Wil je planten weggeven? Dan kun je ze ook in een bak met verse potgrond zetten. Op die manier kunnen ze aansterken totdat ze bij hun nieuwe eigenaar zijn. Ook als je nog flink koud weer verwacht in het voorjaar, dan kun je de planten het beste eerst even laten aansterken in een pot in een kas, koude bak of serre.

6. Als de plant na het terug planten snel bloemen maakt, haal die de eerste weken nog even weg. De plant heeft eerst al haar energie nodig om opnieuw te wortelen in de grond.

Welke planten zijn geschikt om te scheuren?

De meeste vaste planten die in een polvorm groeien, zijn geschikt om te scheuren. Hierbij kun je denken aan: Helleborus, Rudbeckia, Vrouwenmantel, varens, Zonnehoed en siergrassen. En nog veel meer – te veel om op te noemen. Het liefst scheur je deze om de 4 à 6 jaar. Doe dit alleen als de planten gezond zijn.

Door planten te scheuren geef je de planten in de tuin een opknapbeurt. Én je maakt er andere tuinvrienden blij mee.

Compost gebruiken in de tuin: zo geef je je planten een biologische boost

Een grote compostbak van donkergroene kleur, gevuld met lagen organisch afval, staat in een achtertuin. Het materiaal in de bak bevat een mix van aarde, plantenresten, en keukenafval zoals groenteschillen. Een deel van de compost is al afgebroken tot donkere, rijke aarde. Naast de compostbak staat een tuinvork met een houten steel en groene tanden, waarschijnlijk gebruikt om het compostmateriaal om te keren. De bak is omgeven door een weelderige groene tuin en een hek op de achtergrond, wat suggereert dat dit een actief gebruikt en goed onderhouden compostsysteem is in een huiselijke omgeving.

Met compost verbeter je de grond in je tuin op een natuurlijke en milieuvriendelijke manier. Compost is een voedzame grondstof gemaakt van organisch (tuin)afval. Het houdt je bodem luchtig, zorgt voor voedingsstoffen en stimuleert het bodemleven. Maar hoe gebruik je compost? Wat is het verschil tussen compost en humus? Hoe kom je eraan? Antwoorden op deze en andere vragen lees je hier.

Wat is het verschil tussen compost en humus?

Humus ontstaat als organisch materiaal, zoals afgestorven planten, bladeren, vruchten en uitwerpselen, wordt afgebroken door het bodemleven. Het vormt de vruchtbare laag op de bodem. In een bos gaat dit vanzelf. Door tuinafval zo min mogelijk op te ruimen, ontstaat er in jouw tuin ook een humuslaag. Een goede humuslaag heeft een lekkere bosgeur en is te herkennen aan een bijna zwarte kleur. Hoe zwarter, des te gezonder je bodem.

Compost bestaat ook uit afgebroken organisch materiaal, maar dan gestuurd door de mens. Door tuinafval en groente- en fruitafval gecontroleerd te laten afbreken, krijg je een soort voorstadium van humus. In compost zie je vaak nog wel wat takjes en blaadjes zitten, terwijl humus eruit ziet als aarde.

Een close-up van een paar handen die compost vasthouden. De grond lijkt vochtig en vruchtbaar, met kleine plantenresten en organisch materiaal zichtbaar tussen de vingers. De handen zijn vuil, wat aangeeft dat er in de grond gewerkt wordt. Op de achtergrond is vaag de contouren van een tuin zichtbaar, waardoor de context van tuinieren of landbouw wordt

Heeft je tuin compost nodig?

Een goede humuslaag herken je dus aan een donkere, luchtige bovenlaag, die een beetje naar bos ruikt. Heeft je tuin dit? Dan hoef je geen compost te strooien. Herken je niet echt een humuslaag? Verrijk dan je bodem met compost. Hiermee breng je lucht in de bodem, zorg je voor voedingsstoffen en stimuleer je het bodemleven.

Welke planten hebben compost nodig?

Alle planten zijn gebaat bij een gezonde, vruchtbare bodem met veel bodemleven en een luchtige structuur, waarbij het water gemakkelijk in de grond zakt. Compost is vooral een structuurverbeteraar, die de basis van de bodem op orde helpt te brengen. Dat kan bij alle soorten planten. Let er wel dat planten soms ook nog moeten worden bijgemest. In compost zitten vooral veel organische elementen, maar niet altijd voldoende voedingsstoffen.

Een gedetailleerde close-up van oranje daglelies die schitteren in het zonlicht, met een zachtfocusachtergrond die meer bloeiende daglelies laat zien. De voorste bloem staat centraal met prominente gele en roodbruine tinten en uitgespreide bloemblaadjes die de complexe structuren binnenin onthullen, zoals de lange, donkere meeldraden die boven het levendige centrum uitsteken. De foto straalt een zomerse sfeer uit en legt de schoonheid vast van deze opvallende bloemen die vaak in tuinen te vinden zijn.

Wanneer strooi je compost? En hoeveel?

Het is voldoende als je één keer per jaar een laagje compost door de bovenste grondlaag van je borders mengt. Een laag van 1 of 2 centimeter compost is genoeg, tenzij de grond erg arm is. In dat geval raden we 4 tot 6 centimeter aan. Je kunt ook een dun laagje uitstrooien over je gazon. De meeste mensen strooien compost in het vroege voorjaar, maar in de herfst kan het ook prima. Wanneer je het in de herfst doet, kan de vorst ook nog zijn positieve invloed uitoefenen op de bodemstructuur.

Wat is de beste compost?

Compost kun je zelf maken of kant-en-klaar kopen. Het voordeel van zelfgemaakte compost is dat je het proces helemaal zelf in de hand hebt. Je bespaart er ook nog eens energie mee, want er komen bijvoorbeeld geen transportkosten bij kijken. Geen ruimte om zelf compost te maken? Bij Steck koop je onder andere de biologische tuinaarde-compost en de biologische mestcompost van Bio Kultura. De eerste is zeer geschikt voor kleigrond. De tweede soort is handig als je je planten van extra voeding wil voorzien. Dat geldt ook voor de bio bemeste tuincompost van Pokon.

Kamerplanten verzorgen in de lente en de zomer

Op een tafel staat een Monstera Deliciosa, een meisje dat in een tuinbroek aan tafel zit houdt een blad voor haar gezicht

Tussen maart en oktober groeien je kamerplanten het hardst, want dan is er het meeste zonlicht. In dit groeiseizoen hebben je planten andere verzorging nodig dan in de winter. Meer water en voeding bijvoorbeeld. Door je kamerplanten goed te verzorgen, hou je ze gezond en sterk. Lees hieronder de 7 tips om dit voor elkaar te krijgen.

1. Zorg voor voldoende licht

Misschien heb je je kamerplanten in de winter op een lichtere plek gezet. Of heb je je cactussen verplaatst naar een koelere kamer, waar het zonlicht anders valt. In maart is het tijd om deze planten terug te zetten op hun vertrouwde plek. Elke plant heeft een eigen lichtbehoefte. Zoek deze op en hou je eraan. Een raam op het zuiden is in de zomer voor bijna alle planten problematisch. Zelfs vetplanten kunnen verbranden door een te felle, aanhoudende zon. Zet je planten in de warme zomermaanden daarom verder van het raam af. Of zorg dat er bijvoorbeeld vitrage tussen de zon en de plant in zit. De hele dag je gordijnen dicht houden tegen de zon, is ook niet fijn voor je planten. Ze hebben het (indirecte) zonlicht echt nodig om gezond te blijven.

Verschillende kamerplanten staan voor een raam

2. Verpot op tijd

De lente is de ideale tijd om je planten te verpotten. Een plant heeft een grotere pot nodig als zijn wortels niet meer goed in zijn huidige pot passen. Als de wortels rond de buitenkant van de kluit groeien, dan is het tijd om te verpotten! Kies een pot met een diameter die 10 tot 15 cm groter is dan de oude pot. Vul de pot met verse, biologische potgrond. Hiermee geef je je plant meteen wat extra voeding.

Op een tafel staat een Monstera Deliciosa, een meisje dat in een tuinbroek aan tafel zit houdt een blad voor haar gezicht

3. Bemest je planten

Om te groeien hebben planten water, licht en voedingsstoffen nodig. De voedingsstoffen in de potgrond raken na verloop van tijd op. Die moet je daarom regelmatig aanvullen. Geef je planten daarom van begin maart tot eind september regelmatig een beetje (liefst biologische) voeding. Dat kan in vloeibare vorm, gemengd met je gietwater, of in de vorm van korrels of staafjes die je rechtstreeks in de grond steekt. Voor sommige planten bestaat speciale voeding, zoals voor cactussen, vetplanten en orchideeën. Hou je aan de aanbevolen hoeveelheid en frequentie op de verpakking.

Iemand geeft met een witte gieter een kamerplant water

4. Verhoog je gietbeurten

In de lente begin je voorzichtig met wat meer water geven aan je planten. Cactussen haal je uit hun winterslaap door ze nu voor het eerst weer een slok water te geven. Andere planten willen nu misschien meer dan één keer per week water. Voordat je enthousiast gaat gieten, voel éérst hoe nat de grond nog is. Dat doe je door je vinger een of twee kootjes in de aarde te steken. Voelt het nog nat? Wacht dan even met water geven. Planten hebben in dit seizoen meer water nodig, maar het risico op overbewatering blijft. Je kunt dit eventueel voorkomen door hydrokorrels onder in de pot te doen. Of gebruik een terracotta pot met een schoteltje eronder. In de hete zomermaanden hebben je planten misschien nóg meer dorst. Hou dat goed in de gaten.

Met een roze gieter worden verschillende planten in een vensterbank water gegeven

5.  Let op de luchtvochtigheid

Als de verwarming uitgaat, wordt de lucht in huis automatisch een stuk vochtiger. Dat vinden je planten heerlijk! Ze gedijen het best in een luchtvochtigheid van 40-60%. Dit meet je met een hygrometer. Heb je in de warme zomermaanden een airco aan? Dan wordt de lucht weer droger. Overweeg een luchtbevochtiger of plaats schoteltjes water in de buurt van je planten. Daarmee hou je de luchtvochtigheid op peil.

Iemand besproeit een kamerplant

6. Controleer op ziektes en plagen

Warmere temperaturen kunnen beestjes in je plant aantrekken. Inspecteer je planten regelmatig en handel snel bij de eerste tekenen van plagen. Zet de besmette plant in elk geval ergens in quarantaine, zodat andere planten niet besmet worden. Lees hier bijvoorbeeld wat je kunt doen bij rouwvliegjes.

In een kamerplant is een gele plantensteker helemaal bedekt met rouwvliegjes

7. Geef je planten af en toe een douchebeurt

Net als de meubels in je huis vangen je planten stof op hun blad. Los van dat het er weinig feestelijk uitziet, belemmert veel stof op het blad de fotosynthese. Zet je planten daarom af en toe buiten als het regent. Daar knappen ze helemaal van op! Het blad afsproeien onder de douche kan ook, maar regenwater is beter, omdat er geen kalk in zit. En het is nog gratis ook. De meeste planten kunnen overigens alleen naar buiten als de temperatuur boven de 15 graden is.

Met deze 7 tips kun je aan de slag om je kamerplanten zo goed mogelijk te verzorgen. Op naar een urban jungle vol gezonde, sterke planten! En als het oktober wordt, dan lees je hier hoe je je planten verzorgt in de winter. Succes!

4 poedelnaakte tuinhulpjes voor een gezonde en voedzame bodem

Bodemdieren_tuinhulpjes_blog_Steck

Ieder jaar vindt op de eerste zaterdag van mei de ‘Internationale dag van het naakt tuinieren’ plaats. In eigen tuin is naakt tuinieren zeker toegestaan, maar voor wie liever de kleren aanhoudt, wist je dat er elke dag van het jaar naakte tuinders voor je aan het werk zijn? Ontmoet vier poedelnaakte tuinhulpjes: regenworm, naaktslak, pissebed en duizendpoot. Lees waarom deze – door sommige mensen als vieze beestjes bestempelde – diersoorten onmisbaar zijn voor een gezond bodemleven in je tuin.

In het voorjaar storten mensen zich enthousiast op het inzaaien van borders, potten en moestuinen. Maar voordat er überhaupt wat te zaaien – en laat staan te oogsten – valt, is het belangrijk om te kijken naar de vruchtbaarheid van de grond. Wie wil genieten van een groene oase rondom het huis, heeft naast licht en water nog iets belangrijks nodig: voedingsstoffen. 

Bodemdieren leven net boven of onder de grond en zetten samen met bacteriën en schimmels afvalstoffen om in voedingsstoffen voor planten. Hiermee krijgen planten voldoende binnen om sterke wortels te maken, frisgroen blad te geven en tot bloei te komen. Deze circle of life herhaalt zich continu en elk bodemdier draagt op zijn eigen manier een steentje bij.

Regenworm: de luchtige bemester 

De regenworm is een ontzettend harde werker die jou op verschillende manieren te hulp schiet. Hoe de worm dat doet? Wormen breken organische materialen af en creëren zo humus voor je bodem. Terwijl ze zich voortbewegen door de bodem, leggen ze tunnels aan waardoor gewassen beter hun wortels kunnen vormen. En dat zonder die planten aan te tasten. Des te meer wormen je ziet, des te meer voeding er in je grond aanwezig is.

Bodemdieren in actie

Naaktslak: krachtpatser met een tong vol tanden

Dit bodemdier wordt vaak als plaag beschouwd en kan dat in sommige gevallen ook zijn. Maar deze allesbehalve kieskeurige veelvraat doet ook veel goeds voor je tuin. Op zijn tong verstopt de naaktslak tot wel 25.000 tanden. Hier eet hij in een dag tijd tot wel de helft van zijn eigen lichaamsgewicht op. Hij ruimt hiermee ook dode plantenresten op en woelt de aarde om. Naaktslakken zijn kwetsbaarder dan andere slakken, waardoor je ze soms alleen onder de grond tegenkomt.

Pissebed: meester van de recycling

De ruwe- en rolpissebedden komen het vaakst voor in onze (achter)tuinen. Ze houden zich meestal schuil in de bovenste laag van de bodem, ofwel: de strooisellaag. Hier doen ze zich tegoed aan rottend hout en bladeren. Hun uitwerpselen vormen nieuwe voedingsstoffen. Zo helpen pissebedden bij de afbraak en opname van koolstof en stikstof voor planten. Is er niet genoeg dood materiaal aanwezig, dan houden ze zich in leven met wortels van levende planten. Laat plantresten dus vooral liggen. 

Duizendpoot: veelpotige vermaler

Nee, duizend poten heeft ‘ie niet. Ongeacht zijn ietwat verwarrende naam kun je maar wat blij zijn dat dit veelpotige dier zich schuilhoudt tussen je planten. Duizendpoten voeden zich graag met rottend plantmateriaal, zoals afgevallen bladeren en andere resten. Ook zorgen zij voor het omwoelen van en het lucht toevoegen aan je bodem. Ze werken razendsnel, waardoor je organische groene afval snel wordt omgezet in een voedingsboost voor je tuin of balkon. Je vindt duizendpoten terug op de meest vochtige plekjes in de tuin, ze kunnen slecht tegen droogte.

Vier de bodembeestjes!

Kom je tijdens het werken in de tuin flink wat bodemdieren tegen? Geweldig! Help ze hun werk te doen door je tuin niet al te netjes te houden. Laat bladeren, uitgebloeide planten en ander organisch materiaal gerust liggen. Dit opruimteam gaat voor je aan de slag en geeft je er een gezonde en voedzame bodem voor terug. Wil je meer weten over wat er zich allemaal in de bodem afspeelt? Dan is de documentaire ‘Onder het maaiveld‘ een aanrader.

Oh en voor wie graag ook zelf met de billen bloot gaat in de tuin op de dag van het naakt tuinieren… wel even opletten voor de brandnetels en wespennesten.

7 bijzondere eetbare planten voor je tuin of balkon

Bijna iedereen heeft wel íets van eetbare planten in de tuin of op het balkon: een aardbeienplantje, een appelboompje of een bosje bieslook. Wie eenmaal begint met eetbare planten, krijgt al snel de smaak te pakken. Want hoe leuk is het om je eten recht voor je neus te zien groeien? Zelfs op je balkon kun je een voedselbos creëren. Voor wie weleens wat anders in de tuin wil, zetten we 7 bijzondere eetbare planten op een rij.

1. Uiensoepboom (Toona sinensis)

Het jonge blad van deze boom smaakt een beetje naar Franse uiensoep. Vandaar deze bijzondere naam. Je eet de blaadjes rauw, gekookt of gestoomd. Als je hem laat gaan, groeit deze boom tot wel 15 meter hoog. Maar door regelmatig te snoeien, kun je hem ook als struik houden. Dan past ‘ie misschien beter in je tuin. Door het snoeien komen er steeds nieuwe scheuten aan, die je dan weer lekker kunt oppeuzelen. De uiensoepboom staat het liefst in de volle zon. Je kunt er het hele jaar van eten. 

2. Kiwibes (Actinidia arguta)

Van buiten is het net een druif, van binnen een kleine kiwi. De kiwibes is een echte aanwinst in je tuin en je keuken. De zoete vrucht doet het geweldig in fruitsalades, gebak en gewoon los uit de hand. In tegenstelling tot een ‘gewone’ kiwi heeft de kiwibes geen harig vachtje. Je kunt hem met vel en al meteen in je mond stoppen. De plant is een gemakkelijke groeier en klimt graag omhoog tegen een pergola of een zonnige muur. Geef hem wel wat klimsteun. Vanaf eind mei geeft de plant mooie, witte bloemen en halverwege september kun je daar de vruchten van plukken.

3. Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius)

De Japanse wijnbes is een soort kruising tussen een braam en een framboos. Hij smaakt friszuur en is heerlijk om los te eten, door de yoghurt of in een salade. Je kunt er ook jam of sap van maken. Bijen en hommels zijn dol op deze plant. Net als een braam maakt deze plant lange uitlopers met stekels. Wil je je niet prikken? Bind dan de losse takken op, bijvoorbeeld tegen een muur, dan kun je in de zomer gemakkelijker bij de vruchtjes. De Japanse wijnbes doet het zowel goed in de zon als in de halfschaduw.

4. Chocoladerank (Akebia quinata)

Ondanks de naam smaakt niets aan deze plant naar chocola. Sommige mensen vinden de bloemen naar chocolade ruiken, dus misschien komt de naam daar vandaan. Maar de plant wordt ook wel ‘schijnaugurk’ genoemd. Verwarrend! Wat wel zeker is, is dat de bloemen in de lente verschijnen in schattige trosjes. De vruchten hebben van binnen de structuur van een passievrucht. Ze smaken naar een combinatie van peer en meloen. Het is een makkelijke klimplant die het goed doet in de zon of in de halfschaduw. Hij heeft wel wat klimsteun nodig.  En het liefst plaats je twee planten bij elkaar in de buurt, zodat ze elkaar kunnen bestuiven.

5. Aardbeimunt (Mentha arvensis ‘Strawberry’)

Deze munt is een stuk zoeter dan andere muntsoorten. Je proeft echt een lekker aardbeienaroma. De blaadjes zijn een goede aanvulling in desserts en fruitsalades. Je kunt er ook thee van trekken. Aardbeimunt is een bodembedekker, die zo’n 30 cm hoog wordt. In de winter sterft hij bovengronds af, om in de lente weer op te komen. Let op, de plant verwildert gemakkelijk. Wil je dat ‘ie netjes op één plek blijft, graaf hem dan in met pot en al. Of zet de pot op je terras of balkon. Aardbeimunt groeit in zowel halfschaduw als zon. 

6. Daslook (Allium ursinum)

Als smaakmaker is daslook fantastisch. Net als ui en knoflook voorziet het een heleboel gerechten van wat pit. In tegenstelling tot knoflook gebruik je alleen het blad en de bloemen. In de tuin groeit daslook op een plek in de schaduw waar de zon af en toe langskomt. In het wild groeit daslook voornamelijk als bodembedekker in bossen. Het lange, brede blad en de witte bloempjes op lange stelen zijn mooi om naar te kijken. Daslook heeft een lichte neiging tot woekeren, dus zoek een plekje uit waar dat kan.

7. Japanse sierkwee (Chaenomeles)

Van kweeperen maak je heerlijke gelei, die bijvoorbeeld goed combineert met kazen. De vruchten van de Chaenomeles zijn niet precies de kweeperen die we kennen, maar je kunt ze op dezelfde manier gebruiken. Je plukt ze vanaf oktober. In het vroege voorjaar word je getrakteerd op prachtige rode, oranje of witte bloemen, die bloeien als de takken nog geen blad hebben. Dat alleen al is het planten van een Japanse kwee meer dan waard. De heester wordt zo’n 1.5 m hoog. Hij staat graag in de zon. 

Alle bovenstaande planten zijn te koop bij Kwekerij Stekkers op het achterterrein van Steck. Stekkers is een stadskwekerij van biologische, eetbare planten. Een deel van hun planten is te koop bij Steck. Lees hier het interview van vorig jaar met Yessie van Kwekerij Stekkers.

 

Tuinkalender maart: eetbare planten knippen, snoeien en mulchen

Plant snoeien bij Kwekerij Stekkers in maart

Welke tuinklussen en balkonklussen doe je in maart? Ook deze maand krijg je weer tips van de groene experts bij Steck. Dit keer is dat Yessie vanden Branden van Kwekerij Stekkers achter op ons terrein. Yessie en mede-eigenaar Boudewijn Rijff werken in hun stadskwekerij vanuit de principes van de permacultuur: ze richten hun voedseltuin met eetbare planten in als een mini-ecosysteem. Wil je of heb je ook eetbare planten of een voedselbos(je)? Lees Yessies tips.  

‘Ik kijk elke winter uit naar maart. Er is dan in de voedseltuin van alles te doen en ontdekken.’

Vul lege plekken in de grond op

In maart begin je met de bodem. Yessie: ‘Kijk rond in je tuin: waar zie je lege plekken in de grond? En waar groeit zomers veel onkruid? Vul deze plekken op met eetbare planten zoals aardbeien en kruiden. Of met eetbare bloemen. Bosviool, gevlekt longkruid, maarts viooltje en daslook beginnen al vroeg met groeien. Is de grond bevroren? Of regent het en weet je dat het snel gaat vriezen? Wacht dan nog even met planten, de wortels van jonge plantjes zijn te klein en kwetsbaar. Kies bodembedekkers en laagblijvende planten die snel groeien, zoals aardbeien, loopkamille en kruiptijm. Behalve dat ze lekker snel groeien, gaan ze ook onkruid tegen. Dan heb je in de zomer minder werk én wat lekkers.’ Win-win dus!

Abrikoos-Aardbei en Witte Aardbei bij Kwekerij Stekkers in maart

Knip oud blad weg

Ook met dorre blaadjes en takjes kun je in maart aan de slag. Yessie: ‘Knip bruin, dor blad en kleine dode takjes weg van plantjes zoals aardbeien en kruiden zoals munt en citroenmelisse. Zo krijgen ze meer ruimte en licht, waardoor ze beter groeien. Strooi deze blaadjes en takjes uit over de aarde, rondom het plantje, als een laagje mulch. Mulch gaat onkruid tegen, zorgt ervoor dat de grond vochtig blijft en geeft voedingsstoffen af. Ook verbetert de laag mulch de bodemstructuur.’

Dode blaadjes afknippen van een aardbeidenplantje, op het buitenterrein van Kwekerij Stekkers

Snoei bessenstruiken

Meestal snoei je houtachtige gewassen al in januari en februari. Maar ook in maart valt er nog wat te snoeien. Yessie: ‘Heb je dat in februari nog niet gedaan, dan kun je bladverliezende bessenstruiken, frambozen en appel- en perenbomen nog best terugsnoeien. Snoei op een droge dag de takken die elkaar kruisen, weg. Maak ook de binnenkant van de struik open, dat zorgt voor wat licht en lucht. Hierdoor groeien de struiken beter en krijg je meer vruchten.’

Knop van walnootstruik bij Kwekerij Stekkers in maart

Plant een wilde haag

Meer groen, vlinders en vruchten in de tuin? Yessie: ‘Ook met een wilde haag met bessenstruiken en grotere heesters krijg je meer vruchten in je tuin. Bijvoorbeeld de hazelaar, duindoorn, olijfwilg, appelbes, krent en jostabes. Je koopt ze op pot bij Stekkers of, tot eind maart, nog als wortelgoed. Je geeft ze dan een voorsprong mee: de struiken kunnen nu goed wortelen, want de grond is nog wat vochtig en het wordt al warmer. Vanaf april gaan ze dan volop groeien. 

Zo’n haag zorgt voor meer groen in je tuin én vergroot de biodiversiteit: het trekt insecten, vogels en vlinders aan. Natuurlijk eet je er zelf ook lekker van. Hazelnoten en bessen bijvoorbeeld. En is een haag niet ook veel mooier dan een schutting?’   

Deel je planten op

Maart is een goed moment om de planten die uitlopen, op te delen. Yessie: ‘Planten groeien na verloop van tijd uit, of ze worden te vol. Hierdoor groeien en bloeien ze minder goed. Als je de planten deelt, geef je ze letterlijk ruimte om te ademen. En om nieuwe energie op te doen. Je voegt ook meer variatie toe aan je tuin als je de delen aanplant op de lege plekjes in je tuin.’

‘Om een plant te delen, graaf je hem eerst voorzichtig uit de grond. Dan schud je de overtollige aarde van de wortels. Vervolgens splits je de plant in kleinere delen op. Zorg ervoor dat elk deel tenminste één gezonde stengel en een goed ontwikkeld wortelstelsel heeft. Plant dan de delen opnieuw in goed voorbereide grond.’ Meer details nodig? Lees onze blog over planten scheuren.

Verschillende kruidenplantjes van Kwekerij Stekkers in pot

Yessies tuinklussen in maart op een rij

  1. Plant vaste eetbare planten aan op lege plekken in je tuin.
  2. Plant een wilde haag met bessenstruiken en grotere heesters.
  3. Knip oude stengels en oude bloemen van vaste planten: zo geef je ruimte voor nieuwe aanwas.  
  4. Snoei bessenstruiken als het weer het toelaat. 
  5. Deel planten op voor nieuwe energie.

Meer weten over permacultuur, eetbare planten en Stadskwekerij Stekkers? Lees hier een eerder interview met Yessie.  

Ingang Kwekerij Stekkers februari 2024

Meewerken in Kwekerij Stekkers? 

Geïnspireerd? Kom langs bij Stekkers en ontdek hun aanbod eetbare planten en struiken. Lijkt het je leuk om mee te werken in stadskwekerij Stekkers? Dat kan! Boudewijn en Yessie kunnen vooral op maandagen en vrijdagen een paar extra handen gebruiken. Meer informatie of meteen aanmelden? Neem contact op met Yessie: info@kwekerijstekkers.nl