Vleesetende planten: zo verzorg je ze en zo vangen ze hun prooi

een groep Venusvliegenvallen (Dionaea muscipula) in bloempotten. De planten hebben open 'val' bladeren met stekelige randen, typisch voor deze soort, klaar om onwetende prooien te vangen. De planten staan in tuincentrum Steck in Utrecht Overvecht

Weinig planten spreken meer tot de verbeelding dan vleesetende planten. De naam alleen al! Ze helpen je graag af van vliegjes en muggen in je huis. Én ze zijn prachtig om naar te kijken. Er zijn meer dan 500 verschillende soorten vleeseters. Waarom zijn ze carnivoor? Hoe komen ze in actie? En hoe verzorg je deze hongerige jagers? Dat lees je in deze blog.

Waarom eten vleesetende planten vlees?

Vleesetende planten eten natuurlijk geen biefstuk. Hoewel, van sommige Nepenthes-soorten wordt gezegd dat ze zich soms ook voeden met kleine zoogdieren. Maar dat is een uitzondering. De overgrote meerderheid van de vleesetende planten eet alleen insecten. In het wild groeien deze planten over het algemeen in moerasachtige gebieden, waar ze hun voeding niet uit de grond kunnen halen. Vandaar de insecten op hun menu. 

Verzorging

De meeste vleesetende planten kunnen zowel binnen als buiten staan. Sommige soorten, zoals Nepenthes, kunnen niet goed tegen lage temperaturen. Die hou je maar beter binnen. Bijna alle vleeseters zijn zonaanbidders. Vanwege hun moerassige achtergrond hebben ze graag natte voeten. Zorg dus voor een vochtige bodem. Geef ze regenwater of gedestilleerd water, want in kraanwater zit te veel kalk. Plantenvoeding hebben ze niet nodig, want ze halen hun voeding uit hun prooi. Bij Steck vind je speciale, onbemeste potgrond voor vleesetende planten voor als je gaat verpotten. Let er ook op dat er insecten zijn om te vangen!

Meest voorkomende soorten vleesetende planten

Het grootste onderscheid tussen vleesetende planten zit in de manier waarop ze hun prooi vangen. Sommige halen hun maaltijd binnen met gladde, lange bekers, andere hebben een ingenieus plaksysteem. Hieronder vind je een beschrijving van de meest voorkomende soorten. En lees je hoe hun vallen werken.

een groep Venusvliegenvallen (Dionaea muscipula) in bloempotten. De planten hebben open 'val' bladeren met stekelige randen, typisch voor deze soort, klaar om onwetende prooien te vangen. De planten staan in tuincentrum Steck in Utrecht Overvecht
De trompetbekerplant is één van de meest voorkomende en bekende vleesetende planten

1. Venusvliegenval (Dionaea muscipula)

Het lijken wel kleine berenklemmen, de vallen van de venusvliegenval. Komt er een nietsvermoedend insect op zitten, dan slaat de val – pats! – dicht. Het lijkt wel een actiefilm. Vervolgens wordt het insect genadeloos verteerd in deze mini-gevangenis. Van oorsprong komt de plant uit Noord-Amerika. Hij is enig in zijn soort: er zijn geen afgeleide soorten. Hoewel het misschien aanlokkelijk is om de plant uit te testen door de vallen met je vingers aan te raken, kun je dat maar beter niet doen. Het kost de plant veel energie om de vallen te sluiten en te openen. En jouw vinger levert geen voedingsstoffen op voor de plant. Ook sterven de vallen af na een aantal keer dichtklappen. Gelukkig is toekijken hoe de plant een vlieg vangt, óók heel boeiend!

2. Zonnedauw (Drosera)

Drosos betekent ‘dauw’ in het Grieks. De plakkerige druppeltjes die als een soort tentakels aan het blad van de zonnedauw zitten, glinsteren als dauwdruppels. Maar dan minder onschuldig. Vliegjes of muggen die op de druppels terechtkomen, blijven vastplakken. Het blad rolt langzaam om de prooi heen om hem te verteren. Er bestaan wel 190 soorten zonnedauw. Ze groeien over de hele wereld. Drie soorten leven ook in het wild in Nederland. Maar je moet er erg goed naar zoeken!

3. Vetblad (Pinguicula)

Dit kleine, gezellige plantje vangt heel wat vliegjes en muggen met zijn plakkerige blaadjes. Ideaal als je last hebt van rouwvliegjes bij je planten. Net als de zonnedauw rolt de Pinguicula haar blad op, waarna ze de prooi verteert. Het is een sierlijk plantje met elegante paarse bloemetjes op een dunne stengel. Vetblad houdt van veel licht, maar van direct zonlicht kunnen de bladeren verbranden. Er zijn zo’n 80 soorten Pinguicula bekend, waarvan verschillende winterharde soorten in Europa voorkomen. Die kun je dus prima in je tuin plaatsen.

4. Trompetbekerplant (Sarracenia)

Deze kleurrijke vleeseter heeft bladeren in de vorm van lange bekers. Met de vaak felle kleuren bovenaan de bekers lokt de plant insecten. Die kruipen vol verwachting de beker in. Maar helaas! De wand van de beker is glad, waardoor het insect naar beneden glijdt. Daar wordt het vervolgens verteerd door spijsverteringssappen. Er bestaan 8 soorten Sarracenia. In het wild komen ze over de hele wereld voor, maar ze worden steeds zeldzamer. In je tuin doen ze het heel goed bij vijvers, maar ze kunnen ook binnen staan. Zolang je de bodem maar lichtvochtig houdt. Sarracenia is goed bestand tegen de vorst.

5. Bekerplant (Nepenthes)

De bekers van de Nepenthes staan niet rechtop, zoals die van de Sarracenia, maar bungelen vrolijk onderaan de plant. Het is dan ook een hangplant. De val werkt verder hetzelfde: insecten die erin vallen, komen er niet meer uit. Ze verdrinken in de plakkerige vloeistof onderin. De Nepenthes komt voornamelijk voor in Indonesië en omgeving. Er zijn meer dan 85 soorten. Sommige daarvan maken bekers van wel 40 tot 50 centimeter groot. Het is een tropische plant, dus hij houdt van vochtige, warme lucht. In tegenstelling tot bovengenoemde vleeseters, is de Nepenthes niet winterhard.

Nepenthes, ook bekend als de bekerplant, met hangende 'beker' bladeren die meestal gevuld zijn met een vloeistof die dient om prooien te vangen en te verteren. De plant staat in tuincentrum Steck in Utrecht Overvecht



Alle bovenstaande soorten vleesetende planten zijn te koop bij Steck. Heb je er vragen over? Onze medewerkers vertellen je er graag meer over! 

Tips voor het aanleggen van een geveltuintje in Utrecht

Geveltuin in Utrecht

Als je in Utrecht woont, is de kans groot dat je geen voortuin hebt. Gelukkig kun je nog altijd een geveltuintje aanleggen. Een geveltuintje is niet alleen leuk voor het oog, je maakt er ook beestjes blij mee en vangt regenwater af. Dat is hard nodig, want door al die tegels in de stad kan het regenwater niet goed wegstromen. Bovendien zorgen geveltuintjes voor verkoeling in je huis en in je straat. Klinkt goed, toch? Aan de slag dus, lees gauw verder!

Hoe begin je?

Beginnen met een geveltuin is heel simpel: je licht een of twee rijen tegels uit de stoep, graaft een gat van 30 tot 45 cm diep en vult deze met tuinaarde. Daarna kun je gaan planten. De Gemeente Utrecht heeft een handig stappenplan geschreven voor het aanleggen van geveltuinen. Hier vind je ook een aantal voorwaarden waaraan je geveltuin moet voldoen (je mag er bijvoorbeeld geen hekje omheen zetten). En ook fijn: als je met een paar buren aan de slag gaat met het vergroenen van jullie straat, dan kun je er subsidie voor krijgen.

De beste planten voor een geveltuintje in Utrecht

De keuze van je planten hangt in de eerste plaats af van de hoeveelheid licht die je geveltuin vangt. Heb je meer dan 5 à 6 uur zon per dag op je gevel? Kies dan voor zonminnende planten. Schaduwplanten willen niet meer dan 2 uur zon op een dag. Alles daartussen noem je halfschaduw. Utrecht Natuurlijk heeft een mooi lijstje met mogelijke planten voor in je geveltuin, ingedeeld op lichtbehoefte.

De plantenlijst van de plantenbakcommissie Wittevrouwen is nog uitgebreider. Deze lijst is tot stand gekomen door jarenlange ervaring met het onderhouden van plantenbakken en geveltuinen in de straat.

Zelf vinden we lavendel, muurbloem en hemelsleutel heel geschikt voor een zonnige geveltuin en tippen we purperklokje en akelei voor in de schaduw. Denk ook eens aan bij- en vlindervriendelijke planten en/of aan eetbare planten! Op onze tuinplantenafdeling vind je allerlei opties.

Waarop let je bij het planten van je geveltuin

De grootste fout die de meeste geveltuinders maken, is te veel planten bij elkaar zetten. De plantjes zijn nog klein in het begin, maar als ze groter worden gaan ze elkaar beconcurreren. Grote kans dat de helft van je planten dan het loodje legt. Let dus op de plantafstand die het plantenlabel aangeeft. Dompel je nieuwe planten eerst even met de wortels onder water voor je ze in je tuin zet. En als je een klimplant kiest, kijk dan of deze geleid moet worden, of dat ie zichzelf vasthoudt aan je gevel. En snoei bijtijds!

Een laatste tip voor je nieuwe geveltuintje

Maak je een randje om je geveltuin, zorg dan dat deze aan de zijkanten laag is, zodat het regenwater van de stoep in je tuin kan lopen. Geef je planten op droge dagen in de zomer om de drie dagen water, dan houden ze het goed vol. Een mooi moment om ook een regenton aan te sluiten op je regenpijp! Zo help je nog beter met het opvangen van regenwater. Veel plezier met je geveltuin! 

Zo maak je van een pallet een verticale tuin voor je balkon

Stedelijk kruidentuintje met aromatische kruiden zoals basilicum en munt, groeiend in een zelfgemaakte plantenbak gemaakt van een pallet op een balkon.

Ben je de trotse eigenaar van een balkon? Benut elke meter en ga de hoogte in: maak een verticale (kruiden)tuin! Zo pluk je – wanneer je ook maar trek hebt – verse basilicum voor je pizza en munt voor je thee. Zo’n kruidenparadijs geeft je balkon ook nog eens een mediterrane sfeer en geur. Wil je vooral veel kleur op je balkon? Zet je verticale tuin dan vol bloeiende (sier)planten. Liefst biologisch en inheems: dan schotel je bijen en vlinders óók iets lekkers voor. Zo pak je het aan. 

Dit heb je nodig:

  • Pallet
  • 3 latjes (formaat: breedte x diepte van de pallet)
  • Schuurpapier
  • Hamer
  • Spijkers
  • Schaar 
  • Antiworteldoek
  • Nietpistool met nietjes
  • Moestuingrond
  • (Kruiden)plantjes
Duurzame plantenbak gemaakt van een hergebruikte houten pallet met verschillende groene planten en bloemen op een balkon.

Stap 1: Voorbereiding

Schuur de pallet op om splinters te verwijderen. Leg de pallet ondersteboven: de zijde met de drie latjes ligt nu aan de bovenkant.

Stap 2: Monteren van de plantenbakken

Timmer haaks op de onderkant van elk van de drie latjes een ander latje: zo ontstaan drie plantenbakken.

Stap 3: Voorbereiden van de plantenbakken

Knip drie stukken worteldoek op maat. Zorg ervoor dat het worteldoek lang en breed genoeg is om ook de zijkanten te bedekken. Leg ze in de plantenbakken. Niet ze om de drie centimeter vast met het nietpistool. Zo blijft de moestuingrond later goed op zijn plek liggen.

In de winkel van Steck vind je handige instructieboekjes voor pallet kruidentuintjes die je gratis mee kunt nemen!

Stap 4: Decoreren

Voordat je de plantenbakken gaat vullen met aarde en (kruiden)plantjes, kun je hem nog decoreren. Verf bijvoorbeeld de voorkant met (vlakken) schoolbordverf. Schrijf hier als de verf droog is de naam van de kruiden of sierplanten op.

Stap 5: Vullen van de plantenbakken

Vul de drie plantenbakken tot net onder de rand met potgrond. Kies voor moestuinpotgrond als je er moestuinplantjes inzet. Anders volstaat gewone (biologische) potgrond. 

Stap 6: Planten en water geven

Nu komt het leukste: plant je favoriete kruiden of andere planten en geef ze een scheut water. Let bij het kiezen van de plantjes op de toekomstige standplaats van je verticale tuin: staat de pallet vol in de zon? Kies planten die van de zon houden. Krijgen de plantjes maar een paar uurtjes licht? Neem dan planten die het goed doen in de halfschaduw. En staat de pallet in de schaduw? Je snapt ‘t: kies dan schaduwplanten. 

Stap 7: Ophangen of neerzetten

Klaar is je verticale tuin! Hang hem aan de muur en geniet van het resultaat. Of spijker links en rechts een lat haaks op de onderkant vast. Zo kan je tuintje ook staan.

Zo. Je verticale balkontuin is klaar. Pluk een handje munt, maak er een kop thee mee, plof neer in je lekkerste stoel en bewonder het resultaat. Proost! 

Kamerplanten stekken: zo laat je stekjes van (bijna) elke plant goed groeien

verschillende transparante glazen vaasjes met daarin stekjes van verschillende kamerplanten

Monstera’s, bananenplanten of pannenkoekplanten stekken? Of wil je babyplantjes van die ene mooie cactus of aloë vera? Voor het stekken van kamerplanten zijn er verschillende manieren. In deze blog lees je over kopstekken, stengelstekken en bladstekken. Klaar om je huis om te toveren tot een plantenwalhalla? 

Deze kamerplanten kun je stekken

In principe kun je elke kamerplant stekken, als de plant maar gezond is. Leef je uit! Maar let op: de manier waarop je stekken maakt, hangt af van de plant. Van de Rhipsalis, Monstera, Schefflera, Philodendron, Dracaena en Peperomia bijvoorbeeld laat je de kop, het topje dus, wortelen. En van het Kaaps viooltje, de bladbegonia, Sansevieria en Peperomia stek je het blad. Stengelstekken kun je doen bij de Ceropegia, Epipremnum, Hedera en Tradescantia. 

Hoe werkt stekken?

Hieronder lees je stap voor stap hoe je van moederplantjes prachtige nakomelingen maakt.  

In de winkel van Steck Utrecht vind je handige instructieboekjes voor alle verschillende manieren om te stekken

Kopstekken

Een van de meest bekende én makkelijkste manieren om te stekken is kopstekken. Je knipt of snijdt dan de bovenkant van de plant, de kop, af. Zoek bij een gezonde plant naar een scheut van ongeveer 10 centimeter met een paar blaadjes eraan. Snijd deze net onder een bladknop af. Dit is het plekje waar een nieuw blaadje uit zou groeien. Je hebt nu een stengel met een topje en wat blad eraan. Haal de onderste blaadjes weg. Doop de stek eventueel in een beetje stekpoeder en steek hem in een potje met stekgrond. Geef een scheut (regen)water. Dek eventueel het potje af met folie of een plastic zakje. Zo houd je de luchtvochtigheid op peil. Als de stekjes geworteld zijn, kun je ze na ongeveer vier weken verpotten in grotere potjes met gewone potgrond.

Stengelstekken

Bij stengelstekken maak je meerdere stekjes uit één plantenstengel. Zo krijg je er lekker veel. De stekjes hebben geen ‘kop’. Zo werkt het: snijd een lange, volgroeide stengel met veel blaadjes eraan af, net onder de bladknop. Snijd de stengel in verschillende stukken. Zorg daarbij dat elke stek minstens één blad heeft en een bladknop waaruit de wortels zich kunnen ontwikkelen. Doop de stekjes eventueel in een beetje stekpoeder en steek ze in aparte potjes met stekgrond. Geef een scheut (regen)water en voorkom dat de stekjes de komende weken uitdrogen. Dek eventueel de potjes af met een plastic zakje of zet ze in een kweekkasje. Als ze geworteld zijn, verpot je ze na ongeveer vier weken in grotere potjes met gewone potgrond.

Bladstekken

Van sommige planten kun je het blad stekken. Dit kan op twee manieren: mét of zonder steel.

Zonder steel: Snijd een blad van een gezonde plant. Maak aan de onderkant overdwars inkepingen in de nerven. Leg het blad met de inkepingen onder plat in een pot met potgrond. Zorg dat het blad de aarde goed raakt (leg er bijvoorbeeld steentjes op). Dóór het blad heen zullen nieuwe plantjes verschijnen. Als deze ongeveer 5 cm zijn, zet je ze voorzichtig in een nieuw potje. 

Met steel: Snijd een blad met steel van een gezonde plant. Doop de steel eventueel in wat stekpoeder. Steek de steel in een potje met stekgrond. Je kunt meerdere stekjes in één potje zetten. De plantjes die opkomen, zet je in een eigen potje.

Wanneer kun je het beste stekken

De beste periode om planten te stekken is het voorjaar. In de lente is er voldoende licht voor de stek om zich te ontwikkelen. Vermijd wel direct zonlicht.

Stekjes kopen en ruilen in Utrecht

Wil je eerst beginnen met een kant-en-klare stek? Check je lokale plantenbieb of vraag rond bij familie, buren en vrienden. Of sluit je aan bij een stekjesruilplatform, ruil met andere plantenliefhebbers of kom langs bij Steck. Hier vind je ook stekgrond, vloeibare plantenvoeding en stekpoeder, dat de groei van planten stimuleert. 

Met deze tips móet het lukken om een weelderige plantencollectie te laten groeien!

In 5 stappen van een tegeltuin naar een groene stadsoase

Veel mensen denken dat een groene tuin veel meer werk is dan een tegeltuin, maar dit hoeft helemaal niet zo te zijn. Een border met veel vaste planten heeft relatief weinig onderhoud nodig. Als je de juiste planten maar op de juiste plek zet.

Een groene tuin heeft veel voordelen ten opzichte van een tegeltuin. Niet alleen is al dat groen veel leuker om naar te kijken, het is ook nog eens goed voor de biodiversiteit, het zorgt voor verkoeling in de zomer en het regenwater kan beter weglopen in een tuinborder. Een groene tuin is, kortom, een stuk klimaatvriendelijker. Dus waar wacht je nog op? Met de volgende 5 stappen tover je je tegeltuin om in een groene stadsoase!

Stap 1: Bepaal wáár je tegels gaat wippen

Tegels vervangen door groen kan op allerlei plekken. Om te beginnen in je eigen tuin. Áls je er een hebt. Ook in een kleinere stadstuin kun je altijd wel ergens een border aanleggen. Heb je geen achtertuin? Overweeg dan om aan de voorkant van je huis een geveltuintje aan te leggen. Als je in een straat woont met bomen op de stoep, dan is het ook een optie om – in overleg met je buren en de gemeente – de boomspiegels te vergroten. Dit doe je door extra rijen tegels eruit te wippen. Op die vrijgekomen plek kun je een tuintje in maken.  Hier kun je lezen hoe je eenvoudig een gevel- of boomspiegeltuin aanlegt.

Stap 2: Tegels eruit

Een tegelvrije tuin begint natuurlijk met het eruit halen van de tegels. In deze blog lees je wat je met die tegels kunt doen. Vergeet je niet om het aantal tegels dat je hebt gewipt door te geven op de website van het NK Tegelwippen? Op die manier stimuleer je ook anderen zich aan te sluiten bij dit steengoede initiatief. Elk jaar doen er meer mensen mee en dat is een mooie ontwikkeling.

Stap 3: Graaf de zandlaag weg

Nadat de tegels zijn gewipt, blijft er waarschijnlijk een zandlaag over. Hier kunnen planten niet op groeien. Rol je mouwen maar op, want er moet gegraven worden. Graaf minimaal 30 centimeter uit (dat is stiekem meer werk dan je denkt, maar je kunt het). Het uitgegraven zand kun je afvoeren naar een afvalscheidingsstation. Die stations hebben meestal aanhangers of bakfietsen te huur, mocht je geen eigen vervoer hebben.

Stap 4: Vruchtbare grond erin

Als je de zandlaag helemaal weg hebt gegraven, dan meng je de laag grond daaronder met tuinaarde. Vanwege de aanwezigheid van tuinturf is tuinaarde een nogal een ‘zwaar’ product, vandaar dat je het moet mengen. De grond wordt dan luchtiger, wat beter is voor de waterhuishouding en het bodemleven. Een luchtiger (en milieuvriendelijker) alternatief is de tuinaarde van Bio Kultura: die bestaat uit aarde, compost en meststoffen. Lees hier meer over hoe je je bodem vruchtbaar houdt.

Stap 5: Beplanten

Als de bodem goed is voorbereid, komt het leukste gedeelte van je project: je planten kiezen en ze in de grond zetten! Daarbij is het slim om te kiezen voor vaste inheemse planten die op de bodem en het klimaat van jouw tuin zijn afgestemd. Hier lees je hoe je kunt achterhalen welke grondsoort je hebt (Let op: dat is dus niet de tuinaarde die je er net in hebt gekieperd, maar de laag eronder!).

Het is belangrijk om te weten hoeveel zon je in je tuin(tje) hebt. Heb je meer dan vijf à zes uur zon, dan kies je voor zonneminnende planten. Vangen de planten minder dan twee uur per dag zon? Dan zet je er schaduwplanten in. Alles daartussen heet ‘halfschaduw’. Op het plantenlabel kun je zien hoeveel zon een plant nodig heeft. Vaste planten die op de goede plek staan (qua grondsoort en zonlicht) hebben het minste onderhoud nodig. Zij zullen ook het beste groeien. Dit kunnen overigens ook eetbare planten zijn! Laten we daar nu ook goede tips voor hebben.

Uiteindelijk is het de bedoeling dat de hele bodem bedekt is door planten. Op die manier droogt de bodem minder snel uit en heeft onkruid minder kans om te verspreiden. Hou je bij het aanplanten wél aan de aanbevolen afstand die op het plantenlabel staat, want die kleine plantjes die je er nu in zet, zijn over een paar maanden al een heel stuk groter! Je planten op de juiste afstanden van elkaar inplanten, betekent later echt minder onderhoud. Bodembedekkers verspreiden zich over de bodem en zullen de gaatjes tussen andere planten opvullen. Populaire bodembedekkers zijn de ooievaarsbek, maagdenpalm of de wintergroene klimop. Of vraag een medewerker van Steck voor meer tips.

Tenslotte (nogmaals): geef het aantal gewipte tegels door op de website van het NK Tegelwippen! Hiermee stimuleer je ook andere mensen hun bijdrage te leveren aan een groenere stad.

Tuinkalender april: maak je eigen bloementuin 

De eigenaar en tuinier van pluktuin Glitter Gladiool houdt een tray met zaailingen van Tithonia vast. Ze staat in een kas, en er zijn om haar heen verschillende andere voorgezaaide plantjes te zien.

Welke tuinklussen en balkonklussen doe je in april? Ook deze maand krijg je tips van de groene experts bij Steck. Dit keer is dat Noraly Roozendaal van pluktuin Glitter Gladiool op het terrein van Steck. Hier kweekt Noraly onbespoten, lokale en natuurvriendelijke seizoensbloemen. Wil je een bloementuin zaaien? Lees de tuintips van Noraly.

Maak bloembedden klaar

Een van de eerste tuinklussen in april is het onkruidvrij maken van de bloembedden. Noraly: ‘Onkruid verwijder je met de hand, met een schepje of onkruidsteker. Ik schoffel zelf nauwelijks. Daarna hoog je de grond een beetje op, met een laagje van twee centimeter compostaarde. Ik gebruik die van Bio Kultura (te vinden tussen op de potgrond en meststoffen-afdeling van Steck). Compostaarde wakkert het bodemleven aan en voedt het met onder andere schimmels. Nog een voordeel: als je het bloembed verhoogt, komen je bloemen hoger te staan dan het paadje. Het water vloeit daardoor af naar beneden, waardoor bloemen geen natte voeten krijgen. Daar houden ze niet van.’  

Hard voorgezaaide planten af

Zaailingen die je in maart of eerder binnen hebt voorgezaaid, moeten wennen aan de omstandigheden buiten voordat je ze in de volle grond zet. Noraly: ‘Als deze plantjes in één keer van binnen naar buiten gaan, bestaat de kans dat de bladeren verbranden en verbleken. De plantjes zijn ook nog te slap om tegen de wind te kunnen. Door de planten af te harden, laat je ze wennen aan de wind en fel zonlicht. Eind april zijn de plantjes in het algemeen groot genoeg om hiermee te beginnen. Maar als ze dan toch nog kwetsbaar zijn, houd je ze nog even binnen.’ 

‘Ik vind april een fijne en vrolijke maand. Je moet wat geduld hebben voordat je bepaalde klussen kunt doen, want tot IJsheiligen in mei kan er nachtvorst zijn. Maar je kunt al best beginnen met wat dingen.’

Dat afharden werkt als volgt, legt Noraly uit: ‘Begin met de planten een uur buiten te zetten. Doe dit op een moment zonder regen, wind en felle zon. Elke dag mogen ze een uur langer buiten staan. Na een paar dagen laat je de plantjes ook wennen aan de zon en wind. Daarvan worden ze sterker. Na 5 tot 6 dagen zet je ze een hele nacht buiten. Zo wennen ze ook aan koudere temperaturen. Zakt de nachttemperatuur onder de 10 graden? Wacht dan nog even. Regent het? Een beetje miezeren vinden planten wel lekker. Maar pas op voor zware druppels als de plantjes nog slungelig zijn.’ 

Als je planten inplant in de volle grond, krijgen ze een kleine klap. Noraly: ‘Dat komt doordat deze aarde anders is dan die waar ze eerst in stonden. Misschien is de aarde zuurder, kouder of zit er minder voeding in. Hierdoor vallen er wat blaadjes zullen af en gaat hun gezondheid iets achteruit. Maar wees gerust, doordat je ze hebt voorgezaaid, zijn de plantjes daar sterk genoeg voor.’

Top planten voor een rijke bloei

Wil je veel bloemen aan je plant? Daar kun je voor zorgen door planten te toppen, vertelt Noraly. “Laat de planten die vertakken (en waar aan elke tak nieuwe bloemen komen, zoals de lathyrus (siererwt), cosmea, zinnia en antirrhinum (leeuwenbek) al vanaf het begin zijscheuten krijgen. Deze extra vertakkingen krijg je door de plantjes te toppen. Zo krijg je per plant meer bloemen.  

Noraly legt uit hoe je bij toppen te werk gaat: ‘Bij een zaailing ontstaan eerst twee kiemblaadjes: de baby blaadjes. Deze blijven klein als de plant groter wordt. Na een tijdje groeit het eerste echte bladpaar aan de steel. En daarna nóg een bladpaar. Vaak is dit in april. Als de zaailing twee ‘etages’ met blaadjes heeft, mag je de plant toppen. Hij heeft dan tijd gehad voor fotosynthese. Je knipt het topje van de plant na de twee bladparen af. De plant zoekt dan nieuwe wegen om verder te groeien. Dat doet ze door zijtakken te maken. Je kunt de toppen met je nagels afknijpen, maar hygiënischer is het om een schone, scherpe snoeischaar te gebruiken. Zo vermijd je de kans op besmettingen.’ 

‘Het toppen van planten lijkt spannend, maar je zult na een paar dagen zien dat de plant nieuwe zijscheuten aanmaakt. Wil je er zeker van zijn dat je het goed doet? Kijk dan vooraf wat YouTube filmpjes over het toppen van bloemen.’

Met een snoeischaar wordt een Lathyrus boven het tweede bladpaar afgetopt. Op de achtergrond zijn meer jonge plantjes zichtbaar

Maak een tuinhekje van takken

Sommige planten kunnen wel wat ondersteuning gebruiken. Hier kunnen ze tegenop klimmen en steunen. De stelen van de bloemen groeien dan mooi rechtop. Noraly: ‘Je kunt deze ondersteuning maken van wilgentakken en andere materialen uit de omgeving. Maak bijvoorbeeld een ‘tipi’ van takken waar de lathyrus (siererwt) tegenaan kan groeien. Of ondersteun de cosmea’s en dahlia’s met een raster van takken die horizontaal en verticaal over het bloembed steken.’

Geef dahlia’s een voorsprong

‘Dahlia’s kun je binnen ‘voortrekken’: je haalt de dahlia uit de winterrust door de knol binnen op te potten. Zo geef je dahlia’s een voorsprong en lopen ze eerder uit. Heb je dit in maart nog niet gedaan, dan kan dit begin april nog. Neem een paar plastic potten met gaten onderin. Zo loopt overtollig water weg, en dat is belangrijk, want dahlia’s houden niet van natte wortels. Vul de potten met een laagje aarde en leg de knollen erop. Vul ze verder met aarde en geef goed water. Zet ze binnen op een lichte vorstvrije plek. Zorg in de opvolgende dagen dat je niet overmatig water geeft.’

Noraly’s tuinklussen in april op een rij

  1. Maak bloembedden klaar
  2. Hard zaailingen af
  3. Top planten voor meer bloemen  
  4. Maak hekjes van natuurlijke materialen 
  5. Geef dahlia’s een voorsprong

Hoe krijg je een vruchtbare bodem in je tuin?

Een mooie, gezonde tuin begint bij een vruchtbare grond. Dat betekent vooral: een bodem vol leven. In een goede bodem leven ontelbare bodemorganismen, die afval omzetten in voedingsstoffen voor planten. Deze organismen houden ook de aarde luchtig. Hierdoor kan deze beter water opnemen en kunnen planten goed met hun wortels bij de voedingsstoffen. Wil je ook dit jaar genieten van een stralende tuin, zorg er dan voor dat al die bodemdiertjes hun werk kunnen doen.

Ecosysteem

Bij het tuinieren is het belangrijk om je het volgende te realiseren: als je de natuur gewoon haar werk laat doen, dan ontstaat er een systeem dat in balans is. Op braakliggende terreinen groeien vanzelf bepaalde typen wilde planten (die wij meestal onkruid noemen) die kúnnen groeien op die plek. Wanneer er een tekort is aan voedingsstoffen, dan zijn dit type planten in staat om zich toch te voeden. Met hun lange wortels halen ze diep gelegen voedingsstoffen alsnog naar boven, waardoor er vervolgens ook andere planten kunnen groeien. Deze ontwikkeling stimuleert weer een actiever bodemleven. Ofwel: als je niks doet, groeit er tóch iets. En een weinig vruchtbare grond wordt (tenzij heel ernstig vervuild) op deze manier uiteindelijk alsnog weer vruchtbaar.

Natuurlijk tuinieren

De kunst is om de manier waarop je tuiniert zo dicht mogelijk bij het natuurlijke proces van plantengroei te houden. Hoe meer jouw tuin lijkt op een natuurlijk ecosysteem, des te minder werk je eraan hebt. Dat kun je onder andere bereiken door planten te kiezen die bij je bodemsoort passen en ze op de juiste standplaats te zetten, zodat ze de juiste hoeveelheid zonlicht krijgen. Werken via de principes van permacultuur, waarbij je rekening houdt met de verschillende plantlagen die voorkomen in de natuur, helpt ook. Verder is het belangrijk om zo weinig mogelijk te spitten, omdat dat het bodemleven verstoort. Liever help je de bodem een handje door bodemverbeteraars toe te voegen aan je aarde. Hieronder leggen we je uit wat je opties zijn. 

Bodemverbeteraars

Voordat je aan de slag gaat, wil je eerst weten op welke grondsoort je tuiniert. Op basis daarvan kun je beter begrijpen wat je grond nodig heeft. Dat is voor elke tuin anders. Wat je uiteindelijk wil, is een luchtige bodem met een rijk bodemleven en met de juiste voedingsstoffen voor je planten. De volgende bodemverbeteraars kunnen je daarbij helpen:

Compost

Dit is de meest natuurlijke en milieuvriendelijke bodemverbeteraar. Compost bestaat uit plantenresten die op een gecontroleerde manier worden afgebroken. Het verbetert alle soorten grond die een niet zo ideale structuur hebben. Compost kun je zelf maken, of kant-en-klaar kopen. Lees hier meer over het toevoegen van compost aan je bodem.

Meststoffen

Wil je je planten nog een extra zetje geven, dan kun je meststoffen strooien. Maar let op: bemesten heeft alleen zin als de structuur van je bodem al in balans is. Geef nooit te veel mest, want je planten worden kwetsbaarder als de bodem niet structureel is aangepast op hun snelle groei. De meeste planten hebben voldoende aan één keer bemest te worden, in het vroege voorjaar. Hier lees je hoe je mest het beste toevoegt.

Kalk

Zand- en veengronden zijn over het algemeen zuurder dan kleigrond. En daar houden de meeste planten niet van. Om een zure grond te neutraliseren kun je jaarlijks kalk strooien in je tuin. Dit doe je het beste in het najaar of in het vroege voorjaar. Lees hier alles over het gebruik van kalk in je tuin.

Tuinturf

Tuinturf is een veensoort en dus een relatief zure grondstof. Je kunt het gebruiken om de bodem voor zuurminnende planten te verbeteren. Tuinturf wordt helaas ook op grote schaal verwerkt in tuinaarde en potgrond. Dat is jammer, want tuinturf is een behoorlijk milieubelastend product. Door het opgraven van veen komt er onnodig veel CO2 vrij. In Europees verband wordt nu gekeken hoe het op grote schaal afgraven van veen in Europa tegengegaan kan worden. Hier staat goed uitgelegd waarom het precies zo schadelijk is. Intussen komen er langzaamaan steeds meer alternatieven op de markt voor tuinaarde en potgrond met tuinturf. Bij Steck vind je de turfvrije tuinaarde en potgrond van Bio Kultura.

Tuinaarde

Voor de aanleg van een nieuwe tuin of voor het ophogen van borders gebruik je tuinaarde. De meeste tuinaarde bestaat uit een samenstelling van tuinturf en compost. Vaak zijn er ook meststoffen doorheen gemengd. Door de aanwezige tuinturf is tuinaarde een nogal zwaar product. Je moet het daarom echt mengen met de grond die al in je tuin aanwezig is. Je kunt ook kiezen voor tuinaarde zónder tuinturf, zoals de tuinaarde van Bio Kultura. Ook goed om te weten: Goedkope soorten tuinaarde bevatten over het algemeen nauwelijks extra voedingsstoffen.

Potgrond

Als je tuiniert in potten en bakken, dan heb je potgrond nodig. Dit is een luchtiger variant van tuinaarde. Ook zijn de voedingsstoffen speciaal uitgebalanceerd voor potplanten. Tegenwoordig bestaat er ook potgrond op basis van kokos, wat milieuvriendelijker is dan de gebruikelijke potgrond met turf. Daarnaast stelt het MPS-keurmerk bij potgrond voorwaarden aan de hoeveelheid turf die gebruikt mag worden en die grens is behoorlijk streng. Zowel Pokon als Ecostyle bieden een variant aan met dit keurmerk. De potgrond van Bio Kultura bevat een heel klein percentage tuinturf. Ze werken nog aan een variant zónder.

Als het goed is, weet je nu beter wat je moet kiezen als je weer eens in het tuincentrum voor al die zakken bodemverbeteraars staat. We wensen je een zeer vruchtbare grond toe.

Steck heeft een uitgebreid assortiment aan tuin- en potgrond en ook een grote keus aan bodembedekkers- en verbeteraars. Onze medewerkers geven je graag advies!

Wat doet kalk in je tuin?

Jonge, groene zaailingen met levendige bladeren ontkiemen in donkerbruine, voedingsrijke bodem die bezaaid is met kleine, witte korrels van kalk. De zaailingen zijn gelijkmatig verdeeld over de linkerhelft van de afbeelding, terwijl de rechterhelft onbebouwde aarde toont, wat een contrast creëert tussen het begin van plantengroei en de potentie voor toekomstige beplanting. De textuur van de aarde en de planten geeft een natuurlijk en gezond ecosysteem weer, klaar voor tuinieren en landbouw.

Kalk neutraliseert zure grond, verbetert de structuur van zware kleigrond en levert calcium en magnesium. Dit helpt planten om beter te groeien. Dat wil zeggen: veel planten, maar niet alle planten. Welke planten kalk nodig hebben, wat pH-waarden ermee te maken hebben en wanneer je overgaat tot het strooien van kalk, lees je hieronder.

Welke planten hebben kalk nodig?

De meeste planten houden van een neutrale, licht zure grond. Planten die van een zure grond houden, zijn bijvoorbeeld heide, azalea, rhododendron, skimmia en conifeer. Bij deze planten strooi je juist geen kalk, want op een met kalk verrijkte grond nemen ze voedingsstoffen minder goed op. Dan heb je ook nog planten die het het best doen op kalkrijke grond. Bijvoorbeeld clematis, rozemarijn, blauwe regen, lavendel en vlinderstruiken. Die hebben kalk echt nodig om goed te groeien.

Tegen de achtergrond van een blauwe hemel met sierlijke witte wolken, steken de donkerpaarse bloempluimen van een vlinderstruik (Buddleja) omhoog. Sommige bloemen zijn in volle bloei met een rijke paarse kleur, terwijl andere zijn uitgebloeid en bruine tinten vertonen. De groene bladeren en de levendige bloemen contrasteren mooi met de lucht en creëren een gevoel van hoogte en groei. Dit type bloeiende struik is bekend om het aantrekken van vlinders, waardoor het een ecologisch waardevolle en esthetisch aangename toevoeging is aan de tuin.

Waarom heeft mijn gazon kalk nodig?

Heb je veel mos in je grasmat? Dan helpt het om kalk te strooien. Mos houdt van zuurdere grond dan gras en kalk neutraliseert die grond. Ook als je je gazon wil bijmesten om je gras een boost te geven, dan is het slim om vooraf kalk te strooien. Dat geldt ook voor je siertuin. Door de kalk nemen planten de voedingsstoffen beter op. Over het algemeen is het beter om na het strooien van kalk drie weken te wachten voor je meststoffen gebruikt. Kalk kan reageren met de stikstof in de meststoffen, wat kan leiden tot de vorming van ammoniak. En dat is schadelijk voor je gras en je planten. Overigens vind je bij Steck ook kalkmestof: een combinatie van kalk en meststoffen, waarbij geen ammoniak wordt gevormd.

Een uitgestrekt gazon strekt zich uit naar een levendige border vol met diverse tuinplanten en bloemen. De tuin toont een rijke variëteit aan texturen en kleuren, van het donkergroen van dicht blad tot het heldergeel en paars van bloeiende planten. Verschillende hoogtes en soorten vegetatie creëren een natuurlijk, gelaagd uiterlijk, van lage struiken tot hoge siergrassen en bloemen op stevige stelen.

Hoe meet ik de pH-waarde van de grond in mijn tuin?

Maar hoe weet je nu hoe zuur de grond is in je tuin? Daar kom je achter door de pH-waarde te meten. Die loopt van 1 tot 14, waarbij geldt: hoe lager het getal hoe zuurder de grond. Een neutrale grond heeft een pH-waarde van 7. De zuurgraad in Nederland ligt over het algemeen tussen 3 en 8. Van nature is de grond hier dus vrij zuur. Daarbij zijn zand- en veengronden meestal wat zuurder dan kleigrond. Onder invloed van het weer heeft de grond de neiging nog verder te verzuren.

De pH-waarde van de grond in je tuin meet je bijvoorbeeld met een pH-bodemtest van Ecostyle (ook te koop bij Steck). 

Een digitale pH-meter met een geel-zwarte behuizing is in de grond gestoken, waarbij het LCD-scherm een waarde van 5.8 aangeeft, wat duidt op de zuurtegraad van de bodem. De achtergrond is onscherp, maar je kunt een oude metalen tuinvork herkennen, wat suggereert dat de grond recent bewerkt is. Deze afbeelding illustreert het gebruik van technologie in tuinieren om de grondcondities te monitoren, wat essentieel is voor het succesvol kweken van diverse plantensoorten.
Digitale pH-meter in de grond

Wanneer strooi ik kalk in de tuin?

Als je de pH-waarde van de grond in je tuin weet, dan kun je inschatten in hoeverre het nodig is om kalk te strooien. Hieronder zie je welke pH-waarden optimaal zijn:

– Zuurminnende planten (o.a. rhododendrons, azalea’s en heide): pH-waarde: 4,0 – 5,5
– Lichtzuurminnende planten (o.a. hortensia’s en skimmia’s): pH-waarde: 5,0 – 6,0
– Kalkminnende planten (o.a. blauwe regen, lavendel en vlinderstruiken): pH-waarde: 6,0 – 7,0
– Gazon: pH-waarde: 5,5 – 6,5
– Moestuin: pH-waarde: 5,5 – 7,0.

Waarom is kalk goed voor zware kleigrond?

Zware kleigrond heeft een dichte structuur, omdat er zo weinig lucht tussen de deeltjes zit. In de zomer droogt deze grond vaak helemaal uit. Kalk helpt de structuur van kleigrond te verbeteren, omdat calciummoleculen relatief groot zijn. Ze zorgen ervoor dat de kleideeltjes wat minder aan elkaar plakken. Met meer lucht in de bodem zakt het water beter weg en krijgen planten meer zuurstof bij hun wortels.

Een close-up beeld van een met modder bedekte schop die in natte, kleiachtige grond steekt, met een voet in een groene rubberlaars die druk uitoefent op de rand van de schop om dieper te graven. De klei is donkerbruin en plakkerig, wat suggereert dat de grond zwaar en vochtig is, wat typisch is voor kleigrond. Dit beeld toont het zware werk dat komt kijken bij het bewerken van dergelijke bodem, vaak ervaren in tuinieren en landschapsarchitectuur na regenval of in natte omgevingen.

Welke maand is het beste om kalk te strooien?

De beste periode voor het strooien van kalk is in de late winter of het vroege voorjaar, idealiter in januari of februari. Dit zorgt ervoor dat de kalk voldoende tijd heeft om in de bodem op te lossen voordat het groeiseizoen begint. Het is belangrijk om de aanbevolen hoeveelheden op de verpakking te volgen, aangezien deze per kalksoort kunnen variëren.

Bij Steck vind je onder andere kalk van Ecostyle. Heb je er vragen over? Onze medewerkers helpen je graag!

Mest strooien in de tuin: extra voeding voor je planten

Een tuinier in actie, vastgelegd vanaf de taille naar beneden, terwijl ze zittend op de hielen geconcentreerd werken met kleurrijke, bloemenprint tuinhandschoenen aan. Ze houden een open zak met meststof vast, en strooit het uit op de donkere aarde. Een tuinschepje met een houten handvat is geplant in de grond naast hen. De achtergrond is onscherp, met hints van een weelderige tuin. De scène benadrukt tuinverzorging en de introductie van voedingsstoffen in de bodem, waarbij de aandacht uitgaat naar de handen en de taak die wordt uitgevoerd.

Een mooie tuin begint met een gezonde bodem. Dat is de basis. Met bladeren laten liggen en compost strooien kom je al een heel eind. Wil je je planten een extra zetje geven, dan kun je meststoffen gebruiken. Maar let op: bemesten heeft alleen zin als de structuur van je bodem al in balans is. Waarop je moet letten als je je tuin gaat bemesten, lees je hieronder. 

Wat is het verschil tussen kunstmest en organische mest?

Er bestaan twee soorten mest: kunstmest en organische mest. Organische mest bestaat uit verteerde dierlijke uitwerpselen, zoals koemest, paardenmest of beendermest, gemengd met plantaardige resten, zoals stro of compost. Deze koop je in de vorm van gedroogde korrels. Deze organische mest heeft meer voedingsstoffen dan alleen compost. Het is duurzamer dan kunstmest, omdat dit type mest naast het stimuleren van de plantengroei ook het bodemleven aan het werk zet. Dit zorgt voor meer evenwicht in de bodem. 

Kunstmest is gemaakt van niet-organische stoffen en bevat hogere concentraties van stikstof, fosfaat en kalium. Op de verpakking worden deze aangeduid als NPK (Nitrogenium (stikstof), Phosphorus (fosfor), Kalium): voedingsstoffen waar planten dol op zijn! Kunstmest werkt snel, maar kan je planten ook te veel opjagen en slap en slungelig maken. Bovendien haal je bij veelvuldig gebruik het bodemleven uit balans. Pas kunstmest dus met mate toe. Houd je aan de voorgeschreven hoeveelheid op de verpakking.

Een persoon in een tuin knielt neer en strooit zorgvuldig grijze meststofkorrels rond de basis van een jonge boom. De boom is net geplant, zoals te zien is aan de verse aarde en het steunstokje dat vastzit met een witte bindstrip. De tuinier houdt een doorzichtige plastic pot met meer meststof in de ene hand, terwijl ze met de andere hand de korrels rond de boom verdeelt. Het beeld vangt een moment van tuinonderhoud waarbij de nadruk ligt op het bevorderen van de gezonde groei van de plant.

Wat is de beste mest voor je tuin?

Welke mest het beste is, hangt af van de staat van je tuin en van je planten. Zandgrond heeft bijvoorbeeld meer voeding nodig dan kleigrond. Lees hier hoe je de grondsoort in je tuin herkent. Kunstmest kan handig zijn om je planten even een snelle boost te geven, maar organische mest is op de lange termijn beter voor je planten en de bodem.  

Welke planten hebben speciale mest nodig?

De standaard tuinmest (kunstmest) heeft een bepaalde verhouding stikstof, fosfor en kalium, die goed werkt voor het merendeel van de planten. Sommige planten hebben een andere verhouding voedingselementen nodig. Daar bestaat aparte mest voor. Voorbeelden hiervan zijn mest voor rozen, beuken en hagen, kleinfruit en mest voor de moestuin. Ook voor zuurminnende planten, zoals rhododendrons en heide bestaat speciale mest.  

Een weelderige verzameling rhododendronstruiken in volle bloei, met een scala aan kleuren van diep paars en lila tot zachtgeel en wit. De bloemen zijn dicht opeengepakt en vormen een levendig, kleurrijk tafereel. Ze worden verlicht door de zachte stralen van de zon, die door de bladeren van de bomen erachter schijnen, waardoor sommige bloemen lijken op te lichten. De diversiteit aan kleuren en de overvloed aan bloemen maken de afbeelding tot een feest voor het oog en stralen de rijkdom uit van een zure bodem tuin in het late voorjaar of de vroege zomer.

In welke maand bemesten?

De meeste planten hebben voldoende aan één bemesting per jaar. Als je organische mest geeft, doe dit dan liefst in de winter of in het vroege voorjaar. Dan komen de voedingsstoffen vrij op het moment dat de planten gaan groeien. Kunstmest strooi je in maart of april. Rozen en eenjarige planten doen het goed op een tweede keer mest in juni. Geef nooit te veel mest, want je planten worden juist kwetsbaarder als de bodem niet structureel is aangepast op hun snelle groei.

Hoe strooi je mest in de tuin?

Mest strooien is niet ingewikkeld. Je strooit de aangegeven hoeveelheid over de grond en werkt het daarna een beetje in de grond met een hark. 

Bij Steck vind je de organische mestcompost van Bio Kultura en een divers assortiment van (biologische) tuinmest van Pokon. Vraag gerust een medewerker om advies als je twijfelt welke mest je moet kiezen. 

Een heldere, zonnige afbeelding van een tuinbed met een hand in een gele tuinhandschoen die een kleine witte handhark vasthoudt. De hark wordt gebruikt om de rijke, donkerbruine aarde rond een bloeiend aardbeienplantje te cultiveren. De aardbeienplant heeft verse groene bladeren en witte bloemen met gele centra. Het beeld legt een moment van tuinonderhoud vast en toont een zorgzame interactie met de groeiende plant. Het tuinbed wordt begrensd door houten planken, wat duidt op een georganiseerde en verzorgde moestuin.

Hoe duurzaam zijn de planten van Steck?

Medewerker Frans van Oostveen van tuincentrum Steck in Utrecht Overvecht staat tussen buiten tussen de tuinplanten te werken

Steeds meer mensen willen duurzaam tuinieren. En natuurlijk komen ze dan ook uit bij Steck. Het overgrote deel van onze tuinplanten is verantwoord gekweekt. Hoewel veel mensen denken dat Steck alleen biologische planten verkoopt, is dat niet het geval. Hoofd Tuinkas en inkoper Frans van Oostveen legt uit hoe dit zit.

Waarom verkoopt Steck niet alleen biologische planten?

Frans: ‘Met alleen biologisch gecertificeerde planten kun je helaas geen tuincentrum vullen. De doelgroep die hier speciaal voor komt, is ook nog steeds relatief klein. Daarnaast zitten er veel voorwaarden aan het certificaat biologisch. Het kan zijn dat een kweker duurzaam werkt, maar dat diens buurman wel chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Dan kunnen je planten nooit als biologisch worden aangemerkt. Dat maakt het moeilijk voor kwekers. Gelukkig gaan steeds meer van hen over op natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Dat is goed nieuws. Bij Steck kopen we bewust in bij dit soort kwekers. Dus ook al zijn de planten niet biologisch gecertificeerd, de overgrote meerderheid is wél verantwoord gekweekt.’

Kun je hier voorbeelden van noemen?

‘Kwekerij Van der Starre levert onze klimplanten, die volledig onbespoten zijn. Van der Starre bestrijdt plagen als bladluis onder andere met natuurlijke vijanden, die ze aantrekken met speciale bloemenmengsels van Cruydt-Hoeck. De groenten en kruiden in ons assortiment zijn van Vivavera. Dat zijn gezonde planten, die hooguit met een biologisch gewasbeschermingsmiddel zijn bespoten. De fruitbomen en -struiken komen van kwekerij Stekkers op ons terrein en van Fruithof Kapelle. Beide kwekerijen werken, waar nodig, met biologische gewasbeschermingsmiddelen of met natuurlijke vijanden. Daarnaast hebben we een grote inheemse collectie van vasteplantenkwekerij Griffioen Wassenaar (Hello Garden). Deze kwekerij kweekt zonder neonicotinoïden. Dat is het gif waarvan bijen dood gaan.’

Wat bedoel je met natuurlijke vijanden?

‘Planten zijn onderdeel van een ecosysteem. Dat geldt ook voor de beestjes die erop leven. Bladluizen worden bijvoorbeeld gegeten door de larven van lieveheersbeestjes. En de larven van sluipwespen zijn dol op wolluis. In de plantensector worden deze larven steeds vaker als natuurlijke vijanden ingezet om plagen te bestrijden. Als je dat goed doet, dan werkt dat fantastisch. Ik experimenteer  zelf ook met natuurlijke vijanden. Thuis in mijn eigen kas, maar ook hier bij Steck. Als je de juiste soort inzet, ben je zo van je plaag af. Terwijl als je alleen maar gewasbeschermingsmiddelen spuit, de beestjes vaak na een paar weken weer terug zijn. Of ze worden resistent voor het middel dat je gebruikt. Natuurlijke vijanden werken beter en het is op de lange termijn nog goedkoper ook. Daarom gaan veel kwekers over op dit type bestrijding.’

Zijn alle planten bij Steck op zo’n verantwoorde manier gekweekt?

‘Niet helemaal. Bij de tuinplanten is het perkgoed het minst duurzaam. Perkplanten zijn de kleurige planten die je in het vroege voorjaar al kunt kopen. Deze zijn gekweekt in verwarmde kassen. Dat kost natuurlijk een boel energie. Perkplanten zijn eenjarigen. Na een jaar zijn ze weg. Beter is het om vaste planten in je tuin te zetten. Die komen elk jaar terug. Hierdoor hoef je niet steeds opnieuw gekweekte planten te kopen. Er zijn overigens ook veel vaste planten die al vroeg bloeien. Net als de voorjaarsbollen. Daarvan hebben we de bollen van leverancier Baltus Holland als duurzame keuze. Hun biologische bollen zijn wel pas wat later beschikbaar, omdat ze niet met groeiremmers zijn behandeld.’

Vaste planten van Hello Garden bij Steck in Utrecht 2
Vaste planten van Hello Garden

Waarom verkoopt Steck dan nog wel perkgoed?

‘Omdat er vraag naar is. Negen van de tien mensen die hier binnenkomen, willen gewoon een leuke bloeiende plant voor op het balkon of in de tuin. Als we die niet hebben, komen ze vaak niet meer terug. Ik denk dat het onze taak is om mensen te informeren hoe ze duurzame keuzes kunnen maken. Misschien kopen ze het ene jaar een tray viooltjes en ontdekken ze in de winkel de voordelen van onbespoten planten. En kopen ze het jaar erop juist vooral die vaste, duurzamere planten. Mensen verleiden naar duurzaam gedrag kost tijd.’

Ten slotte, hoe zit het met de duurzaamheid van de kamerplanten?

‘Steck had een mooie samenwerking met het Belgische ympa. Dit bedrijf leverde  alleen biologisch en lokaal gekweekte planten, maar het is pas geleden gestopt. Dat is echt jammer. Bijna al onze kamerplanten komen nu van Plant Collect. Deze leverancier levert planten van verschillende kwekers. Een groot deel daarvan is MPS-gecertificeerd. Zo’n vijftien tot twintig procent van deze kwekers doet aan natuurlijke bestrijding. Dat is al een goed begin. Kamerplanten zijn sowieso niet allemaal duurzaam, omdat het bijna altijd tropische planten zijn. Die moeten in verwarmde kassen worden gekweekt en dat kost energie. Maar zet je dit af tegen het kweken van een bos bloemen, dan zijn kamerplanten juist weer wel duurzamer. Kamerplanten gaan – als je ze voldoende aandacht geeft – lang mee.’

Verschillende kamerplanten staan voor een raam