6 herfstklusjes voor de voorjaarstuin

Hoor de wind waait door de bomen. We kunnen er niet omheen: het is herfst. Tijd om lekker naar binnen te gaan, toch? Niet helemaal. Wie nu extra aandacht geeft aan tuin of balkon, kan in het vroege voorjaar al genieten van groei en bloei. De herfst is het ideale moment om vaste planten te verjongen, bloembollen te planten en insecten en vogels te verwelkomen in je wintertuin. We zetten een aantal nuttige klusjes voor je op een rij. 

1. Scheuren doet leven

Planten die wat langer meegaan, kunnen na verloop van tijd hun groeikracht verliezen. Ze komen nog wel op in het volgende jaar, maar bloeien minder uitbundig en ogen futloos. Blaas deze planten nieuw leven in door ze voorzichtig op te graven. Vervolgens scheur je de plant in tweeën, waarbij je de wortels zoveel mogelijk in tact probeert te houden. Bij kleine planten doe je dit gemakkelijk met de hand, bij wat grotere planten gebruik je het beste een schoon mes of schep. Voorbeelden van vaste planten die je kunt verjongen door te scheuren zijn hosta, geranium en phlox. In deze blog lees je hoe je planten scheurt. 

2. Vaste planten aanplanten

Het najaar biedt optimale omstandigheden voor het aanplanten van nieuwe, vaste bomen, struiken, hagen en andere meerjarige planten. Ze zitten niet meer vol met blad en gaan nu een rustperiode in. Hierdoor loop je minder kans om de plant te beschadigen bij het aanplanten. Ook geef je de plant genoeg tijd om te wennen aan een nieuwe standplaats en om sterke wortels te vormen. Vergeet niet om pas aangeplante planten genoeg water te geven en plant niet op dagen met (nacht)vorst. 

3. Boenen maar!

Schimmels voelen zich heel goed thuis in dit jaargetijde. Om te voorkomen dat je ongewenste plagen en bacteriën meeneemt het voorjaar in, kun je het beste nu je zaaibakjes, potjes en eventueel je kas(je) grondig schoonmaken. Ga los met een goede borstel, biologische zeep en eventueel wat azijn. Zo begin je het nieuwe groeiseizoen met een schone lei. Vergeet ook vogelhuisjes niet vrij te maken van resten van het afgelopen jaar. Een borstel of sponsje en warm water zijn genoeg om parasieten en ander ongedierte uit de weg te ruimen.

4. Beetje snoeien, maar vooral met rust laten

Uitgebloeide planten hebben ook hun charme. Ze voorkomen een kale vlakte in de winter en hebben een hele nuttige functie in de (winter)tuin. Stengels, zaadhoofden en andere plantenresten vormen een ideale bron voor nestmateriaal voor vogels in het voorjaar en overwinterplekken voor insecten. Flink uitgelopen planten kun je nu prima een beetje in vorm snoeien, maar laat vooral zo veel mogelijk in tact van de plant. Opruimen komt in de lente wel!

Handen met houtsnippers bij een hosta

5. Grond afdekken

Voor zowel de volle grond als planten in pot geldt dat het goed is om kale grond af te dekken. Hierdoor maak je het onkruid moeilijk en houd je belangrijke voedingsstoffen vast in de bodem. De makkelijkste bodembedekking zijn afgevallen bladeren van de bomen. Een laag van zo’n 5 centimeter is voldoende. Geen bladeren voor handen? Gebruik dan stro, boomschorssnippers of fijngesneden of geknipte plantenresten.

6. De grond in

Voordat je (vaste) planten in de lente hun frisgroene blad tonen, kun je vanaf het einde van de winter al genieten van vrolijke kleuren in de tuin. Hoe? Met bloembollen! Je hebt nog tot begin december om je favoriete bollen in de grond te stoppen. In deze blog lees je hoe je te werk gaat en welke bollen je kunt kiezen. 

Steck heeft een uitgebreid assortiment aan (biologische) bloembollen en tuinplanten, waaronder prachtige winterbloeiers

7 tips om je kat gelukkig te maken

Spelende kat

Ben jij in het bezit van een kat? Of bezit de kat jou? Je zou soms denken dat een kat je aanwezigheid in huis nog net tolereert. Dat het huis zíjn huis is, en dat jij daar toevallig mag wonen. Katten zijn onafhankelijke dieren en minder op aandacht gericht dan honden. Ze doen dan wel zo stoer, toch hebben katten ook behoefte aan aandacht. Hieronder vind je 7 tips waarmee je je kat gelukkig maakt:

1. Hou de gezondheid in de gaten

Een kat laat het niet zo duidelijk zien als hij pijn heeft. Goed letten op zijn eet-, slaap- en poeppatronen helpt. Als je hier iets afwijkends in ziet, ga dan langs de dierenarts voor een check. Ook is het goed om het gebit eens per jaar te laten controleren. Verder is het belangrijk dat je je kat laat inenten en dat je hem een paar keer per jaar een tabletje geeft tegen wormen.  

2. Vermijd zo veel mogelijk stress

Het lijkt misschien leuk om meerdere katten of dieren in huis te hebben, maar een kat ervaart dat zeker niet altijd zo. Als je katten regelmatig aanvaringen hebben, kan dat stressvol zijn. Voor een van de twee of voor beide. Een oudere kat vindt het over het algemeen totaal niet fijn als er een (jonge) kat bij komt. Heb je meerdere dieren in huis, zorg dan dat je katten voldoende ruimte hebben om zich terug te trekken. Dat geldt ook in een huis met kleine kinderen. Hoge slaap- en uitkijkplekken vinden ze fijn. Zo kunnen al snorrend alles goed in de smiezen houden.

Nieuwsgierige kat

3. Zorg voor het juiste eten

Sommige katten zijn ontzettend kieskeurig als het op eten aankomt. Probeer verschillende merken uit om te ontdekken wat het beste bij je kat past. Katten zijn vleeseters. Granen en groente hebben ze niet nodig in hun dieet. Vlees of vis wel. En dan is er ook nog de keuze tussen nat en droog voer. De consumentenbond heeft een goed stuk geschreven over de voor- en nadelen hiervan.

Geef elke dag rond dezelfde tijd voer. Als je kat netjes stopt met eten als hij genoeg heeft, dan is het prima als zijn voerbak altijd gevuld is. Heb je een kat die minder beheerst is, geef dan voer in kleinere porties om te voorkomen dat hij te dik wordt. Doe het voer in een lage, grote bak, zodat de snorharen niet steeds tegen de rand komen tijdens het eten. Dat is heel onprettig voor een kat. Als je meerdere katten hebt, zet het eten voor beide katten dan lekker ver van elkaar. Ze zijn niet bepaald sociale eters.

4. Geef je kat voldoende te drinken

Drinkt je kat wel genoeg? Goed drinken helpt om allerlei gezondheidsklachten te voorkomen. Katten drinken water. Sommige katten houden niet van kraanwater, in dat geval zou je eens regenwater of mineraalwater kunnen proberen. Ververs het water minstens 1 keer per dag. Drinkt je poezenbeest te weinig? Een drinkfonteintje kan helpen om je kat meer te laten drinken. En zet het water uit de buurt van het voerbakje. Katten zijn van nature gewend om een andere plek op te zoeken als ze willen drinken.

5. Schep drollen

Weleens drolletjes naast de bak gevonden? Een kat die niet ver genoeg de kattenbak binnengaat, laat zijn behoefte per ongeluk voor de ingang vallen. Katten zijn nette dieren. Zorg ervoor dat de kattenbak goed schoon is door elke dag drolletjes eruit te scheppen. Kattenbakkorrels zonder geur zijn het prettigst voor een kat. Bij meerdere katten zorg je voor ieder zijn eigen kattenbak, op een andere plek in het huis.

6. Daag je kat uit

Katten kunnen heerlijk lang slapen en soezen in de zon. En af en toe hebben ze hun gekke vijf minuten waarbij ze je halve woonkamer afbreken. Dat laatste is de jager in je kat die dan naar boven komt. Daarom is spelen met je kat ook zo belangrijk. En dan niet de hele vloer vol leggen met speeltjes, maar echt actief spelen met je kat. Daag je kat uit om een veertje aan een hengel, een veter of een balletje te pakken. Is dit geen grappig gezicht? Doe dat een paar keer per dag, als je kat in zijn actieve fase is. En als ‘ie slaapt, dan laat je hem lekker liggen.

kat speelt

7. Laat je kat krabben

Ai, is de hoek van je bank helemaal opengewerkt? Door te krabben laat een kat zijn geur achter. Dat doet ‘ie om zijn territorium af te bakenen en niet per se om jouw meubels te terroriseren. Al voelt dat soms wel zo. Ook krabt een kat om zijn nagels te onderhouden. Door krabpalen en -plankjes in je huis te zetten, maak je je kat blij en blijven je meubels gespaard. Let er bij de keuze en de plaatsing van een krabplank op hoe je kat het liefste krabt: horizontaal of verticaal. Dat maakt dus echt uit!

Kat op bank

Bovenstaande tips helpen je kat gelukkig te maken. Verder is het vooral een kwestie van goed kijken naar waar je kat behoefte aan heeft.

Op de afdeling Steck Dier heb je een uitgebreide keuze aan kattenvoer, krabpalen, kattenbakken, speeltjes en wat je ook maar zoekt voor je kat. Liever biologisch en/of verantwoord? Daarvoor kun je ook bij Steck terecht.

10 tips om je kamerplanten te verzorgen in de herfst en de winter

In het najaar en de winter is het vroeg donker. De zon staat overdag lager en straalt minder krachtig dan in de zomer. Net zoals wij ons terugtrekken met een dekentje op de bank, hebben planten ook meer behoefte aan rust in deze periode. Dat betekent dat je anders voor je planten moet zorgen dan in de zomer. Dat is belangrijk, want anders is de kans groot dat een aantal van je groene vrienden de volgende lente niet halen. Hieronder vind je tien tips waarmee je planten, net als jij, niets tekortkomen tijdens de donkere dagen.

1. Laat ze meer met rust

Net als veel dieren gaan ook veel planten in een soort winterrust. De dagen zijn korter en het licht is minder fel overdag. Doordat er minder licht is, remt de fotosynthese af. Planten produceren daardoor minder energie om actief te zijn. Het verzorgen van je planten moet in de winter daarom een tandje omlaag en daarmee begin je al in de herfst. Je planten wíllen niet groeien, dus doe daar dan ook je best niet voor. Sommige planten groeien tijdelijk zelfs helemaal niet. Dat je in deze periode wat bladuitval ziet, is vaak niet erg, zolang het niet te veel bladeren zijn.  

2. Let op de lichtinval

Doordat de zon lager staat in het najaar en de winter, kan het zijn dat een plant die in de zomer behoorlijk wat licht ontving, nu ineens de hele dag in de schaduw staat. Als het een plant is die afkomstig is uit de tropen, dan vindt hij dat meestal niet zo fijn. Hij laat dit merken door zijn blad te verliezen. Kijk of je dit exemplaar op een lichter plekje kunt zetten, zodat je alsnog tegemoetkomt aan zijn lichtbehoefte. 

Een plant die halfschaduw staat in de zomer, kan in de winter min of meer in het donker komen te staan. Alle bladeren worden langzaamaan flets en geel en vallen op den duur uit.  Nieuwe blaadjes komen niet meer goed door en de stengels hangen slap. Dat zijn allemaal signalen van te weinig licht. Zet ook zo’n plant dichter bij natuurlijk licht. Een plant die in de zomer op het noorden of het oosten staat, mag in de winter zelfs best op het zuiden. Zet hem, zodra de eerste sterkere zonnestralen doorbreken in de lente, wel weer gauw terug op zijn oude plek. Anders verbranden de bladeren. 

Kijk hier voor 5 kamerplanten voor donkere hoekjes

3. Geef minder – en zeker geen koud- water

Planten hebben in de winter echt minder water nodig. Ga over naar één keer in de week water geven (in plaats van bijvoorbeeld twee keer in de week in de zomer). Planten die al minder frequent water nodig hadden, geef je per keer wat minder. 

Cactussen kun je gerust nóg minder water geven, zij zijn gewend om hun watervoorraad aan te spreken vanaf het najaar. De meeste cactussen kun je zelfs helemaal droog laten staan. Als je favoriete cactus nou heel erg gaat verschrompelen en/of krimpen, geef hem dan toch een klein slokje water. In de lente begin je weer met het opbouwen van de watergift. 

Twijfel je of een plant water nodig heeft? Steek dan je vinger 4 cm diep in de aarde. Als het daar nog vochtig voelt, wacht dan even met water geven. Pas hoe dan ook op met gedachteloos water geven. Geef planten ook geen water direct uit de kraan of van buiten. Het water is dan echt te koud. Laat het water eerst op kamertemperatuur komen. Een koude douche in de winter vindt niemand fijn, ook je planten niet.  

4. Laat plantenvoeding achterwege

Doordat er in het najaar en de winter minder fotosynthese plaatsvindt, is een plant veel minder actief in deze periode. De wortels doen bijvoorbeeld niet zo veel, behalve de plant aarden en wat water opnemen voor de celspanning. Extra voeding blijft gewoon in de grond zitten, en daar doet het vervolgens meer kwaad dan goed. Ga je toch stug door met wekelijks plantenvoeding geven, dan heb je kans dat de wortels van de plant beschadigd raken door het teveel aan voedingsstoffen in de aarde. Ze gaan dan in het slechtste geval een onwenselijke chemische verbinding aan met andere aanwezige stoffen, waardoor wortels bijvoorbeeld kunnen verzuren. Kortom: plantenvoeding geef je alleen als ze extra voeding nodig hebben en dát is in de lente en de zomer. 

5. Zorg voor een goede luchtvochtigheid

We zetten onze verwarming lekker hoog zodra het kouder is, maar daardoor wordt de lucht in huis een stuk droger. De ideale luchtvochtigheid in huis ligt tussen de 40% en 60%. Dat vinden niet alleen onze ogen en huid fijn, maar planten ook. Veel van onze kamerplanten zijn afkomstig uit in tropische gebieden waar het juist heel vochtig is. 

Het is handig om een hygrometer in huis te halen, waarop je ziet hoe het met de luchtvochtigheid in je huiskamer is gesteld. Bij een te laag percentage zijn er allerlei dingen die je kunt doen om de luchtvochtigheid omhoog te brengen. Zo kun je van die ouderwetse waterbakjes aan je verwarming hangen (of bakjes met water los op je verwarming zetten), of je kunt een elektronische luchtbevochtiger aanschaffen. Je kunt ook je planten wat dichter bij elkaar zetten. Het weinige water dat de een verdampt, kunnen andere planten weer opnemen. Zo creëer je een mini-ecosysteempje. Wat ook helpt, is je planten regelmatig – liefst wekelijks – een sproeibeurt geven. Overigens moet je Begonia’s en planten met fijne haartjes op hun blad dan echt overslaan. Die krijgen hier lelijke plekjes van op hun blad. Vetplanten en cactussen hoef je ook niet te besproeien, liever niet zelfs. 

6. Zet je planten niet direct op de verwarming

Niet alleen droge lucht is een probleem voor planten. Ook stralingshitte van bijvoorbeeld de haard, kachel of (vloer)verwarming is een gevaar voor je planten. De warmte is voor veel planten niet het echte probleem, maar de grote schommelingen in temperatuur wel. Planten met veel blad die direct boven of vlak bij een warmtebron staan, krijgen steeds een groot temperatuurverschil te verwerken als de verwarming in de ochtend of aan het einde van de dag aanslaat. Vetplanten en cactussen kunnen hier beter tegen, maar we raden aan alle planten die geen cactussen of vetplanten zijn in de winter uit de buurt te houden van alle warmtebronnen. 

Als je vloerverwarming hebt, is het een goed idee om je plant niet direct op de vloer te zetten. Zet de pot bijvoorbeeld op een verhoging, zoals een klein tafeltje. Het gaat er daarbij vooral om dat 

Heb je geen mogelijkheid om je planten te verplaatsen en laat je ze toch boven de verwarming op de vensterbank staan, plaats dan een bakje met water naast je plant of op de vloer. Dat komt de luchtvochtigheid enigszins ten goede. Let er wel op dat er geen levende delen van de plant direct in aanraking komen met de verwarming. Die verbranden.

7. Zet ze ook niet op de tocht

Planten verafschuwen tocht. In de herfst en winter is het verschil in temperatuur tussen binnen en buiten groter dan in de zomer. Heb je enkelglas, haal dan je planten weg uit de vensterbank en zet ze (tijdelijk) op een tafeltje in de buurt van het raam. Dan hebben ze dezelfde hoeveelheid licht, zónder de tocht. Zij blij, jij blij. 

8. Controleer op plantenplagen

Op plantenplagen controleren doe je het hele jaar door. Ook als de zomer voorbij is dus. Hoewel veel insecten (en schimmels) niet van winterse temperaturen houden, houden ze zeker wel van onze broeierige, droge binnenruimtes. Wanneer je planten binnenhaalt die je in de zomer buiten hebt gehad, let dan ook even goed op of je geen luis of spint mee naar binnen haalt. Die kans is best groot. Het blijft helaas, ook in in het najaar en de winter, een beetje opletten geblazen. 

9. Stel verpotten uit tot in de lente

Voor een plant is verpot worden een behoorlijk stressvolle bedoening. Wortels raken beschadigd en het herstel hiervan kost een plant veel energie. Door het gebrek aan zonlicht heeft hij daar in dit donkere seizoen weinig van. Voor verpotten kun je dus beter die eerste heerlijke zonnestralen afwachten, dan mag je weer. 

10. Raak niet in paniek (raak nóóit in paniek!)

Mocht je nu ondanks al je goede zorgen toch nog dorre bladeren aantreffen bij je planten of zien ze er niet zo fris uit als je gehoopt had, raak dan niet meteen in paniek. Veel planten kunnen best wat hebben. Ze hebben het dan gewoon moeilijk, maar ze gaan niet meteen dood. Blijf kalm en doe geen gekke dingen. Je zult zien dat een plant, net als veel mensen, zich in de lente weer herpakt. Ook voor een plant geldt: een goede (winter)slaap doet wonderen.

Steck heeft een uitgebreide collectie kamerplanten én de mooiste potten waarin je ze kunt laten shinen. Kom snel een kijkje nemen op Gageldijk 3 in Utrecht!

5 kamerplanten voor donkere hoekjes

mos-kamerplant voor schaduw

Alle planten hebben licht nodig om te groeien. Groeien doen ze door middel van fotosynthese. Licht is superbelangrijk voor een blije plant. Maar welke plant moet je kiezen als er niet zoveel licht beschikbaar is?

Gelukkig voor ons zijn er veel soorten kamerplanten die genoegen nemen met weinig licht. Planten die in de natuur ook al op een schaduwrijke bosgrond groeien, voelen zich in jouw donkere hoekje prima thuis. Hieronder stellen we 5 kamerplanten aan je voor die maar weinig licht nodig hebben.

Asplenium of ‘nestvaren’

1. Varens

Varens zijn de koning(inn)en van de schemer. In het wild groeien ze vaak op de met mos bedekte bodem van dichtbegroeide bossen. Hier vangen ze weinig licht. Ze komen voor in vele soorten en maten: van mini-varentjes in de vorm van hartjes tot gigantische groene toeven. Sommigen hebben net wat meer licht nodig dan anderen. De varen die echt het beste tegen weinig licht kan, is de Asplenium.

Varens vinden het absoluut niet fijn om uit te drogen. Als je een varen in huis haalt, let er dan op dat deze genoeg water krijgt. Niet alleen houden ze van een licht vochtige bodem, ook gedijen ze een stuk beter in een vochtige omgeving. Zet een varen dus niet in de buurt van je verwarming en zorg voor een goede luchtvochtigheid. Zéker in de winter. Het kan zijn dat ze na aankoop even moeten wennen aan je huis. Dat komt omdat de lucht vaak wat droger is dan in de bossen waar ze oorspronkelijk groeien. Als je zorgt dat ze nooit uitdrogen, passen ze zich meestal vanzelf weer aan.

2. Sansevieria’s

Sansevieria’s zijn makkelijke planten. Ze vinden het niet erg om in een donker hoekje te groeien. Ze leven in het wild op droge, steenachtige grond. In hun vlezige bladeren slaan ze water op. Ze vergeven je als je ze per ongeluk een keertje overslaat bij het watergeven. Sterker nog, als je je Sansevieria op een donker plekje hebt staan, hebben ze echt maar weinig water nodig. Op het moment dat de bladeren een beetje beginnen te rimpelen, en de grond helemaal droog is, voeg je weer een scheutje toe. 

Sansevieria’s bestaan in allerlei verschillende patronen en kleuren. Van melkachtig wit tot fel gestreepte bladeren. Als je er eenmaal eentje hebt, wil je ze allemaal sparen!

3. ZZ-plant

Ook de Zamioculcas Zamiifolia – ZZ plant voor vrienden en bekenden – kan het allemaal hebben: donkere hoekjes en vergeten waterbeurten. In het wild vind je de ZZ-plant in Oost Afrika onder hele diverse omstandigheden: van schaduwrijke bossen tot rotsachtige bergen. Daardoor kan ze ook goed tegen verschillende omstandigheden, waaronder schaduw en droogte.

Beginnen de bladeren van de ZZ plant een beetje dof te worden, spoel haar dan even af onder de douche. Daarna kan je weer lang genieten van de mooie, glimmende bladeren. De ZZ-plant is normaal gesproken diepgroen, maar als je iets speciaals zoekt: er bestaat ook een zwarte variant (echt!). 

Verschillende Sansevieria’s, de glimmende ZZ-plant en Scindapsus Trebie

4. Scindapsus

Zoek je een hangende plant voor een schaduwrijk plekje? Dan is de Scindapsus jouw plant. Of wil je juist een klimmende plant? Dat kan de Scindapsus ook! Als je jouw Scindapsus laat hangen, blijven de blaadjes wat kleiner. En als de Scindapsus ergens tegenaan kan klimmen, worden haar bladeren juist groter. In het wild groeien ze vaak in vochtige bossen tegen een boomstam aan, op weg naar het licht. Als het regent, loopt het water langs de boomstam en blijft het niet lang liggen. De Scindapsus houdt daarom niet van natte voeten, beter iets te droog dan te nat. Geef pas water als de blaadjes een beetje beginnen te krullen, dan zit je goed.

Er zijn verschillende soorten Scindapsus. De meest voorkomende zijn de Scindapsus Pictus, Scindapsus Trebie en Scindapsus Moonlight. Die hebben allemaal net even een andere zilveren tekening op hun bladeren.

5. Mos

Mos houdt erg van donkere, vochtige plekjes. Denk aan vochtige bosbodems en schaduwrijke stenen en stammen, daar voelt mos zich helemaal thuis. In de meeste huizen is het alleen niet vochtig genoeg voor mos. Niet getreurd! Met een kleine aanpassing groei je mooi ‘kamermos’. Bewaar een lege pindakaaspot, of een andere glazen pot die af te sluiten is, en maak ‘m goed schoon. Leg een beetje aarde op de bodem, het mos erbovenop, druk het mos lichtjes op de aarde. Zorg dat het geheel licht vochtig is, zeker niet te nat! Bij twijfel: beter wat te droog dan te nat. Sluit daarna de deksel en voilà: je hebt een klein mos-biotoopje gecreëerd!  

In de winter vertraagt de groei van planten. Ook van planten die niet zoveel licht nodig hebben. Daarom hebben ze minder water en geen meststoffen nodig. Meer weten? Bestudeer hoe je jouw planten het beste kunt verzorgen in de winter. Er zijn nog veel meer planten die ook op een donkerder plekje kunnen groeien, zoals de Aspidistra, de Chamaedorea en de Dracaena. Benieuwd welke zorg die nodig hebben? Kom vooral langs bij Steck voor meer donkere hoekjes advies!

De Chamaedorea (of Mexicaanse Dwergpalm)

In 5 stappen een regenton aansluiten

Je hebt de knoop doorgehakt: je gaat een regenton aansluiten. Daarmee bespaar je water én draag je bij aan het verminderen van wateroverlast in de stad. Maar hoe koppel je zo’n ton aan je regenpijp? Wat heb je nodig en waar moet je aan denken? Hieronder vind je een overzichtelijk stappenplan. Dit hebben we samen met WaterLeider opgesteld.

Wat is een vulautomaat?

Een vulautomaat zorgt ervoor dat het water van de regenpijp naar de regenton stroomt en stopt met vullen zodra de ton vol is. Zo stroomt ‘ie niet over. Dit is de meest gebruikte optie voor het aansluiten van een regenton. Je kunt er ook voor kiezen om de pijp recht in de ton te laten uitkomen. Dan heb je een overloopslang nodig, die overtollig water van de ton afvoert naar je tuin. Deze instructie gaat over het plaatsen van een regenton met een vulautomaat.

Benodigdheden:

  • Regenton, eventueel met verhoger
  • Vulautomaat
  • Waterpas
  • Gatenzaag
  • (Accu)boor
  • (IJzer)zaag
  • Potlood
  • Vijl of schuurpapier

Stap 1: Maak de ondergrond vlak

  • En met vlak bedoelen we echt waterpas. De ton mag niet scheef komen te staan. Dat is niet mooi en het risico op omvallen is groter. Check of de grond oneffenheden heeft en haal die zonodig weg. Liggen er scheve tegels? Haal ze eruit, maak het zand eronder glad, en leg de tegels dan weer terug. 
  • Zorg voor een stevige ondergrond. Elke liter water weegt een kilo, dus een flinke ton vol water kan doorzakken op een zachte ondergrond. Tuinaarde of een houten vlonder met weinig draagkracht is daarom niet geschikt. 
  • Sommige regentonnen moeten op een verhoging staan, omdat je er anders geen gieter onder kwijt kunt. Plaats de ton vast op de verhoging. Dat kan een verhoging zijn die er standaard bij zit, of je maakt er zelf een met tegels of bakstenen.

Stap 2: Boor of zaag een gat in de ton voor de slang van de vulautomaat

Veel regentonnen hebben een voorgemaakt gat voor de slang van de vulautomaat. Als dit er niet in zit, maak je er zelf een:

  • Bepaal eerst waar dat gat moet komen. Dat moet minimaal 10 centimeter onder de bovenrand zijn. Let erop dat de ton goed staat ten opzichte van de regenpijp. En dat het kraantje de goede kant op wijst. 
  • Gebruik een gatenzaag om het gat te zagen. Afhankelijk van de vulautomaat kies je voor de grootte van het gat. Heb je een houten ton? Zaag nooit in de ijzeren hoepels. 

Stap 3: Plaats de vulautomaat in de ton. 

Als de vulautomaat eenmaal in de ton zit plaats je de regenton naast de pijp. Teken het punt af op de pijp waar de vulautomaat moet komen. Dit punt moet altijd gelijk, of iets hoger zijn dan het net geboorde gat in de ton waar de vulautomaat is bevestigd.

Nooit lager en maximaal 8 centimeter hoger. Op deze manier kan het water, als de ton vol is, afgevoerd worden via de regenpijp.

Er zijn twee soorten vulautomaten. Bij de ene boor je een gat in de regenpijp: een inboor-vulautomaat. Bij de andere zaag je een strookje uit de pijp. Dit is een overschuifmodel. Heb je een stalen regenpijp of een met een afwijkende vorm of maat? Kies dan een inboor-vulautomaat. 

  • Inboor-vulautomaat: Op de verpakking lees je hoe groot het gat moet zijn dat je in de pijp moet boren. Gebruik ook hiervoor een gatenzaag. Vijl of schuur het boorgat om te voorkomen dat er scherpe randjes aan zitten. Aan de vulautomaat zit een rubber opvangbakje dat je bij elkaar knijpt en in het gat steekt. Eenmaal aan de binnenkant vouwt het bakje weer uit. 
  • Overschuifmodel: Ook hier lees je op de verpakking hoe groot het stuk is dat je uit de regenpijp moet zagen. Je zaagt de pijp helemaal doormidden. Met een vijl of schuurpapier maak je de randen glad. Dan schuif je de vulautomaat ertussen. Eerst de bovenkant, en dan de onderkant. Lukt het niet goed om de vulautomaat ertussen te krijgen? Haal dan de muurbeugels van de regenpijp tijdelijk los. Dan krijgt de pijp meer speling. 

Stap 4: Maak de vulautomaat vast

Heb je een inboor-vulautomaat? Maak hem dan met twee parkerschroeven vast aan de regenpijp. Dit sla je over bij de overschuifversie. De rest van de buizen (het horizontale deel tussen pijp en ton) zet je wel/ook vast door de koppelstukken aan elkaar te klemmen of te lijmen. Bij een langere buis zet je deze vast met u-beugels. Zo zakt het niet door. Sluit de buis op de ton aan met het koppelstuk of met een schuifrubber.

Stap 5: Schroef het kraantje in de regenton

Je regenton is nu klaar voor de schitterende regen. Jij ook? Zo ga je slim om met regenwater.

Onze laatste tips:

  • Zorg ervoor dat zowel de aansluiting op de regenpijp als op de ton los te halen is: zo kun je voor onderhoudswerk, zoals schilderen, goed bij de gevel.
  • De ton mag gerust wat verder van de regenpijp afstaan.
  • Check je gemeente en de waterschappen of je subsidie krijgt op het opvangen of afkoppelen van regenpijpen. 
  • Ook een mogelijkheid: kies ervoor om het water niet terug in het riool te laten stromen, maar in de tuin. Zo help je het grondwater op peil te houden. Bovendien zorgt een vochtige grond voor meer biodiversiteit.
  • Gebruik je regenwater niet alleen voor planten, maar was er ook je ramen mee. Zo bespaar je drinkwater en je ramen worden streeploos schoon!

5 Tips om verantwoord om te gaan met water rond je huis

Water is een van de kostbaarste elementen op aarde, maar toch gaan we er niet al te best mee om. Regenwater voeren we af via het riool en de tuin besproeien we met water uit de kraan, dat eerst door allerlei zuiveringsinstallaties is gegaan. Intussen neemt zoet water in Europa steeds verder af. Dit kan anders! We vroegen Tijs van Ruth van WaterLeider wat je precies thuis kunt doen. Hieronder lees je zijn tips.

1. Verander je mindset

In Nederland vinden we het vanzelfsprekend dat er schoon water uit de kraan komt. Het kost bijna niks en daarom gaan de meeste mensen er vrij slordig mee om. Wees zuinig met water. Informeer jezelf over hoe het water zo schoon komt en verdiep je in wat je allemaal wel en niet door de gootsteen kunt spoelen. Hetzelfde geldt voor regenwater: dat zien we als afvalwater dat zo snel mogelijk afgevoerd moet worden, terwijl je het heel nuttig kunt inzetten. Hieronder lees je hoe je dat doet.

2. Koppel je regenpijp af van het riool

Door klimaatverandering hebben we steeds vaker te maken met heftige regenbuien. Vaak valt er dan zo veel water uit de lucht dat onze rioleringen en rivieren het niet meer aankunnen. Met overstromingen als gevolg. Je helpt dit voorkomen door bijvoorbeeld je regenpijp af te koppelen van het riool. Bijkomend voordeel hiervan is dat je het regenwater kunt benutten om je tuin vochtig te houden. Daar hoef je geen kraanwater voor te gebruiken. Sterker nog: planten hebben veel liever regenwater dan kraanwater, omdat het laatste kalk en chloor bevat. 

Natte Krat, een van de producten van Waterleider, helpt je om regenwater op te vangen en opnieuw te gebruiken

3. Maak een watertank in je tuin

Je kunt je regenpijp ombuigen en het water direct je tuin in laten lopen, maar dan moet je tuin er wel op ingericht zijn om hoosbuien te kunnen opvangen. Als je aan een gracht, sloot of ander water woont, dan kun je het overtollige water daarnaartoe laten lopen. Heb je een flinke tuin, dan kun je een verlaging maken waar het water zich verzamelt en langzaam de grond in zakt. De meeste stadstuinen hebben deze mogelijkheid niet. Je kunt dan overwegen een ondergrondse watertank of zinkput te laten installeren, waar het water wordt opgevangen en deels de grond in wordt geleid. Schakel in elk geval een deskundige in om mee te kijken! 

4. Plaats een regenton

De makkelijkste manier om water af te vangen is met een regenton. Hiervoor hoef je je regenpijp niet af te koppelen van het riool, terwijl je tóch wat water afvangt. Je verbindt de regenton met de regenpijp en plaatst er een vulautomaat tussen, zodat de regenton niet overstroomt. Kijk hier hoe je dat doet. Met het water in de ton kun je je tuinplanten en je kamerplanten water geven. Via de gemeente Utrecht kun je subsidies aanvragen voor als je bijvoorbeeld met je buren de hele straat van regentonnen wilt voorzien. Steck heeft allerlei soorten regentonnen in de winkel.

Tijs van Ruth, oprichter van Waterleider, met zijn collectie regentonnen

5. Vergroen je tuin, je gevel en je dak

Het is altijd beter als regenwater niet in het riool terechtkomt, maar op een andere manier wordt opgevangen. Een vrij eenvoudige manier hiervoor is om zo veel mogelijk tegels uit je tuin te wippen en borders met planten aan te leggen. Daar kan het water meteen de grond in zakken. Ook een geveltuin helpt al bij het afvangen van water. Hetzelfde geldt voor een tuin op hoogte: maak je dak lekker groen! Hier lees je hoe je dat moet doen.

Wil je meer advies over het afvangen van regenwater in je eigen tuin? De medewerkers bij Steck helpen je graag!

Zo maak je een bloembollenlasagne

Bij een bloembollenlasagne maak je gebruik van de verschillende bloeiperioden van bloembollen. Op die manier heb je op een relatief klein oppervlak zo lang mogelijk bloemenpracht! Zo maak je een geslaagde bloembollenlasagne:

1. Selecteer de bloembollen op basis van hun bloeiperiode
Kies bloembollen uit die opeenvolgende bloeiperioden hebben. Die info vind je op de verpakking van de bloembol.

2. Kies een mooie plek uit
Regel een mooi pot of bak (of een plekje in je tuin) waar je de lasagne gaat maken.

3. Plant de bollen in de goede volgorde
Wissel laagjes aarde en laagjes bloembollen met elkaar af, plant de bollen die het laatst bloeien onderop, en de bollen die het vroegst bloeien bovenop.






Let op! Ook als je je bloembollenlasagne tot in de puntjes hebt uitgedacht, kan het resultaat soms anders zijn dan verwacht. Het moment van planten heeft bijvoorbeeld invloed op hoe vroeg de bollen uitkomen. Ook de temperatuur in het voorjaar bepaalt de bloeiperiode van je bollen.

Zet je je bollen pas in december in de grond, en hebben we een koud voorjaar? Dan kan het zijn dat de bollen pas laat uitkomen. Is het voorjaar juist warm en zet je de bollen in september al in de grond? Dan kan het zijn dat (sommigen) juist eerder uitkomen.

Kom je er zelf niet uit en wil je toch een mooie (en lekkere) lasagne op (tuin)tafel zetten? Spreek tijdens het bloembollenshoppen een Steck-medewerker aan, die helpt je graag aan een goed recept! Of bekijk de tips in deze blog van GroenVandaag.

Hoe plant je bloembollen in de herfst?

Als je bloembollen plant in de herfst, geniet je al vroeg in het voorjaar van kleurige bloemen in je tuin. Voorjaar? Sneeuwklokjes bloeien zelfs al in januari! Om je te helpen bij het kiezen van bloembollen en het op een goede manier planten, hebben we hieronder de 9 meestgestelde vragen over bloembollen op een rij gezet.

1. Welke bloembollen kun je planten in het najaar?
Er zijn twee soorten bloembollen: de voorjaarsbloeiers en de zomerbloeiers. De zomerbollen, zoals anemonen, dahlia’s en gladiolen, plant je in het voorjaar, na de laatste nachtvorst. De voorjaarsbollen plant je in de herfst, van september tot december, en in elk geval vóór de eerste nachtvorst. Deze bollen hebben de kou nodig om in de lente tot bloei te kunnen komen. De bekendste voorjaarsbollen zijn narcissen, sneeuwklokjes, krokussen, hyacinten en tulpen. Kijk hier voor bijzondere combinaties van bollen.

2. Wanneer bloeien de bloembollen die je in het najaar plant?
De vroegste bloembollen bloeien al in januari en de laatste houden het zelfs tot aan de zomer vol. Hieronder zie je de gemiddelde bloeitijd van de voorjaarsbollen:

Jan-feb: sneeuwklokje, winterakoniet
Feb- mrt: krokus
Mrt-april: narcis
April: hyacint, blauw druifje
April-mei: tulp, fritillaria
Mei-jul: allium

Met een mooie mix van bovenstaande bollen kun je een heel voorjaar lang genieten van extra kleur in je tuin. Al deze bloembollen zijn in het najaar te koop bij Steck.

3. Hoe plant je bloembollen?
Bekijk eerst wáár je straks graag bloemen wilt zien in je tuin. Wil je ze in groepjes bij elkaar zien, in je gazon, verspreid in je border? Het kan allemaal! Let er wel op dat er zonlicht komt op de plek waar je ze wilt planten: de meeste voorjaarsbloeiers staan het liefst in de volle zon of halfschaduw. Verder is het belangrijk dat de grond goed waterdoorlatend is, anders heb je kans dat de bollen gaan rotten. Als je dit allemaal hebt gecontroleerd, dan kun je de bollen planten.

Maak de aarde een beetje los en maak een gat per bol of een sleuf waarin je meerdere bollen legt. Als je veel bollen wil planten, dan is een speciale bollenplanter aan te raden. De diepte van het gat moet ongeveer 2 à 3 keer de hoogte van de bol zijn. Hetzelfde geldt voor de afstand tussen de bollen. Plant de bollen met de punt omhoog. Gooi het gat dicht en geef water (tenzij de grond vochtig genoeg is).

4. Kun je bloembollen in de grond laten zitten?
Zomerbollen kunnen niet goed tegen de vorst. Haal die dus na de bloei uit de grond. Voorjaarsbollen kun je gewoon laten zitten. De meeste komen het jaar daarop gewoon weer omhoog. Sommige breiden zichzelf ook nog eens uit, zoals sneeuwklokjes, krokussen, narcissen en alliums. Als de voorjaarsbloeiers zijn uitgebloeid, is het verstandig om het blad niet meteen af te knippen (ook al is het soms een beetje lelijk): via zonlicht op het blad verzamelt de bol energie om het jaar erop weer te kunnen bloeien. Je kunt uitgebloeide bloemen wel meteen afknippen. Tenzij je wil dat de plant zichzelf gaat vermeerderen: dan kun je er beter maar helemaal vanaf blijven.

5. Moet je bloembollen bemesten?
Voor het eerste bloeiseizoen hoef je geen extra voeding toe te voegen, want een gezonde bol heeft voldoende energie in zich. Voor de jaren daarna geldt dat een gezonde, evenwichtige bodem belangrijk is.

6. Kun je bloembollen bewaren?
Bloembollen zet je het liefst zo snel mogelijk in de grond nadat je ze gekocht hebt. Dan zijn ze op hun best. Als dat niet kan, bewaar ze dan op een donkere, koele, droge plek, bijvoorbeeld in een garage of kelder. Let op dat ze niet vochtig worden, want dan is de kans op schimmel groot. Aan de andere kant is het ook belangrijk dat ze niet uitdrogen, want dan is het gedaan met je bollen. Zo snel mogelijk planten is het veiligst.

7. Zijn biologische bloembollen beter?
Biologische bloembollen zijn beter voor bijen, vlinders en andere insecten, omdat er geen chemische bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt bij het kweken van de bollen. Wil je niet alleen iets moois voor het oog, maar ook iets moois doen voor de omgeving: kies dan voor biologische bloembollen. Let op: biologische bloembollen zijn vaak wat later in het jaar te koop dan niet-biologische bollen. Dit komt doordat de eerste niet zijn behandeld met groeiremmers. Ze moeten daardoor wat langer in de grond blijven. Bij Steck heb je een ruime keuze in biologische bollen.

8. Kun je bloembollen in potten planten?
Jazeker! Er zijn een paar dingen waar je extra op moet letten: onder in de pot moet een gat zitten, zodat overtollig water vanzelf wordt afgevoerd. Je kunt ook nog wat plantenscherven of hydrokorrels onderin doen, zodat je zeker weet dat het goed zit met de waterafvoer. Zorg ervoor dat je niet te dicht bij de potrand plant, want dat verhoogt de kans op bevriezing. Verder gelden dezelfde regels voor de plantdiepte en de plantafstand. Als het flink gaat vriezen, dan moet je de pot beschermen door er bijvoorbeeld noppenfolie omheen te winkelen of door de pot tijdelijk in een schuur of garage te zetten.

9. Wat is een bloembollenlasagne?
Door bloembollen in laagjes boven elkaar te planten, kun je op dezelfde plek in je tuin, of in een pot, langer genieten van kleurrijke bloemen. Je plant de laatbloeiende bollen onderin en de vroegbloeiende bollen bovenin. Lees meer over het maken van een bloembollenlasagne, voor in je border of in een pot. Kleurenpracht gegarandeerd!  

Snoeien in de herfst: dit kun je nu snoeien

Dag zomer, hallo herfst! Bereid je planten, struiken en bomen voor op het nieuwe seizoen. Niet alles kun je nu al snoeien. Maar een aantal plantensoorten wel. Voor het oog, maar vooral omdat je zo het groene leven gezond en vitaal houdt. Je geeft de snoeiwonden de tijd om te drogen en te genezen voordat het kouder wordt. In deze blog een greep uit het groen dat je nu een knipbeurt kunt geven. 

Klein fruit: bramen en frambozen

Zomaar een handje bramen en frambozen tussendoor, in een smoothie of als jam op je brood. Heerlijk. Wil je volgend jaar weer genieten van deze vitaminebommetjes? Dan kun je begin september al snoeien. Eerst een weetje: bramen- en frambozenstruiken dragen hun vruchten op de tweejarige takken. De takken die dit jaar vol hangen met sappige bramen of frambozen, blijven volgend jaar leeg. 

Hoe zorg je ervoor dat je struiken gezond en productief blijven? Snoei de oudere, beschadigde en vruchtdragende takken terug tot aan de grond. Zo ontstaat er ruimte voor nieuwe bramen of frambozen. En voorkom je een warboel van ondoordringbare takken. Als dat gebeurt, dringt er minder licht door tot de toekomstige vruchten: niet best voor de opbrengst.

Dahlia’s

Dahlia’s gedijen op een snoeibeurt: de kleurrijke bloemen bloeien nog overvloediger als je ze knipt. Verwijder in elk geval de uitgebloeide bloemen met een schone (snoei)schaar. Zo stuurt de plant haar energie naar de ontwikkeling van nieuwe knoppen, in plaats van naar zaadvorming. Dahlia’s bloeien tot oktober of de eerste vorst. Wacht met snoeien tot het grootste deel van het blad geel of bruin is geworden. Dan vloeien de voedingsstoffen terug naar de wortels en daar profiteren dahlia’s van. Snoei de stelen terug tot ongeveer 10-15 cm boven de grond. 

Haal na een week voorzichtig de knollen (met de korte stelen eraan) uit de grond, met wat grond eromheen. Leg ze vorstvrij binnen of in de schuur, tot ze droog zijn. De grond beschermt de knollen tegen de -vaak droge- lucht, waardoor ze hun vocht behouden. Zo komen ze gezonder uit hun winterslaap. Volgend jaar in mei mogen de weelderige bloeiers weer gewekt worden in de grond.

Lavendelhagen

De geurige paarse en lila bloemetjes kun je soms ook in september snoeien: als de lavendel is uitgebloeid. Kort een jonge struik alleen een stukje in en zorg daarbij dat er nog blad blijft zitten. Verwijder de uitgebloeide bloemstelen. De lavendel bloeit dan opnieuw op de nieuw gevormde scheuten. Maar gaat de bloei in september nog door? Sla dan de snoeibeurt over en geniet nog even van de Zuid-Franse ambiance in je tuin of op je balkon.

Als je het snoeien van de lavendel goed bijhoudt en dus vóór en na de bloei snoeit (dit is ongeveer april en augustus of september), voorkom je dat de geurige plant een kaal stuk vormt. Is dit toch al gebeurd, dan snoei je de verhoute lavendel 20-25 cm boven de grond. Gebruik een heggenschaar en zorg dat je niet in het hout knipt. Langer genieten van de lavendelgeur? Droog de uitgebloeide lavendelbloemen, doe ze in een mooi zakje en leg dit in je kledingkast. 

Fruitbomen 

Je appel-, peren, kersen- of pruimenboom ook volgend jaar weer fris en fruitig? 

Het verschilt per soort, maar er zijn algemene richtlijnen hoe je dat voor elkaar krijgt. 

Bekijk je fruitboom zorgvuldig: waar zitten dode of beschadigde takken? Ze dragen misschien schadelijke organismen of ziekten. Niet best, want die kunnen zich verspreiden naar andere delen van de boom. Knip ze dus weg. Snijd takken net buiten de takkraag, de verdikking waar de tak uit de stam komt. Dit bevordert een goede genezing en verkleint het risico op infecties. 

Dun ook de kroon van de fruitboom uit, het is belangrijk dat deze open blijft. Zo voorkom je dat de takken de kroon verstikken en verbeter je de luchtcirculatie. Verwijder dus de takken die naar binnen groeien en de andere overtollige takken. De zon komt zo ook beter bij het fruit, waardoor de appels, peren, kersen of pruimen goed rijp worden. Snoei ook waterloten, dit zijn de snelgroeiende scheuten die verticaal omhoog schieten. Maar pas wel op, snoei in de herfst niet te zwaar. 

Fruitboom Steck snoeien

Bladverliezende hagen

Heb je een mooie haag zoals de beukhaag (Fagus sylvatica), haagbeuk (Carpinus betulus), taxushaag (Taxus baccata) of ligusterhaag (Ligustrum vulgare)? Tot midden september is het een goed moment om deze bladverliezende hagen te snoeien. Zo geef je de snoeiplekken voldoende tijd om te herstellen voordat de vorst invalt. Snoeien doe je op ‘t zicht, maar je kunt eventueel eerst een draad spannen over de bovenkant. Zo weet je zeker dat deze recht blijft. Houd de bovenkant van de haag wat smaller dan de onderkant: zo komt het zonlicht overal goed bij, waardoor de onderkant ook mooi groen blijft. 

Snoei op een bewolkte dag, dan verbranden de bladeren niet in de zon. Leg voordat je begint een oud laken of een stuk zeil langs de haag, waar het snoeiafval op valt. Dit kun je tot compost of mulch verwerken. Verwijder de dode en zieke takken. En knip de dunne uitlopers aan de bovenkant en de zijkanten van de haag eraf. Zo houd je hem mooi in vorm. Wil je bladeren niet doormidden snijden? Gebruik dan een handsnoeischaar in plaats van een heggenschaar, dat werkt nauwkeuriger. Nog even wachten tot het voorjaar, dan ontluiken nieuwe bladeren en scheuten en komt de haag weer tot leven. 

Laatste tips

Snoeien hoeft niet moeilijk te zijn, je moet wel weten hoe je het aanpakt. Snoei niet te fanatiek: een rommelige tuin is belangrijk voor dieren in de winter. Doe altijd wat onderzoek voordat je gaat snoeien. Ga online, raadpleeg een boek of tuinier of vraag de medewerkers bij Steck om advies. 

Gebruik een scherpe snoei-, takken- of heggenschaar. Zo herstelt de snoeiwond sneller. Bij Steck vind je het juiste gereedschap voor al je snoeiklussen. Maak meteen na elke snoeiklus je snoeischaar schoon. Dat kan met een droge doek, maar nog beter is het om de snoeischaar in bio-ethanol te zetten, of even goed te verhitten met een vlam. Je voorkomt hiermee dat je een plantenziekte van de ene plant op een andere overdraagt. Soms is het prettig om tuinhandschoenen te dragen, zeker bij de prikkelige rozen, frambozen en bramen. Welkom, najaar!

Naar buiten met kinderen: zintuigen aan! 

Aaah, zomer: fladderende vlinders, zoemende bijen, geurende bloemen. Jonge kinderen verwonderen zich van nature over de ‘kleine’ dingen in de natuur. Ze bestuderen rustig minutenlang een uitgebloeide paardenbloem. Hoe vaak neem je echt de tijd om de schoonheid in de tuin te ervaren? Sta eens samen met je kind, kleinkind, nichtje, neefje of buurkind stil -letterlijk- bij alles wat je in je buitenplek ziet, ruikt, proeft, voelt en hoort. Hieronder vind je wat tips.

Horen: luister naar de symfonie aan geluiden

Buiten hoor je allerlei geluiden, zeker in de stad. Van een blaffende hond en kwetterende vogels tot spelende kinderen en startende auto’s. Maar wat hoor je in de tuin aan zachte, subtiele geluiden? Ga op je rug in het gras liggen en spits je oren: hoe klinken zoemende bijen nu eigenlijk precíes? En hoe klinkt de wind? Kun je verschillende soorten tuinvogels onderscheiden door hun zang? In dit filmpje van Oerrr hoor het gezang van de bekendste tuinvogels in Nederland.

Zien: bekijk de kleurenpracht

Blauwgroene torretjes, citroengele vlinders en knalroze bloemen. De tuin in de zomer is een waar kleurenwalhalla. Geef je kind een vergrootglas en ontdek. Hoe zien bloemen, planten, vlinders, kevertjes en andere insecten er van heel dichtbij uit? Hoeveel blaadjes heeft de paardenbloem die in het looppaadje omhoog piept? En zoom eens in op de pluisjes van een uitgebloeide paardenbloem (wegblazen mag, nee, móet!). Is het geen kunstwerkje? Teken de mooiste tuinvondsten na en hang de tekeningen in een lijstje aan de muur.  

Ruiken: ervaar de geuren

De geur van pas gemaaid gras? Grote kans dat je die zo in gedachten oproept. Uit onderzoeken komt naar voren dat gemaaid gras een favoriete geur is van veel mensen. Maar hoe ruikt het andere groen in je tuin? Ga met je kind op aromaonderzoek. Heeft óngemaaid gras een geur? Hoe ruiken de verschillende kruiden en bloemen? Ontdek of het een verschil maakt als je met je ogen dicht ruikt. Liefhebber van raadspelletjes? Laat elkaar kruiden, bloemen en fruitsoorten met gesloten ogen ruiken en raad wat de ander je voorschotelt. Maak elk een geuren top 5.

Proeven: proef de smaken

Bij het proeven een kleine waarschuwing. Let goed op dat je alleen eetbare planten proeft. De proefexperimenten zijn mogelijk minder geschikt voor jonge kinderen: je wilt voorkomen dat ze op eigen houtje giftige besjes proeven. Leer jonge kinderen dat sommige planten giftig zijn. Heb je kruiden of eetbare planten in de tuin(kas) staan?  Of ben je in het bezit van een moestuin tjokvol smaakmakers? Proef de smaken alsof je een chef bent. Een dropplant (Agastache foeniculum) is misschien wel bij ieder kind een succes: het smaakt naar anijs en het ruikt naar drop. En proef eens een eetbaar viooltje, dat kleurige bloemetje dat je soms in een restaurant of bar als garnering krijgt. Smaakt het kruidig, pittig, radijsachtig of nog anders? Ben je in voor een spannender smaakonderzoek? Pluk een takje koriander en ontdek: ben je ‘team-zeep’ of ‘team-smaakvol’? Wil je het nog avontuurlijker maken, proef dan met een blinddoek voor.

Voelen: ervaar de texturen

Prikkelig, zacht, ribbelig, glad… Een greep uit de texturen die je in de meeste tuinen vindt. Onderzoek hoe zacht mos is, hoe een boombast aanvoelt en hoe glad een kiezelsteentje is. Hoe voelt het als je met blote voeten over grassprieten of kiezelpaadjes loopt? En kun je de nerven op een blad voelen? Ga op zoek naar een veertje, strijk er eens met je vinger over. Hoe voelt het? Je tastzin aanspreken gebeurt bijna als vanzelf bij tuinklusjes. Laat de tuinhandschoenen in de kast en zet met blote handen plantjes in de border. Graaf een gat en zet een plantje in de grond. Hoe voelt dat?

Met kinderen de tuin mindful ontdekken is leuk én leerzaam. Je beleeft ook zelf de natuur met andere ogen (en met je andere zintuigen). Heb je je eigen tuin al helemaal ontdekt? Bezoek een ontdektuin in Nederland, bijvoorbeeld de Botanische Tuinen van de Universiteit van Utrecht. Andere tips en programma’s voor kinderen in de natuur? Check de websites van OERRR, IVN en Utrechts Landschap. Meer inspiratie over mindful de natuur beleven? Lees het boek Het Groene Geluk van Eline van Lancker (te koop bij Oogst). Maar nu eerst: naar buiten!