Zo krijg je meer vogels in je tuin (en in de stad)

Een stad waar veel vogels zijn: daar wil je wonen. Vogels zijn een goede graadmeter voor de kwaliteit van de natuur in de stad. Gaat het goed met de vogels? Dan gaat het goed met het stedelijk groen. En daarmee ook met de mensen die er wonen, want mensen in een groene omgeving zijn over het algemeen gezonder. Helaas nemen veel vogelsoorten in steden nog altijd in aantal af. Ook in Utrecht.

Gelukkig is er steeds meer aandacht voor stedelijk groen. En ook jij kunt hierbij helpen! Met je tuin, je balkon, je dak en de gevel van je huis. Hoe groener, hoe beter. Haal tegels uit je tuin en plaats er verschillende (inheemse) planten in. Vervang schuttingen door hagen en struiken. Plant een boom. Hang nestkasten op. Gebruik geen chemische, maar natuurlijke bestrijdingsmiddelen in je tuin. Wil je het groter aanpakken? Schakel dan een tuinvogelconsulent van de Vogelbescherming in.

Hieronder vind je 7 vogels die graag rondhangen in Utrecht. Per soort lees je hoe je ze naar je tuin lokt. Vogel blij, jij blij, stad blij. 

1. Merel

Broedperiode: eind maart – juli
Bijna iedereen heeft weleens een merel in de tuin. Het is een van de vaakst getelde vogels bij de Nationale Tuinvogeltelling. Toch neemt ook hun aantal drastisch af. Merels eten besjes, fruit, wormen, bodemdieren en insecten. Een gezonde bodem in je tuin is dus heel belangrijk. Ruim je tuin niet te netjes op: hoopjes bladeren en takjes zijn fijne plekken voor insecten. Merels eten die met alle liefde voor je op! Leg een grasveldje aan en plaats bessenstruiken en fruitbomen voor nog meer voedsel. Merels maken hun nesten in dichte struiken of lage bomen. Hou je kat een beetje in de gaten, want die wil nog weleens een graai naar een jonge merel doen.

2. Tjiftjaf

Broedperiode: half april – eind juni
Is dit geen leuk vogeltje? Hij roept de hele dag zijn eigen naam! En het is een van de weinige soorten waar er juist méér van komen de laatste jaren. Dus dat is positief. Wil je die vrolijke fluiter naar je tuin lokken, zorg dan voor bomen en struiken in je tuin. Het liefst inheemse, zoals de meidoorn. De tjiftjaf eet insecten en larven, maar ook bessen en zaden, zoals bosbessen en vlierbessen. Hij verstopt zijn nest in lage, dichte beplanting.

3. Grote bonte specht

Broedperiode: april-mei
Deze prachtig gekleurde vogel spreekt tot de verbeelding met zijn geroffel op boomstammen en takken. Met dat geroffel communiceren ze met elkaar en hakken ze nestholtes uit in bomen. Voor een nest met spechten heb je dus minimaal een boom nodig in je tuin, met een stam van zacht hout, zoals een berk. In de winter vinden spechten het lastig om voedsel te vinden. Je helpt ze door vogelvoer in je tuin te hangen of te leggen. Vooral pinda’s, vetbollen en vogelpindakaas gaan er als zoete koek in.  

4. Pimpelmees

Broedperiode: eind maart-juli
Ook pimpelmezen maken dankbaar gebruik van de voedertafels in tuinen of op balkons. Zeker in de herfst of winter, als ze moeilijker aan hun geliefde bladluizen of spinnen kunnen komen. Ze houden vooral van pinda’s en vetbollen. Pimpelmezen worden vaak verward met koolmezen, maar je kunt ze uit elkaar houden door naar de kleur van hun ‘petje’ te kijken. Bij koolmezen is dit zwart (als kool) en bij pimpelmezen blauw-paars. In steden broeden pimpelmezen graag in nestkasten. Wil je pimpelmezen in je tuin, hang dan speciale mezenkasten op, pindasilo’s en mezenbollen. 

5. Zanglijster

Broedperiode: eind maart-juli
Als je last hebt van veel slakken in je tuin, dan is het de moeite waard om zanglijsters naar je tuin te lokken. Ze zijn dol op slakken! Met hun snavel slaan ze de slakkenhuisjes stuk op een steen en peuzelen het vlees eruit. Zanglijsters kunnen, zoals hun naam al doet vermoeden, ook nog eens prachtig zingen. Ze worden aangetrokken door tuinen met veel bomen, struiken en een gazon. Vooral dichte struiken vinden ze fijn om hun nest in te bouwen. Hun voedsel zoeken ze dicht op de grond. Ze lusten graag regenwormen, duizendpoten, insecten en pissebedden. En slakken dus! Leg wat platte stenen in een beschut hoekje, zodat ze een mooie werkplek hebben om de huisjes stuk te slaan.

6. Boomkruiper

Broedperiode: april-juni
Als je een klein bruin vogeltje cirkelend langs een boomstam omhoog ziet trippelen, dan heb je waarschijnlijk een boomkruiper in je vizier. Dit schattige vogeltje heeft een kromme snavel waarmee hij insecten uit de bast van de stam pikt. Voor voedertafels is de boomkruiper te schuw, maar je kunt hem wel helpen door in de winter wat zaden onder bomen en struiken te strooien. Verder houdt ie van rommelige tuinen en maakt ie zijn nesten in boomholtes. Er zijn speciale nestkasten voor boomkruipers: hang ze in een dikke boom, maar niet te dicht bij je huis op, want daar is deze kleine kruiper veel te verlegen voor. 

7. Huismus

Broedperiode: april – augustus
Huismussen zijn echte stadsvogels: ze maken hun nesten vooral onder dakpannen en in kieren en gaten van gebouwen. Maar omdat moderne dakpannen beter op elkaar aansluiten en we dol zijn op isoleren, zijn er de laatste jaren veel minder van die kieren te vinden in onze huizen. Het aantal huismussen is mede daarom sinds de jaren tachtig met de helft gedaald in Nederland. Om de mus te helpen kun je neststenen in je gevel laten inmetselen, of nestkasten plaatsen. Als je hiervoor kiest, plaats er dan meerdere vlak bij elkaar. Huismussen hebben hun vrienden graag dicht in de buurt. In de winter rusten huismussen uit in groenblijvende struiken, hagen en gevelbegroeiing, zoals meidoorn, liguster en klimop. Daarnaast houden ze van waterrijke plekken met riet. Ze eten graag besjes, zaden en bloemknoppen.

De vogels hierboven komen relatief veel voor in Utrecht. Toch verschilt het nog wat tussen de wijken. Wil je weten welke vogels er veel voorkomen bij jouw huis? De Vogelbescherming heeft een mooie website waarop je een postcodecheck kunt doen. Je krijgt dan een top tien van vogels, met bijbehorende tips voor verzorging. Heel handig!