Weinig planten spreken meer tot de verbeelding dan vleesetende planten. De naam alleen al! Ze helpen je graag af van vliegjes en muggen in je huis. Én ze zijn prachtig om naar te kijken. Er zijn meer dan 500 verschillende soorten vleeseters. Waarom zijn ze carnivoor? Hoe komen ze in actie? En hoe verzorg je deze hongerige jagers? Dat lees je in deze blog.
Waarom eten vleesetende planten vlees?
Vleesetende planten eten natuurlijk geen biefstuk. Hoewel, van sommige Nepenthes-soorten wordt gezegd dat ze zich soms ook voeden met kleine zoogdieren. Maar dat is een uitzondering. De overgrote meerderheid van de vleesetende planten eet alleen insecten. In het wild groeien deze planten over het algemeen in moerasachtige gebieden, waar ze hun voeding niet uit de grond kunnen halen. Vandaar de insecten op hun menu.
Verzorging
De meeste vleesetende planten kunnen zowel binnen als buiten staan. Sommige soorten, zoals Nepenthes, kunnen niet goed tegen lage temperaturen. Die hou je maar beter binnen. Bijna alle vleeseters zijn zonaanbidders. Vanwege hun moerassige achtergrond hebben ze graag natte voeten. Zorg dus voor een vochtige bodem. Geef ze regenwater of gedestilleerd water, want in kraanwater zit te veel kalk. Plantenvoeding hebben ze niet nodig, want ze halen hun voeding uit hun prooi. Bij Steck vind je speciale, onbemeste potgrond voor vleesetende planten voor als je gaat verpotten. Let er ook op dat er insecten zijn om te vangen!
Meest voorkomende soorten vleesetende planten
Het grootste onderscheid tussen vleesetende planten zit in de manier waarop ze hun prooi vangen. Sommige halen hun maaltijd binnen met gladde, lange bekers, andere hebben een ingenieus plaksysteem. Hieronder vind je een beschrijving van de meest voorkomende soorten. En lees je hoe hun vallen werken.
1. Venusvliegenval (Dionaea muscipula)
Het lijken wel kleine berenklemmen, de vallen van de venusvliegenval. Komt er een nietsvermoedend insect op zitten, dan slaat de val – pats! – dicht. Het lijkt wel een actiefilm. Vervolgens wordt het insect genadeloos verteerd in deze mini-gevangenis. Van oorsprong komt de plant uit Noord-Amerika. Hij is enig in zijn soort: er zijn geen afgeleide soorten. Hoewel het misschien aanlokkelijk is om de plant uit te testen door de vallen met je vingers aan te raken, kun je dat maar beter niet doen. Het kost de plant veel energie om de vallen te sluiten en te openen. En jouw vinger levert geen voedingsstoffen op voor de plant. Ook sterven de vallen af na een aantal keer dichtklappen. Gelukkig is toekijken hoe de plant een vlieg vangt, óók heel boeiend!
2. Zonnedauw (Drosera)
Drosos betekent ‘dauw’ in het Grieks. De plakkerige druppeltjes die als een soort tentakels aan het blad van de zonnedauw zitten, glinsteren als dauwdruppels. Maar dan minder onschuldig. Vliegjes of muggen die op de druppels terechtkomen, blijven vastplakken. Het blad rolt langzaam om de prooi heen om hem te verteren. Er bestaan wel 190 soorten zonnedauw. Ze groeien over de hele wereld. Drie soorten leven ook in het wild in Nederland. Maar je moet er erg goed naar zoeken!
3. Vetblad (Pinguicula)
Dit kleine, gezellige plantje vangt heel wat vliegjes en muggen met zijn plakkerige blaadjes. Ideaal als je last hebt van rouwvliegjes bij je planten. Net als de zonnedauw rolt de Pinguicula haar blad op, waarna ze de prooi verteert. Het is een sierlijk plantje met elegante paarse bloemetjes op een dunne stengel. Vetblad houdt van veel licht, maar van direct zonlicht kunnen de bladeren verbranden. Er zijn zo’n 80 soorten Pinguicula bekend, waarvan verschillende winterharde soorten in Europa voorkomen. Die kun je dus prima in je tuin plaatsen.
4. Trompetbekerplant (Sarracenia)
Deze kleurrijke vleeseter heeft bladeren in de vorm van lange bekers. Met de vaak felle kleuren bovenaan de bekers lokt de plant insecten. Die kruipen vol verwachting de beker in. Maar helaas! De wand van de beker is glad, waardoor het insect naar beneden glijdt. Daar wordt het vervolgens verteerd door spijsverteringssappen. Er bestaan 8 soorten Sarracenia. In het wild komen ze over de hele wereld voor, maar ze worden steeds zeldzamer. In je tuin doen ze het heel goed bij vijvers, maar ze kunnen ook binnen staan. Zolang je de bodem maar lichtvochtig houdt. Sarracenia is goed bestand tegen de vorst.
5. Bekerplant (Nepenthes)
De bekers van de Nepenthes staan niet rechtop, zoals die van de Sarracenia, maar bungelen vrolijk onderaan de plant. Het is dan ook een hangplant. De val werkt verder hetzelfde: insecten die erin vallen, komen er niet meer uit. Ze verdrinken in de plakkerige vloeistof onderin. De Nepenthes komt voornamelijk voor in Indonesië en omgeving. Er zijn meer dan 85 soorten. Sommige daarvan maken bekers van wel 40 tot 50 centimeter groot. Het is een tropische plant, dus hij houdt van vochtige, warme lucht. In tegenstelling tot bovengenoemde vleeseters, is de Nepenthes niet winterhard.
Alle bovenstaande soorten vleesetende planten zijn te koop bij Steck. Heb je er vragen over? Onze medewerkers vertellen je er graag meer over!