Zinderende zomer: 5 tips voor een hitteproof balkon

Met een boek en een drankje op je balkon. Kwetterende vogels, een stralend blauwe lucht. En de zwoele geur van bloemen. Hallo, instant geluksgevoel! Maar met de steeds warmere zomers wordt je balkon – vooral als deze op het zuiden staat-, al snel te warm. Met deze 5 tips maak je van je balkon een walhalla voor jou en je planten.  

1. Kies de juiste planten

Niet ieder mens houdt van zonnebaden. Voor planten geldt hetzelfde. Staat je balkon op het zuiden en wil je daar een groene (of paarse, gele of roze) oase maken? Kies dan voor planten en struiken die goed tegen de zon kunnen. Planten uit mediterrane gebieden bijvoorbeeld. Met potten vol lavendel geef je je buitenplek een Franse ‘ambiance’. Of zet een knalroze bougainvillea neer op een plek uit de wind. Zij staat graag in the spotlight: hoe meer zonlicht op haar bladeren schijnt, hoe intenser haar kleur wordt. Franse chansons op je playlist aan en je waant je in de Provence. 

2. Spice-it-up

Wat is er smaakvoller en verser dan kruiden op je balkon? Kies (bio)kruiden die de zon goed verdragen en niet veel water nodig hebben. Theeliefhebber? Marokkaanse munt woekert nogal snel, dus deze plant is ideaal om in een pot te houden. Houd je van spicy? Een rode peperplant is een warmteminnende smaakmaker. Of ga voor lavendel, salie, tijm, bonenkruid, citroenkruid of hyssop bijvoorbeeld. Ook rozemarijn en oregano doen het goed in de zon. Je plukt meteen de juiste hoeveelheid voor je lasagne. Rood-wit geblokt tafelkleedje op de tafel en buon appetito! 

3. Muurbloempjes voor schaduw en verkoeling

Handig als je weinig ruimte hebt op je balkon: werk verticaal. Hang (kruiden)plantjes aan een rek aan de muur en maak zo een geurige, groene wand. Of hang een paar hangplanten op. Houd je van klimplanten? Zet ze tegen de balkonmuur of tussenwand. Een groene gevel van bijvoorbeeld hedera of ezelsoor verkoelt de buitenlucht en zorgt voor schaduw. Help de klimmers eventueel hun weg omhoog te vinden met een klimplantrek. Bedenk ook goed hoe je de planten op de grond ten opzichte van elkaar neerzet. Laat grote planten die goed tegen de zon kunnen, de kleinere schaduw geven. Zo maak je een natuurlijke schaduwzone. 

4. Houd de grond in bloempotten gezond

In bloempotten droogt de aarde snel uit. Vooral als je balkon op het zuiden staat. Vinden je planten niet fijn. Geef ze daarom elke dag een scheut (regen)water. Liefst in de ochtend, nog voordat de zon schijnt. Zo voorkom je dat het water meteen verdampt door de warmte. Of leg een druppelsysteem aan. Zet de pot in de zomer altijd op een schotel. Hierdoor blijft het water even bewaard en neemt de plant het langzaam op. Pas op met watergeven: doseer en verdrink je planten niet. Kies potten met een gat waaruit overtollig water wegloopt. Ook handig: vertroetel je planten met potgrond speciaal voor terras- en balkonplanten. Deze grond houdt water beter vast én voedt de planten langere tijd. Meer weten? Lees dit blog voor meer tips over tuinieren in potten.

5. In de schaduw staan

Heb je een natuurlijke schaduw gecreëerd met planten en kruiden? En is je balkon nog te warm? Maak het dan nog wat koeler met een parasol, schaduwdoek of balkonscherm. Balkonschermen zijn er in allerlei materialen. Van bamboe tot riet. Je plaatst ze tegen de balkonrand of -als je die hebt- de glazen tussenwand. Sfeervol en je hebt meteen meer privacy. Vlonders op de vloer voelen lekker aan en gaan ook de warmte op je balkon tegen. Hang een lichtslinger op, leg een vloerkleedje neer en je hoeft alleen nog een drankje te pakken voor een heerlijke zomermiddag. 

Je balkon is nu klaar voor de zomer. Jij ook? Pak je zonnebrand en geniet van je kleine buitenplek. 

5 tips om je tuin hittebestendig te maken

Zonnebrand, een boekje, een hangmat of luie stoel. Veel meer heb je deze zomer niet nodig om van je tuin een privé hotspot te maken. Figuurlijk dan. Want letterlijk? Liever niet. Loop je op blote voeten door je tuin, maak je van schrik een sprongetje. Wat zijn die tegels heet! De zomers worden steeds warmer en droger. Hoog tijd om je eigen buitenplek hitteproof te maken. Fijn voor jou, het dierenleven en voor je planten. Én voor de stad. Hoe je dat doet? Lees onze 5 tips. 

1. Plant warmtebestendige planten

Stond die buitenplant eerder zo te shinen, na een paar warme dagen staat ze er maar dor bij. Gelukkig zijn er genoeg vaste planten die wél van felle zon houden. Lavendel, salie, en rozemarijn bijvoorbeeld. Bij een vleugje wind ruik je hun heerlijke geuren door je hele tuin of op je balkon. Ook veel vetplanten (of in Latijn: succulenten) zijn echte zonaanbidders. Hoe ze zo goed bestand zijn tegen droogte en hitte? Een van de redenen is dat hun blaadjes, wortels en stengels vocht opslaan. Dankzij dit ‘reservoir’ overleven ze goed in de woestijn. Én in je tuin. Wil je vetplanten die lokaal en duurzaam gekweekt zijn? Kies dan bijvoorbeeld voor planten van ympa, te koop bij Steck. Deze staan in turfvrije aarde en zijn geteeld zonder chemische bestrijdings- en voedingsmiddelen.   

2. Leg een vijver aan

Een vijver, of die nu klein of groot is, heeft verschillende voordelen voor mens en dier. Met zo’n waterplek maak je van je tuin een kleine oase en je trekt er dierenleven mee aan. Voor dorstige vogels en insecten is een vijver een levendige ontmoetingsplek. Ga er eens lekker voor zitten en geniet mee van het theekransje van blauwgroene libelles en waterkevers. Een ander voordeel: een vijver houdt waardevol regenwater vast. Via je regenton laat je dit zo je vijver inlopen. Maar wist je dat een vijver ook je buitenplek verkoelt? Het water verdampt, waardoor de luchtvochtigheid in je tuin toeneemt. Welke klimaatvoordelen een vijver heeft, lees je hier.  Ook met een kleine vijver maak je al impact. Ga je voor een oude speciekuip, een zinken teil of een mini vijverbak?

3. Wip tegels eruit 

De temperatuur in een stad loopt sneller op dan in groene gebieden. Dat komt onder andere doordat een stad uit meer stenen en beton bestaat. Die vangen de warmte van de zon op en houden deze vast. Zomers is dat niet erg hitteproof. Nog een nadeel van tegels: kostbaar regenwater zakt niet de grond in. In plaats daarvan komt het in het riool terecht. Zonde toch? Genoeg reden om een paar (of alle) tegels uit je terras te wippen. Zet er fleurige bloemen of planten in. Je geeft je tuin zo meer kleur en hoe minder tegels, hoe koeler. Via deze 5 stappen maak je van je tegeltuin een groene stadsoase.

4. Plaats een regenton 

Dorstige planten en bloemen help je de zomerse droogte door als je ze voldoende water geeft. Dat is logisch. Doe dit het liefst in de ochtend of avond, als de zon niet zo sterk is. Wat is er handiger dan hiervoor gratis regenwater te gebruiken? Fijn voor je portemonnee, en omdat het geen kalk bevat, is regenwater gezonder voor je planten dan kraanwater. Ook omdat het water in de regenton meteen al op de juiste temperatuur is. Vang dus het kostbare hemelwater op in een regenton en je hebt altijd een waterbuffer. Regentonnen zijn er in alle soorten en maten, zodat er altijd een is die perfect bij je groene stekkie past. Wist je dat er een regenton in de vorm van een regendruppel bestaat? Meer over de voordelen van het plaatsen van een regenton lees je hier.

5. Maak een groene muur

Net als tegels houden ook stenen muren de warmte in je tuin vast. Vooral muren die op het zuiden staan. Een oplossing met mediterraans tintje? Laat je tuinmuren begroeien met weelderige klimplanten. Je kunt ook hangplanten of klimplanten in bakken aan je stenen schutting hangen. Hallo, verkoeling! Twee vliegen in één klap: ook insecten en vlinders zullen je dankbaar zijn. Let op dat je kiest voor klimmers die goed tegen de zon bestand zijn. De trompetbloem (Campsis) met haar gele, oranje of rode bloemen bijvoorbeeld. Deze klimplant heeft wel wat ondersteuning nodig, want ze is topzwaar. Nog een zomerbloeier die het goed doet op een kurkdroge plek: de stokroos (Alcea rosea). Ook de heerlijk geurende blauwe regen (Wisteria) doet het goed in de volle zon. Pas wel op: de langwerpige vruchten zijn giftig voor mens en dier.

Zie je jezelf al op een lazy sunday een koele ijsthee drinken in je hangmat? Je kunt nog veel meer doen om je tuin hittebestendig te maken. Van het planten van bomen voor een natuurlijke schaduw, tot het plaatsen van parasols, schaduwdoeken en pergola’s. Meer tips voor een klimaatbestendige inrichting van je tuin? De medewerkers van Steck denken graag met je mee. 

Zo krijg je meer vogels in je tuin (en in de stad)

Een stad waar veel vogels zijn: daar wil je wonen. Vogels zijn een goede graadmeter voor de kwaliteit van de natuur in de stad. Gaat het goed met de vogels? Dan gaat het goed met het stedelijk groen. En daarmee ook met de mensen die er wonen, want mensen in een groene omgeving zijn over het algemeen gezonder. Helaas nemen veel vogelsoorten in steden nog altijd in aantal af. Ook in Utrecht.

Gelukkig is er steeds meer aandacht voor stedelijk groen. En ook jij kunt hierbij helpen! Met je tuin, je balkon, je dak en de gevel van je huis. Hoe groener, hoe beter. Haal tegels uit je tuin en plaats er verschillende (inheemse) planten in. Vervang schuttingen door hagen en struiken. Plant een boom. Hang nestkasten op. Gebruik geen chemische, maar natuurlijke bestrijdingsmiddelen in je tuin. Wil je het groter aanpakken? Schakel dan een tuinvogelconsulent van de Vogelbescherming in.

Hieronder vind je 7 vogels die graag rondhangen in Utrecht. Per soort lees je hoe je ze naar je tuin lokt. Vogel blij, jij blij, stad blij. 

1. Merel

Broedperiode: eind maart – juli
Bijna iedereen heeft weleens een merel in de tuin. Het is een van de vaakst getelde vogels bij de Nationale Tuinvogeltelling. Toch neemt ook hun aantal drastisch af. Merels eten besjes, fruit, wormen, bodemdieren en insecten. Een gezonde bodem in je tuin is dus heel belangrijk. Ruim je tuin niet te netjes op: hoopjes bladeren en takjes zijn fijne plekken voor insecten. Merels eten die met alle liefde voor je op! Leg een grasveldje aan en plaats bessenstruiken en fruitbomen voor nog meer voedsel. Merels maken hun nesten in dichte struiken of lage bomen. Hou je kat een beetje in de gaten, want die wil nog weleens een graai naar een jonge merel doen.

2. Tjiftjaf

Broedperiode: half april – eind juni
Is dit geen leuk vogeltje? Hij roept de hele dag zijn eigen naam! En het is een van de weinige soorten waar er juist méér van komen de laatste jaren. Dus dat is positief. Wil je die vrolijke fluiter naar je tuin lokken, zorg dan voor bomen en struiken in je tuin. Het liefst inheemse, zoals de meidoorn. De tjiftjaf eet insecten en larven, maar ook bessen en zaden, zoals bosbessen en vlierbessen. Hij verstopt zijn nest in lage, dichte beplanting.

3. Grote bonte specht

Broedperiode: april-mei
Deze prachtig gekleurde vogel spreekt tot de verbeelding met zijn geroffel op boomstammen en takken. Met dat geroffel communiceren ze met elkaar en hakken ze nestholtes uit in bomen. Voor een nest met spechten heb je dus minimaal een boom nodig in je tuin, met een stam van zacht hout, zoals een berk. In de winter vinden spechten het lastig om voedsel te vinden. Je helpt ze door vogelvoer in je tuin te hangen of te leggen. Vooral pinda’s, vetbollen en vogelpindakaas gaan er als zoete koek in.  

4. Pimpelmees

Broedperiode: eind maart-juli
Ook pimpelmezen maken dankbaar gebruik van de voedertafels in tuinen of op balkons. Zeker in de herfst of winter, als ze moeilijker aan hun geliefde bladluizen of spinnen kunnen komen. Ze houden vooral van pinda’s en vetbollen. Pimpelmezen worden vaak verward met koolmezen, maar je kunt ze uit elkaar houden door naar de kleur van hun ‘petje’ te kijken. Bij koolmezen is dit zwart (als kool) en bij pimpelmezen blauw-paars. In steden broeden pimpelmezen graag in nestkasten. Wil je pimpelmezen in je tuin, hang dan speciale mezenkasten op, pindasilo’s en mezenbollen. 

5. Zanglijster

Broedperiode: eind maart-juli
Als je last hebt van veel slakken in je tuin, dan is het de moeite waard om zanglijsters naar je tuin te lokken. Ze zijn dol op slakken! Met hun snavel slaan ze de slakkenhuisjes stuk op een steen en peuzelen het vlees eruit. Zanglijsters kunnen, zoals hun naam al doet vermoeden, ook nog eens prachtig zingen. Ze worden aangetrokken door tuinen met veel bomen, struiken en een gazon. Vooral dichte struiken vinden ze fijn om hun nest in te bouwen. Hun voedsel zoeken ze dicht op de grond. Ze lusten graag regenwormen, duizendpoten, insecten en pissebedden. En slakken dus! Leg wat platte stenen in een beschut hoekje, zodat ze een mooie werkplek hebben om de huisjes stuk te slaan.

6. Boomkruiper

Broedperiode: april-juni
Als je een klein bruin vogeltje cirkelend langs een boomstam omhoog ziet trippelen, dan heb je waarschijnlijk een boomkruiper in je vizier. Dit schattige vogeltje heeft een kromme snavel waarmee hij insecten uit de bast van de stam pikt. Voor voedertafels is de boomkruiper te schuw, maar je kunt hem wel helpen door in de winter wat zaden onder bomen en struiken te strooien. Verder houdt ie van rommelige tuinen en maakt ie zijn nesten in boomholtes. Er zijn speciale nestkasten voor boomkruipers: hang ze in een dikke boom, maar niet te dicht bij je huis op, want daar is deze kleine kruiper veel te verlegen voor. 

7. Huismus

Broedperiode: april – augustus
Huismussen zijn echte stadsvogels: ze maken hun nesten vooral onder dakpannen en in kieren en gaten van gebouwen. Maar omdat moderne dakpannen beter op elkaar aansluiten en we dol zijn op isoleren, zijn er de laatste jaren veel minder van die kieren te vinden in onze huizen. Het aantal huismussen is mede daarom sinds de jaren tachtig met de helft gedaald in Nederland. Om de mus te helpen kun je neststenen in je gevel laten inmetselen, of nestkasten plaatsen. Als je hiervoor kiest, plaats er dan meerdere vlak bij elkaar. Huismussen hebben hun vrienden graag dicht in de buurt. In de winter rusten huismussen uit in groenblijvende struiken, hagen en gevelbegroeiing, zoals meidoorn, liguster en klimop. Daarnaast houden ze van waterrijke plekken met riet. Ze eten graag besjes, zaden en bloemknoppen.

De vogels hierboven komen relatief veel voor in Utrecht. Toch verschilt het nog wat tussen de wijken. Wil je weten welke vogels er veel voorkomen bij jouw huis? De Vogelbescherming heeft een mooie website waarop je een postcodecheck kunt doen. Je krijgt dan een top tien van vogels, met bijbehorende tips voor verzorging. Heel handig!

7 bijzondere eetbare planten voor je tuin of balkon

Bijna iedereen heeft wel íets van eetbare planten in de tuin of op het balkon: een aardbeienplantje, een appelboompje of een bosje bieslook. Wie eenmaal begint met eetbare planten, krijgt al snel de smaak te pakken. Want hoe leuk is het om je eten recht voor je neus te zien groeien? Zelfs op je balkon kun je een voedselbos creëren. Voor wie weleens wat anders in de tuin wil, zetten we 7 bijzondere eetbare planten op een rij.

1. Uiensoepboom (Toona sinensis)

Het jonge blad van deze boom smaakt een beetje naar Franse uiensoep. Vandaar deze bijzondere naam. Je eet de blaadjes rauw, gekookt of gestoomd. Als je hem laat gaan, groeit deze boom tot wel 15 meter hoog. Maar door regelmatig te snoeien, kun je hem ook als struik houden. Dan past ‘ie misschien beter in je tuin. Door het snoeien komen er steeds nieuwe scheuten aan, die je dan weer lekker kunt oppeuzelen. De uiensoepboom staat het liefst in de volle zon. Je kunt er het hele jaar van eten. 

2. Kiwibes (Actinidia arguta)

Van buiten is het net een druif, van binnen een kleine kiwi. De kiwibes is een echte aanwinst in je tuin en je keuken. De zoete vrucht doet het geweldig in fruitsalades, gebak en gewoon los uit de hand. In tegenstelling tot een ‘gewone’ kiwi heeft de kiwibes geen harig vachtje en kun je hem met vel en al meteen in je mond stoppen. De plant is een gemakkelijke groeier en klimt graag omhoog tegen een pergola of een zonnige muur. Geef hem wel wat klimsteun. Vanaf eind mei geeft de plant mooie, witte bloemen en halverwege september kun je daar de vruchten van plukken.

3. Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius)

De Japanse wijnbes is een soort kruising tussen een braam en een framboos. Hij smaakt friszuur en is heerlijk om los te eten, door de yoghurt of in een salade. Je kunt er ook jam of sap van maken. Bijen en hommels zijn dol op deze plant. Net als een braam maakt deze plant lange uitlopers met stekels. Wil je je niet prikken? Bind dan de losse takken op, bijvoorbeeld tegen een muur, dan kun je in de zomer gemakkelijker bij de vruchtjes. De Japanse wijnbes doet het zowel goed in de zon als in de halfschaduw.

4. Chocoladerank (Akebia quinata)

Ondanks de naam smaakt niets aan deze plant naar chocola. Sommige mensen vinden de bloemen naar chocolade ruiken, dus misschien komt de naam daar vandaan. Maar de plant wordt ook wel ‘schijnaugurk’ genoemd. Verwarrend! Wat wel zeker is, is dat de bloemen in de lente verschijnen in schattige trosjes. De vruchten hebben van binnen de structuur van een passievrucht. Ze smaken naar een combinatie van peer en meloen. Het is een makkelijke klimplant die het goed doet in de zon of in de halfschaduw. Hij heeft wel wat klimsteun nodig.  En het liefst plaats je twee planten bij elkaar in de buurt, zodat ze elkaar kunnen bestuiven.

5. Aardbeimunt (Mentha arvensis ‘Strawberry’)

Deze munt is een stuk zoeter dan andere muntsoorten. Je proeft echt een lekker aardbeienaroma. De blaadjes zijn een goede aanvulling in desserts en fruitsalades. Je kunt er ook thee van trekken. Aardbeimunt is een bodembedekker, die zo’n 30 cm hoog wordt. In de winter sterft hij bovengronds af, om in de lente weer op te komen. Let op, de plant verwildert gemakkelijk. Wil je dat ie netjes op één plek blijft, graaf hem dan in met pot en al. Of zet de pot op je terras of balkon. Aardbeimunt groeit in zowel halfschaduw als zon. 

6. Daslook (Allium ursinum)

Als smaakmaker is daslook fantastisch. Net als ui en knoflook voorziet het een heleboel gerechten van wat pit. In tegenstelling tot knoflook gebruik je alleen het blad en de bloemen. In de tuin groeit daslook op een plek in de schaduw waar de zon af en toe langskomt. In het wild groeit daslook voornamelijk als bodembedekker in bossen. Het lange, brede blad en de witte bloempjes op lange stelen zijn mooi om naar te kijken. Daslook heeft een lichte neiging tot woekeren, dus zoek een plekje uit waar dat kan.

7. Japanse sierkwee (Chaenomeles)

Van kweeperen maak je heerlijke gelei, die bijvoorbeeld goed combineert met kazen. De vruchten van de Chaenomeles zijn niet precies de kweeperen die we kennen, maar je kunt ze op dezelfde manier gebruiken. Je plukt ze vanaf oktober. In het vroege voorjaar word je getrakteerd op prachtige rode, oranje of witte bloemen, die bloeien als de takken nog geen blad hebben. Dat alleen al is het planten van een Japanse kwee meer dan waard. De heester wordt zo’n 1.5 m hoog. Hij staat graag in de zon. 

 

Balkonbakkenweekend

Datum
29-30 april

Tijd
Zaterdag 9:30-17:00
Zondag 10:00-17:00

Toegang
Gratis

Locatie
Steck

Balkonbakkenweekend

Een kleurrijke bloemenzee op je balkon? Steck maakt het je nu makkelijker dan ooit. Kom op zaterdag 29 en zondag 30 april naar Steck en laat je balkonbak vullen door ons. Hallo, balkonparadijsje!

Hoe het werkt

Je neemt je mooiste balkonbak mee óf koopt er een of meer bij Steck. Je vertelt ons waar je de bak wilt zetten op je balkon. Komt -ie in de schaduw of juist op een zonnige plek?

Wij vullen de bak voor je met hydrokorrels en bio aarde. Én met de mooiste planten die perfect passen bij je stekkie. Natuurlijk beantwoorden we ook al je vragen. Zo ben je dit weekend meteen klaar met de inrichting van je balkon. Makkelijk hè?

Op 29 en 30 april betaal je alléén voor de planten (en eventueel de bak of bakken) en niet voor het vullen. Daarmee bespaar je mooi €5 tot €10.

Omringd door geurende bloemen wordt buiten koffie drinken en borrelen nét een stukje gezelliger.

Zien we dit weekend in de tuinkas van Steck?

ympa

Op zaterdag wordt je geholpen door Luc, de oprichter van Ympa 

Het doel van Ympa: mensen dichter bij de natuur brengen door lokaal gekweekte planten aan te bieden die op een ethische en duurzame manier zijn gekweekt.

Alle planten met het ympa-label moeten aan bepaalde duurzaamheidseisen voldoen. Zo moeten ympa kwekers verantwoord omgaan met gewasbescherming, watergebruik, energiegebruik en de grond waarin ze kweken.

Wil je weten hoe ympakwekers zo duurzaam mogelijk kweken? Kijk op de website van Steck of ympa.

Op zondag staat er een medewerker van Steck voor je klaar.

5 handige tips om zelf compost te maken

Compost is de meest natuurlijke en milieuvriendelijke bodemverbeteraar. Met de afgebroken plantenresten in compost voed je de bodemdiertjes, die onmisbaar zijn voor het cyclische proces van plantengroei. Zij zorgen voor een vruchtbare bodem, waardoor je tuin er weer mooi bijstaat. 

Compost kun je zelf maken met tuin- en groenteafval. Door het zelf te maken heb je invloed op de kwaliteit van de compost. En je verkleint er de afvalberg mee. Daarnaast is het ook heel leuk om van afval iets nieuws te creëren. Maar hoe maak je nu goede compost? Er zijn een paar dingen waar je rekening mee moet houden. We zetten de 5 belangrijkste tips op een rij:

1. Meng groen en bruin materiaal door elkaar

Groen materiaal is vers groen tuinafval en vers keukenafval. Dit levert vooral de voedingsstoffen. Het bruine materiaal bestaat uit dorre bladeren, takjes en houtsnippers. Dit zorgt voor een goede structuur. Hoe meer verschillende materialen, des te beter. Let op de verhouding groen en bruin materiaal. Dat moet een beetje gelijk opgaan. Goed mengen is belangrijk. Hiervoor kun je het beste een riek gebruiken.

2. Niet alle natuurlijke materialen zijn geschikt

Gekookt voedsel, vlees, botjes, brood en kaas composteren moeilijk en trekken muizen en ratten aan. Snijbloemen en schillen van niet-biologische aardappelen en citrusvruchten bevatten vaak chemische middelen die schadelijk zijn voor het bodemleven. Die wil je dus ook niet op je composthoop. Voeg grasmaaisel, as en zaagsel (van natuurlijk hout) alleen in kleine hoeveelheden toe. Onkruid dat zich verspreidt via zaden of wortels en zieke planten mag je wel in de gft-bak gooien, maar gebruik het niet in je eigen compost. Gft-afval wordt op hoge temperatuur gecomposteerd en daardoor worden alle ziektekiemen en onkruiden gedood. Je privé-composthoop wordt niet heet genoeg hiervoor. Theezakjes en koffiepads wil je ook niet tussen je compost hebben, omdat er vaak afbreekbaar plastic in zit. Dit wordt op een kleine composthoop niet afgebroken. Het mag wel bij het gft-afval.  

3. Maak alles klein

Knip takken in kleine stukjes, zodat ze sneller worden afgebroken.

4. Zoek een beschutte plek voor je composthoop of -bak

Een composthoop mag niet te nat en niet te droog zijn. De beste plek is daarom een beschutte plek onder een boom in de halfschaduw. Zodanig dat er nog wel regen en een paar uur zon bij kan, maar dat de hoop niet te hard uitdroogt door de wind. Het gehalte nat en droog kun je aanpassen door óf groen (nat) óf bruin (droog) materiaal toe te voegen. En mengen die handel!

5. Kies een composteersysteem dat past bij je tuin (of balkon)

Of je nu een riante tuin hebt, of een balkon met wat potplanten: voor elke situatie is een geschikt composteersysteem te vinden. Van vrije composthoop tot wormenhotel. Hieronder leggen we de verschillen tussen de systemen uit.

Compostsystemen

Composthoop

Heb je een grote tuin, dan kun je een mooie composthoop maken. Zo’n hoop moet helemaal vrij liggen en een straal van minimaal anderhalve meter hebben. Je voedt hem zoals hierboven beschreven en schept hem regelmatig om. Verder doet de natuur de rest. Vogels en egels maak je blij met zo’n mooie composthoop, want ze vinden er allerlei voedsel tussen.

Compostbakken

Je kunt ook open compostbakken gebruiken, het liefst drie op een rij: een voor het nieuwe materiaal en de andere twee voor materiaal dat al gedeeltelijk is gecomposteerd. De bakken hebben geen bodem en staan op de aarde, zodat de bodemdiertjes tussen het compostmateriaal kunnen komen om hun werk te doen. Het nieuwe materiaal in de eerste bak kan je (na regelmatig omscheppen) na ongeveer drie maanden naar de tweede bak overhevelen. Die tweede bak laat je dan lekker met rust, terwijl je de eerste bak geleidelijk met nieuw materiaal vult. Na weer drie maanden schep je de inhoud van de tweede bak naar de derde bak. Een deel van het materiaal kan je waarschijnlijk al als mulchlaag gebruiken. De derde bak dek je af met een zeil, zodat het er droger en warmer is. Je kan hiervoor ook een afgesloten compostvat gebruiken. In de derde bak begint de laatste fase van het composteerproces. Na ongeveer een jaar is je compost klaar. 

Compostvat

Is je tuin kleiner dan 400 vierkante meter, dan kun je ook aan de slag met een speciaal compostvat. Dit neemt minder ruimte in en kost ook minder werk. Een compostvat is meestal gemaakt van kunststof en heeft een deksel. De onderkant bestaat uit een geperforeerde plaat. Deze plaats je op stoeptegels met een paar centimeter ruimte ertussen.  Vervolgens leg je op de bodem een flinke laag (10-15 cm) met bruin materiaal, zodat de lucht er nog goed tussendoor kan. In tegenstelling tot een compostbak plaats je een compostvat het liefst in de volle zon, zodat de boel goed kan opwarmen. Door de deksel is de kans op uitdroging minder. Vooral bij compostvaten is het toevoegen van bruin materiaal belangrijk. Anders wordt het al gauw een stinkende, rottende bende binnenin. Met een speciale beluchtingsstok maak je luchtgangen onder in je vat, zodat het samengeperste materiaal ook blijft ademen.

Wormenhotel of composteertrommel

En heb je helemaal geen tuin, maar wel een balkon, dan kan je ook een klein composteersysteem gebruiken. Er bestaan composteertrommels voor in de keuken, op je balkon of op een binnenplaatsje. Ook een wormenhotel is een mogelijkheid. Dat is een compostbak met composteerwormen erin. De wormen eten het keuken- en klein tuinafval en poepen dit weer uit. Na ongeveer een half jaar heb je mooie bruikbare compost. In dit filmpje van Klokhuis wordt uitgelegd hoe je zelf een wormenhotel maakt. Je kunt ook kant-en-klare wormenhotels kopen.

Kids Goodies Market

Kids goodies market

Handgemaakte, duurzame en de leukste kids must-haves

Datum
13-14 mei

Tijd
Zaterdag 9:30-17:00
Zondag 11:00-17:00

Toegang
Gratis

Locatie
Noordertuin

Op zaterdag 13 mei en zondag 14 mei (Moederdag) zal de Kids Goodies Market plaatsvinden in Tuincafé Noordertuin. Op de Kids Goodies Market kun je terecht voor de laatste trends in speelgoed, kinderkleding, kinderkamer design, kinderkamer vintage, kindercadeautjes, illustraties, knutselbenodigdheden en nog veel meer.

Neem je moeder meteen mee uit lunchen, want het is Moederdag weekend. Noordertuin biedt een heerlijk (lunch)menu met lokaal geteelde lekkernijen. Heerlijk om samen van te genieten!

Kijk voor meer informatie op de website van Kids Goodies Market

Over Kids Goodies Market

In 2019 is de Kids Goodies Market opgericht door Sabine en Jet om het voor ouders leuker en makkelijker te maken om de duurzame, handgemaakte, trendy producten te ontdekken voor hun kinderen. “We merkten dat de vraag naar handgemaakte en duurzame kinderproducten enorm was toegenomen, maar dat het lastig zoeken is voor ouders. Je komt bijvoorbeeld toch al snel bij bol.com terecht voor speelgoed. En dat terwijl er zoveel leuke, kleine ondernemers zijn die met zoveel liefde & passie aan hun producten werken.”, aldus Sabine.

Tillandsia’s, luchtplantjes: hoe verzorg je ze?

Waarschijnlijk ken je ze onder de naam luchtplantjes, maar officieel heten ze Tillandsia’s. We hebben het over die grillig gevormde, exotische plantjes die geen aarde nodig hebben om te leven. In het wild groeien ze op rotsen en muren of op planten en bomen. Ze hebben amper wortels. Vocht en voedsel nemen ze op via de schubben op hun blad. In huis kun je ze ophangen aan een touwtje of los neerleggen op een bord of een stuk hout. 

Soorten

Er zijn meer dan 700 verschillende soorten Tillandsia’s. Ze behoren tot de Bromeliafamilie. Ze groeien in Midden- en Zuid-Amerika en in het zuiden van de Verenigde Staten. Veruit de meeste luchtplantjes die je in Nederland koopt, zijn epifyten. Deze groeien in het wild in regenwouden op andere bomen of planten, zonder dat ze zich eraan voeden. Sommige soorten krijgen prachtige bloemen. Hoe verzorg je deze buitenaards mooie plantjes? 

Licht en lucht

Tillandsia’s houden van licht, maar ze kunnen niet zo goed tegen direct zonlicht. Zeker niet in de zomer! Zet of hang ze bij een raam waar de zon niet de hele dag op staat. Ventilatie is ook belangrijk voor luchtplantjes. In de zomer kun je ze prima buiten neerzetten of hangen, zo lang ze maar niet in de volle zon staan.

Sproeien

Omdat de Tillandsia’s in onze huizen normaal gesproken in het regenwoud groeien, hebben ze behoefte aan een hoge luchtvochtigheid. Hang ze in de winter daarom niet dicht bij de verwarming. Als je badkamer voldoende daglicht heeft, dan is dat een perfecte plek voor een luchtplant. Besproei ze in de winter een keer in de twee weken met water. In de lente en de zomer doe je dit wekelijks. Regenwater is het beste water, omdat hier weinig mineralen in zitten die op het blad achter kunnen blijven. Dat in tegenstelling tot ‘hard’ kraanwater. 

Dompelbadje

Geef je Tillandsia af en toe ook eens een badje in plaats van een sproeibeurt. Dat vinden ze heerlijk! Dompel ze zo’n tien tot vijftien minuten onder in een badje met regenwater. Daarna hang je ze op een plek met lekker veel ventilatie, zodat ze goed opdrogen. Natte oksels vinden luchtplantjes helemaal niet fijn. Daar kunnen ze van gaan rotten.

Stekken

De meeste Tillandsia’s groeien niet zo snel. Als je ze hun gang laat gaan, dan krijgen ze steeds mooiere vormen. Wil je je luchtplantje vermeerderen, dan kun je een van de stekjes die aan de plant groeien eraf halen. Doe dat wel pas als deze minstens half zo groot is als de rest van je plantje. Dan heeft ie de grootste overlevingskans. 

Bij Steck zijn heel veel verschillende soorten Tillandsia’s te koop. Kom je een keer kijken? 

Hoe ontwerp je een mooie border?

Een goed ontworpen border is het hele jaar door een lust voor het oog. Bovendien scheelt het je een boel onkruid wieden. Maar hoe krijg je zo’n mooie border? Er zijn boeken en websites met kant-en-klare beplantingsplannen. Het voordeel daarvan is dat iemand al heeft uitgezocht welke planten goed combineren. Maar het leukst is om zelf een ontwerp te maken. Ben je onzeker over het zelf ontwerpen van een border? Begin dan met een kleine border of een deel van een border. Je zult zien dat je na een jaar al heel veel geleerd hebt!

Wat voor soort border wil je?

Je staat op het punt om een levend kunstwerk te creëren, met ontzettend veel mogelijkheden. Denk eerst na over hoe je border er globaal uit moet komen te zien. Welke kleuren en vormen moeten erin terugkomen? Vind je het belangrijk dat er in de winter ook nog wat groens te zien is? Wil je een of meerdere bomen in je border (en is daar ruimte voor)? De vorm van je border maakt ook uit: als je de randen laat golven, dan ziet het er natuurlijker uit. Of misschien hou je juist van een lekker strak design, dan maak je een hoekige border.

Bestaande border aanpassen

Je kunt een geheel nieuwe border maken, maar je kunt ook een bestaande border aanpassen. Als je daarvoor planten moet verplanten, dan kun je dat het beste in de rustperiode van de planten doen, als het niet vriest. Dat betekent in maart of april, of juist in de herfst. Onderzoek ook welke grondsoort je hebt. En kijk hoeveel zonlicht er door de dag heen op de border valt. Dat moet je weten bij het uitkiezen van de planten. 

Plattegrond tekenen

Voor het maken van een overzichtelijke plattegrond zijn allerlei onlineprogramma’s, maar het kan ook prima met potlood en (ruitjes)papier. Teken op schaal een plattegrond van de border. Je hoeft nog niet te weten welke planten je precies wilt planten. Als je dat al wél weet, dan kun je bij het tekenen uitgaan van de botanische kenmerken van deze planten. Die vind je op de plantenlabels, en in allerlei (online) plantenencyclopedieën. Verderop komen we hierop terug.

In dit voorbeeld gaan we ervan uit dat je nog niet zo veel planten kent. Je begint met een ontwerp op basis van gewenste grootte en vorm en daar ga je later de planten bij zoeken. Met een passer (of uit de losse hand) maak je cirkels die de grootte van de planten aangeven. Je gaat hierbij uit van de plant in volgroeide staat.

Eerst teken je de struiken en de bomen in, waarmee je de infrastructuur van je border aangeeft. Vaak is het handig om die achterin te plaatsen, maar een boom of een wat hogere struik voorin kan juist zorgen voor een speelser ontwerp. Vervolgens teken je hoge planten in die niet heel breed uitwaaieren, zoals bepaalde grassen. Die zou je als kegels kunnen tekenen omdat ze echte blikvangers zijn in je tuin. Daarna teken je planten die niet groter worden dan 1,5 meter, daarna planten tot 1 meter, planten tot 50 cm en tenslotte de bodembedekkers. Zorg dat alle planten samen in volgroeide staat de hele bodem bedekken. Dat ziet er mooi uit en je zult minder hoeven schoffelen.

Kleuren en vormen uitkiezen

Op je plattegrond zie je nu hoeveel planten je nodig hebt van welke grootte. Nu kun je kleur gaan inbrengen in je ontwerp. Geef de cirkels de kleuren die jij bij elkaar vindt passen. Vaak werkt het goed om met grote kleurvlakken te werken. Ook is het mooi om te spelen met verschillende vormen: wissel schermbloemen als venkel of ribzaad af met aarvormige bloemen als kattenstaart en Salvia nemorosa. Er zijn ook bolvormige bloemen (sierui en kogeldistel), pluimbloemen (Astilbe) en margrietachtige bloemen. Door te variëren in kleur, hoogte en vorm kun je prachtige plantcombinaties maken. Zeker bij de wat lagere planten is het mooi om meerdere exemplaren van een bepaalde plant bij elkaar te zetten. En om groepjes planten op andere plekken in je border terug te laten komen. 

Bloeitijd

Als je het hele jaar wilt genieten van een bloeiende tuin, let dan op de bloeiperiode van de planten. De meeste planten bloeien tussen juni en augustus, dus kijk specifiek uit naar planten die het bloeiseizoen rekken. Er zijn zelfs planten die al in januari bloeien, zoals bepaalde soorten van de kerstroos (Helleborus) en sneeuwklokjes.

Planten uitkiezen

Het uitkiezen van de planten is uiteindelijk het meeste werk, omdat je rekening moet houden met heel wat factoren: kleur, vorm, hoogte, bloeitijd. Er zijn heel veel boeken met plantenlijsten, waarin je alle nodige kenmerken terugvindt, zoals de zeer uitgebreide Tuinplantenencyclopedie op kleur van Modeste Herwig. Ook de online plantenencylopedie van de Tuinen van Appeltern is heel handig. Je kunt hier onder andere selecteren op plantkleur, standplaats en bloeiperiode.  Als je border in de (half)schaduw ligt, dan kun je de lijsten met zonneminnende planten links laten liggen en andersom. Dat scheelt! Hou er ook rekening mee dat de planten die je uitkiest het goed doen op de grondsoort in je tuin.

Inheemse planten

Wil je de natuur in Nederland een handje helpen? Zorg er dan ook voor dat je inheemse planten in je border zet. Dat zijn planten als bosrank, maagdenpalm en kamperfoelie, die van nature veel in ons land voorkomen. Insecten en vlinders hebben deze planten nodig om te kunnen overleven. In deze blog leggen we het belang van inheemse planten uit.

Zoek je inspiratie voor je ontwerp? De Tuinen van Appeltern en VT Wonen hebben veel voorbeelden van mooie borders op hun site staan. Hou je van vaste planten? Volg dan @pietoudolf op Instagram. Hij is een van de beste Nederlandse tuinontwerpers.

Rouwvliegjes bestrijden

Iedereen met planten in huis krijgt er weleens mee te maken: van die vervelende, kleine vliegjes rond je planten. Ze lijken op fruitvliegjes, maar dan kleiner. Als je niet oplet, worden het er al snel een heleboel! Wat te doen? Hieronder vind je een aantal tips.

Wat is een rouwvliegje?

Een rouwvliegje lijkt dan wel op een vlieg, maar het is eigenlijk een mug. Een mini-mug. Die niet steekt. En hij houdt ook al niet van vliegen. Daarom zie je ze vaak een beetje rondlummelen ergens. Ze wandelen wat en dan vliegen ze een kort stukje. Ze komen niet specifiek op fruitafval af. Vaak zitten ze op of rond je plant. Als je water geeft, vliegen ze op. De officiële naam van deze beestjes is varenrouwmug en ze zijn heel goed in zich voortplanten. Ze leggen wel 200 eitjes per keer. De larven voeden zich voornamelijk met dood organisch materiaal. Over het algemeen hebben gezonde planten daar niet veel last van, behalve als ze nog jong zijn. Daarnaast zijn die vliegjes in je huis (en in je gezicht) niet bepaald prettig.

Rouwvliegjes voorkomen

Vaak komen rouwvliegjes of hun larven je huis binnen via nieuwe planten die al geïnfecteerd zijn of via verse potgrond. Aangezien je dit op het eerste oog meestal niet ziet, kun je het niet altijd voorkomen dat de vliegjes ook jouw huis aandoen. Als je vliegjes ontdekt bij een bepaalde plant is het slim om deze plant zo snel mogelijk te isoleren. Rouwvliegjes verspreiden zich maar al te graag over meerdere planten(potten). 

Een vliegje op het blad van een ‘vetblad’ (Pinguicula)

Niet te veel water

Rouwvliegjes leggen hun eitjes in vochtige aarde. Hoe natter je potgrond, des te aantrekkelijker deze is voor rouwvliegjes. Let er dus op dat je je planten niet te veel water geeft. Dat is ook niet goed voor je plant, want daardoor kunnen de wortels gaan rotten. Als je je plant per ongeluk te veel water hebt gegeven, giet er dan zo veel mogelijk water uit (voor zover mogelijk) en laat de aarde uitdrogen. Kijk hoe ver je kunt gaan, zonder dat je plant er te veel last van heeft. De ene plant kan hier beter tegen dan de ander.

Aarde (deels) vervangen

Bij een ernstige infectie kun je ervoor kiezen om de aarde te vervangen door nieuwe potgrond. Wees voorzichtig met de wortels en spoel ze goed af. Let op: deze optie is nogal stressvol voor je plant en de kans dat je larven mist, is aanzienlijk. Omdat de larven in de bovenste laag potgrond zitten, kun je ook de bovenste vijf centimeter aarde tijdelijk vervangen door een laag zand. Doordat zand zo fijn is, komt er geen zuurstof doorheen. Hierdoor sterven de larven af. Bovendien zitten er geen voedingsstoffen in, waardoor het niet aantrekkelijk is voor rouwvliegjes. Haal het zand na een paar weken weer weg, want anders krijgt je plant te weinig zuurstof.

Aaltjes

De meest beproefde, natuurlijke methode voor het bestrijden van rouwvliegjes is het inzetten van aaltjes. Dit zijn minuscule rondwormen, die de larven van de rouwvliegjes binnendringen en infecteren met een bacterie. De larven gaan hierdoor dood. De aaltjes koop je in een zakje en meng je met je gietwater. Als de aaltjes geen larven meer kunnen vinden, dan gaan ze zelf ook dood. Je plant merkt verder niets van dit proces. 

Pinguicula’s inzetten

Aaltjes maken korte metten met de larven, maar intussen vliegen de volwassen rouwvliegjes nog rond. Die kun je bijvoorbeeld vangen door een Pinguicula (of: vetblad) bij de geïnfecteerde plant te zetten. Op de bladeren van deze vleesetende plant zitten kleine, klevende dauwdruppels die lekker ruiken voor insecten. Kleine insecten als de rouwvlieg blijven plakken aan het blad en worden uiteindelijk ‘geconsumeerd’ door de plant. Pinguicula’s krijgen prachtige paarse bloemetjes, waardoor ze niet alleen nuttig maar ook nog eens heel charmant zijn. 

Pinguicula in bloei

Plakstrips

Wil je geen pinguicula in huis halen, maar wil je wel graag dat de volwassen rouwvliegjes ergens op blijven plakken? Dan zijn er ook handige plakstrips die je in je planten kan hangen of in de aarde kan steken. Zodra het vliegje daarop landt, plakt ie vast aan de strip (zoals je kan zien op de foto bovenaan deze pagina).

Gezonde planten

Het beste algemene advies om plantenplagen te voorkomen is om je planten zo gezond mogelijk te houden. Zet ze op de juiste plek, geef ze voldoende water en voeding. Sterke planten zijn beter bestand tegen plagen. En áls ze geïnfecteerd worden, dan kunnen ze beter weerstand bieden.