Waarom je inheemse planten in je tuin wil zetten Je hebt vast weleens van de term ‘inheemse planten’ gehoord, maar wat betekent dat nu eigenlijk? Inheemse planten (of heemplanten) zijn planten die van nature groeien in een bepaald gebied. Bekende inheemse planten in Nederland zijn bijvoorbeeld Hazelaar, Gele Kornoelje, Veldesdoorn en Kattenstaart. Dit soort planten zijn enorm belangrijk voor de biodiversiteit. Hoe dat precies zit, leggen we hieronder uit!
Wat is biodiversiteit?
Als er heel veel verschillende soorten (dieren, planten, schimmels, bacteriën) voorkomen in een gebied, dan heeft dat gebied een hoge biodiversiteit. En vaak geldt dat hoe hoger die biodiversiteit is, des te gezonder het ecosysteem. In de natuur staat alles in relatie met elkaar. De meeste planten zijn voor de voortplanting afhankelijk van insecten. Zowel die planten als de insecten worden gegeten door bijvoorbeeld kleine zoogdieren, die weer gegeten worden door grotere zoogdieren, enzovoort. Als er een soort wegvalt in het ecosysteem, dan heeft dat meteen gevolgen voor andere soorten in de kringloop van het leven. Gebieden met een lage biodiversiteit hebben vaak minder voedsel te bieden en zijn daarnaast ook vatbaarder voor plagen en pandemieën. Het natuurlijke evenwicht is weg, waardoor er van bepaalde soorten juist te véél kan ontstaan. Een voorbeeld daarvan is de eikenprocessierups die zomers al jaren hele gebieden in Nederland teistert.
Keizersmantel (Argynnis paphia) op braam (Rubus fruticosus)
Afname insecten
Dat het niet goed gaat met de biodiversiteit, dat is inmiddels algemeen bekend. Wereldwijd is de insectenpopulatie de afgelopen dertig jaar bijvoorbeeld gemiddeld met een kwart afgenomen. Het aantal vlinders in Nederland is in die periode gehalveerd. Ecologen vermoeden dat door de afname van het aantal insecten ook bepaalde vogels zich nog maar weinig laten zien in ons land. De oorzaak van het uitsterven van insecten is divers: te veel stikstof, waardoor bepaalde planten uitsterven, verstedelijking, te veel maaien op boerenland, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en noem maar op. Wat in elk geval duidelijk is, is dat insecten niet genoeg voedsel kunnen vinden en onvoldoende rust- of schuilplekken. Inheemse planten in je tuin En daar komen de inheemse planten om de hoek. De planten die al eeuwenlang in Nederland groeien, hebben zich in al die jaren aangepast aan de insecten die hier rondvliegen en andersom. Op elk potje past zogezegd een dekseltje, maar wel een heel specifiek dekseltje! In onze blog over plantenseks leggen we uit hoe dat zit. Rupsen zijn bijvoorbeeld hele kieskeurige eters: zij lusten vaak maar enkele plantensoorten. Als die er niet meer zijn, dan gaan de rupsen dood, en verdwijnt er (weer) een vlindersoort, die juist nuttig is voor de bestuiving van andere planten. Willen we voorkomen dat de insecten nog verder uitsterven, dan moeten we er op zijn minst voor zorgen dat er genoeg voedsel- en schuilplekjes voor hen te vinden zijn. En daar kun jij bij helpen door inheemse planten in je tuin te zetten!
Gelderse roos (Viburnum opulus)
Welke planten zijn inheems?
Er zijn een heleboel inheemse planten en bomen, hier noemen we er een aantal die je in elk geval bij Steck kunt kopen: Bosrank (Clematis vitalba) Hop (Humulus lupulus) Kamperfoelie (Lonicera) Maagdenpalm (Vinca minor) Kluwenklokje (Campanula glomerata) Gelderse roos (Viburnum opulus) Framboos (Rubus idaeus) Braam (Rubus fruticosus) Veldesdoorn (Acer campestre) Hazelaar (Corylus avellana)
Inheems en uitheems combineren Het is overigens niet zo dat uitheemse planten níet goed zijn. Het merendeel van de uitheemse planten kun je prima in je tuin zetten en sommige insecten zullen daar ook wat van smikkelen. Let alleen wel op dat je uitheemse planten niet té succesvol zijn. Er zijn namelijk enkele invasieve soorten die, als je even niet oplet, je hele tuin overnemen en inheemse planten verdringen. De Japanse Duizendknoop is een van de bekendste voorbeelden hiervan. Wil je echt iets doen voor de biodiversiteit, zorg dan dat je in elk geval inheemse planten in je tuin hebt staan. Dat kan heel goed in combinatie met (niet-invasieve) uitheemse soorten.
Gekleurde eieren, de paashaas en een fiks ontbijt: Pasen is een van de leukste feesten die we hebben, maar met al zijn symbolen is het ook een beetje een warboel. Waar komt deze traditie vandaan en hoe past Jezus in het paasverhaal? We zetten de 5 meest voorkomende vragen over Pasen op een rij en zochten het antwoord voor je uit. Vrolijk Pasen!
1. Wat vieren we met Pasen?
Pasen is van oorsprong een van de belangrijkste feestdagen in het christendom. Volgens de Bijbel stierf Jezus op Goede Vrijdag aan het kruis. Twee dagen later herrees hij uit de dood. Deze herrijzenis vieren we met Pasen. In de christelijke traditie wordt er vooraf 46 dagen gevast (eigenlijk 40 dagen, want op zondag hoef je niet te vasten). Dat is de periode tussen carnaval en Pasen. Na wekenlang afzien mag met Pasen dan eindelijk weer (heerlijk) gegeten worden. Aan dat fenomeen danken we onze hedendaagse paasonbijtjes en -brunches.
2. Kun je Pasen ook vieren als je niet gelovig bent?
Jazeker! Net als Kerst is Pasen gekoppeld aan het christelijke geloof. Maar voor het merendeel van de mensen hebben beide feesten geen religieus tintje (meer). Pasen is voor hen vooral een moment om gezellig samen te zijn met familie en/of vrienden.
Voor de opkomst van het christendom vierden mensen al lentefeesten. Die hadden te maken met de lente-equinox op 20 of 21 maart: de aarde staat dan zodanig ten opzichte van de zon dat de dag precies even lang duurt als de nacht. Daarna zijn de dagen weer langer dan de nachten. Er is weer meer daglicht en zo komt ook de natuur tot leven. Een belangrijk moment in het jaar, waarin de aarde ons van voedsel voorziet. Nu kan er weer volop gezaaid worden. Een reden voor een feestje, vonden ook de Germanen.
3. Waarom is Pasen elk jaar op een andere datum?
Pasen valt elk jaar op een zondag tussen 22 maart en 25 april. Maar als dit samenhangt met de kruisiging en wederopstanding van Jezus, waarom verandert de datum dan? Dat komt doordat verschillende geschriften andere dingen beweren over dit belangrijke moment in de christelijke traditie. In de 8ste eeuw werd hier heel wat over gediscussieerd.
Volgens de ene traditie werd Christus gekruisigd op de 14e dag na de eerste volle maan van de lente. Twee dagen daarna ontwaakte hij uit de dood. Pasen zou 16 dagen na de eerste volle maan van de lente moeten worden gevierd. Een andere stroming zei juist dat de kruisiging van Jezus op een zondag in de lente had plaatsgevonden. Uiteindelijk werd het een combinatie van die twee: Pasen valt tegenwoordig altijd op de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente.
4. Waar komen die paaseieren en de paashaas vandaan?
Het Paasfeest kreeg er in de loop der tijd elementen bij die weinig of niets te maken hebben met de christelijke traditie. Zo verstopt de paashaas gekleurde eieren. Wat hiervan precies de herkomst is, is niet echt bewezen.
Er zijn verschillende verhalen. Een theorie vertelt dat de haas en eieren uit een Germaans sprookje komen. Dit sprookje was onderdeel van het feest dat de Germanen vierden aan het begin van de lente. Godin Ostara veranderde volgens dit verhaal een gewonde vogel in een haas die gekleurde eieren kon leggen. Christenen zouden het Paasfeest ‘over’ dit Germaanse feest hebben gelegd: zo zouden ze mensen gemakkelijker kunnen bekeren.
Een andere verklaring voor het belang van het paasei is dat er na de vastentijd veel eieren over waren: de kippen bleven immers eieren leggen. Zodra het weer mocht, aten mensen deze met Pasen op. Ook staat het ei symbool voor wedergeboorte: een verwijzing naar de wederopstanding van Jezus. In de vroegere lentefeesten stond een ei ook voor nieuw leven en vruchtbaarheid, wat weer verwijst naar de lente en de vruchtbare aarde.
5. En hoe zit het met paastakken en ander ‘paasgroen’?
Zoals je kon lezen, vierden onze voorouders al lentefeesten om het nieuwe begin van het leven te vieren. Met Pasen gebruiken we elementen die dit nieuwe leven symboliseren: kuikentjes en takken van planten die al vroeg in het jaar een teken van leven geven. Een prachtig symbool van opgekropte levenslust. In de lente komt deze energie onder invloed van het lentezonnetje vrij en staat de natuur vol met een kleurrijke explosie van krokusbloemen en narcissen. Pasen is een en al Lentelust.
Steeds meer mensen hebben een regenton bij hun huis. Dat is een goed teken! Met een regenton help je wateroverlast en droogteproblemen in de stad te voorkomen. Dat is nodig, want door klimaatverandering wordt het droger én natter in Nederland. Vooral als heel veel mensen regentonnen plaatsen is de impact groot. Daarnaast doe je ook jezelf en je planten een plezier met een regenton. Hoe dat zit, leggen we hieronder uit.
Betere waterafvoer
Je hebt het ongetwijfeld gemerkt: we hebben steeds vaker hevige regenbuien in Nederland. Vooral in de stad zorgt dit voor wateroverlast, omdat het water in de betegelde omgeving niet goed de grond in kan zakken. Het spoelt door putten en regenpijpen onze riolering in, die zo veel water niet altijd kan verwerken. Door een regenton aan je regenpijp te bevestigen, vang je een deel van dat water af en ontlast je het rioleringssysteem.
Drinkwater besparen
Regenwater is gratis en relatief schoon. Je kunt er je planten mee water geven, maar ook je auto wassen of je ramen zemen. Sommige mensen hebben zelfs een systeem aangelegd waarmee ze met regenwater het toilet kunnen doorspoelen. Een prima idee, want het is best bizar dat wij ons kostbare, schone drinkwater gebruiken voor dit soort ‘klusjes’. Met het water uit je regenton kun je veel drinkwater besparen. Overigens kun je regenwater maar beter niet drinken, want het kan bacteriën bevatten waar je ziek van wordt.
Buffer voor droge periodes
Omdat onze zomers steeds heter en droger worden, hebben je buitenplanten vaak meer water nodig. Met een regenton heb je een handige buffer om potplanten en tuinplanten van het nodige water te voorzien. Zónder dat je daarvoor drinkwater hoeft te gebruiken. In lange, droge periodes roepen gemeentes vaak op om geen kraanwater te gebruiken voor je tuin. Heb jij nog mooi je regenwater achter de hand.
Beter voor je planten
Regenwater is ook nog eens beter voor je (kamer)planten. In kraanwater zit behoorlijk wat kalk, dat op de lange termijn voor problemen kan zorgen voor een plant. Ze slaan het teveel aan kalk op in hun bladeren of de kalkresten blijven in de grond zitten. Dat zie je aan een wit waas op de bodem. Hoeveel kalk er in het kraanwater zit verschilt per regio. Overigens doen de meeste planten het prima op water uit de kraan. Regenwater is gewoon nóg beter. Geef je je kamerplanten water in de winter? Zorg dan eerst dat het water uit de regenton op temperatuur is gekomen, voordat je het bij je planten giet. Sommige planten houden echt niet van koude voeten!
De regentonnen bij Steck in de regenhoek
Voor elke regenpijp een regenton
Er zijn regentonnen in allerlei soorten en maten, van klassieke houten modellen tot hippe designs. Er zijn ook duurzaam geproduceerde regentonnen, zoals die van ELHO. Die kosten wat meer, maar dan heb je een verantwoorde én een hele mooie ton. De ELHO Pure Raindrop kun je zelfs volledig aan de muur bevestigen. Als je veel plek hebt in de tuin, dan kun je ook een regenschutting overwegen: modulaire blokken die je gemakkelijk in elkaar klikt en waarmee je heel veel water opvangt. Een regenton kun je zowel aan de achterkant als aan de voorkant van je huis plaatsen. Ook als je geen voortuin hebt. Een extra voordeel van een regenton aan de straatkant is dat je hem kunt delen met je buren. Wel zo gezellig.
Hoe plaats je een regenton?
Ben je overtuigd geraakt van het nut van een regenton bij je huis? Dan is het tijd om aan de slag te gaan! Een regenton plaatsen is niet zo heel moeilijk. Op de website van Milieu Centraal vind je een goed stappenplan hiervoor.
Er zijn verschillende manieren om de planten in je tuin te vermeerderen. Je kunt ze stekken, afleggen of je verzamelt de zaadjes van uitgebloeide planten. Maar je kunt ook planten vermeerderen door ze te scheuren. Dat doe je het liefst in de herfst óf in het voorjaar. Het mooie is dat ze er ook nog eens van opknappen. Hieronder lees je hoe het werkt.
Verjongingskuur
Een plant scheuren betekent letterlijk dat je een plant in tweeën scheurt. En opdeelt in meerdere stukken. Niet alleen is het een handige manier om van één plant meerdere planten te maken. Het is ook nog eens goed voor de plant. Na een aantal jaar groeien kunnen planten te groot worden voor de plek waar ze staan. En ze kunnen minder vitaal worden. Vaste planten groeien van binnen naar buiten. Door ze te scheuren en de buitenste, jonge delen terug te planten, geef je ze een welkome verjongingskuur.
Zo scheur je een plant
1. Verwijder eerst alle uitgebloeide onderdelen van de plant en graaf dan voorzichtig de kluit op. Zorg dat je zo veel mogelijk wortels meepakt. Schud de losse aarde van de kluit.
2. Kleinere planten of planten met een losse kluit kun je gemakkelijk met de hand uit elkaar trekken. Bij grotere planten steek je eerst een schep in de kluit en trek je het laatste stuk uit elkaar. Hoe meer je met de hand kunt doen, des te beter. Op die manier blijven de wortels het meest intact.
3. Leg de oudere delen uit het midden van de plant apart. Die kun je wegdoen. De jongere delen aan de buitenkant kun je opdelen in zo veel stukken als je wilt. Zo lang er aan elke ‘nieuwe’ plant maar een goede set wortels zit.
4. Meng wat compost en organische mest door de oude grond en zet dan de jonge delen weer terug. Druk de aarde aan en geef een flinke plens water.
5. Wil je planten weggeven? Dan kun je ze ook in een bak met verse potgrond zetten. Op die manier kunnen ze aansterken totdat ze bij hun nieuwe eigenaar zijn. Ook als je nog flink koud weer verwacht in het voorjaar, dan kun je de planten het beste eerst even laten aansterken in een pot in een kas, koude bak of serre.
6. Als de plant na het terug planten snel bloemen maakt, haal die de eerste weken nog even weg. De plant heeft eerst al haar energie nodig om opnieuw te wortelen in de grond.
Welke planten zijn geschikt?
De meeste vaste planten die in een polvorm groeien zijn geschikt om te scheuren. Hierbij kun je denken aan: Helleborus, Rudbeckia, Vrouwenmantel, Varens, Zonnehoed en siergrassen. En nog veel meer – te veel om op te noemen. Het liefst scheur je deze om de 4 à 6 jaar. Doe dit alleen als de planten gezond zijn.
Door planten te scheuren geef je de planten in de tuin een opknapbeurt. Én je kunt er andere tuinvrienden blij mee maken.
Een kunstkerstboom is minder belastend voor het milieu als je er héél lang mee doet*. En ze zien er steeds ‘echter’ uit. Maar hoe kies je nu een goede kunstboom? Ton Rijlaarsdam en Nadine van Veen van onze leverancier Edelman vertellen waarop je moet letten als je een boom kiest en hoe je deze zo lang mogelijk goed houdt.
Wanneer is een kunstkerstboom duurzamer dan een echte boom? Nadine: ‘Er zijn verschillende studies gedaan naar de ecologische voetafdruk van kunstbomen ten opzichte van die van echte bomen. Dat zijn moeilijke berekeningen, want je moet heel veel dingen meewegen: bij kunstbomen berekenen ze bijvoorbeeld de impact van het materiaal dat je gebruikt, de transportkosten, hoe lang de boom meegaat en hoe deze wordt afgebroken als ie aan het eind van zijn leven is. Bij een echte boom gaat het over de tijd dat een boom groeit, hoeveel water en (kunst)mest deze nodig heeft, transportkosten, etcetera. In een gedetailleerde vergelijkingsstudie van Thinkstep wordt ervan uitgegaan dat een kunstkerstboom langer dan 9 jaar gebruiken duurzamer is dan elk jaar een echte boom aanschaffen.’
Het gaat er dus vooral om dat je een kunstboom zo lang mogelijk gebruikt. Als je dit belangrijk vindt, waar moet je dan opletten als je een kunstboom koopt? Ton: ‘Als je wilt dat een boom lang meegaat, dan moet je een boom kopen zonder verlichting. Die verlichting is het meest kwetsbare van een boom. Vaak zie je dat als deze kapot gaat, dat mensen dan de hele boom weggooien. Dat is heel erg zonde. Je kunt beter de verlichting apart kopen van de boom. Verder kun je kijken naar hoe de bomen in elkaar gezet zijn. Als ze uit losse takken bestaan, dan kun je zo’n losse tak gemakkelijk vervangen als je er een kwijt bent of als deze beschadigd is. Dat kan niet bij een boom die uit één stuk is gemaakt. Tenslotte maakt het ook uit van wat voor materiaal een boom is gemaakt.’
Van wat voor soort materialen zijn de bomen gemaakt die jullie leveren? Ton: ‘Onze bekendste bomen zijn de Triumph Trees: die zijn grotendeels gemaakt van Polyethyleen. Dat is minder belastend voor het milieu dan PVC én ze zien er natuurlijker uit, omdat we polyethyleen in een mal kunnen gieten. Hierdoor kunnen we boomtakken uit de natuur precies namaken. Onze andere bomen, de Black Box-bomen, zijn gemaakt van PVC, Polyethyleen, of een combinatie daarvan. Ze zijn diverser in levensduur en kwaliteit, goedkoper en sneller op te zetten. Ze gaan minder lang mee dan de Triumph Trees.’ Nadine: ‘Op de Triumph Trees zit een garantie van 10 jaar. Omdat een kunstboom volgens de Thinkstepstudie na 9 jaar een kleinere ecologische voetafdruk heeft dan jaarlijks een levende boom in huis halen, is een Triumph Tree een veilige keuze als je het hebt over milieu-impact.’
Waarom zijn er nog geen kunstbomen van gerecycled plastic? Nadine: ‘Daar zijn we wel mee bezig, maar het is lastig, omdat de kwaliteit van gerecycled plastic vaak onduidelijk is. Je weet niet goed weet waar het vandaan komt.’ Ton: ‘Het heeft ook met brandveiligheid te maken. Al onze bomen zijn brandwerend, en daarvoor moet je aan hoge kwaliteitseisen voldoen. Met gerecycled plastic kan dat helaas nog niet.’
Hoe hou je je kunstkerstboom mooi? Nadine: ‘Het allerbelangrijkst is dat je hem goed opbergt. Doe hem netjes terug in de doos en zorg dat ie niet geplet wordt. Bewaar hem op een donkere en droge plek.’
Als een kunstkerstboom aan het eind van zijn levensduur is, wat kun je er dan het beste mee doen, vanuit milieuoogpunt? Nadine: ‘Als een boom echt helemaal stuk is, dan zit er helaas niets anders op dan hem naar de stort te brengen. Er is jammer genoeg nog geen aparte verwerkingsstroom voor kunstbomen. We onderzoeken nu of er niet toch een manier is om de bomen te recyclen. Een kunstboom gaat echt heel lang mee. Als je erop uitgekeken raakt, geef hem dan aan iemand anders, verkoop hem op Marktplaats of lever hem af bij een kringloopwinkel. Hoe langer hij gebruikt wordt, des te beter.’
Edelman startte in 1898 als boomkwekerij in Reeuwijk en is uitgegroeid tot een belangrijke internationale leverancier van decoratieve producten, waaronder kunstkerstbomen en andere kerstartikelen, die je bij Steck kunt vinden. De kerstbomen van Edelman worden gemaakt in fabrieken met een BSCI en/of SEDEX-keurmerk. Hiermee worden de arbeidsomstandigheden van de medewerkers gecontroleerd en zo nodig verbeterd.
* Edelman gaat in dit interview uit van een studie van Thinkstep waarin is uitgezocht dat een kunstboom na 9 jaar gebruik minder milieu-impact heeft dan een echte boom. In verschillende studies worden verschillende periodes aangehouden. Zie hiervoor bijvoorbeeld het artikel op de duurzaamheidsblog Het Kan Wel.
Als bloembollen plant in de herfst, dan kun je al vroeg in het voorjaar genieten van kleurige bloemen in je tuin. Voorjaar? Sneeuwklokjes bloeien zelfs al in januari! Om je te helpen bij het kiezen van bloembollen en het op een goede manier planten, hebben we hieronder de 9 meestgestelde vragen over bloembollen op een rij gezet.
1. Welke bloembollen kun je planten in het najaar? Er zijn twee soorten bloembollen: de voorjaarsbloeiers en de zomerbloeiers. De zomerbollen, zoals anemonen, dahlia’s en gladiolen, plant je in het voorjaar, na de laatste nachtvorst. De voorjaarsbollen plant je in de herfst, van september tot december, en in elk geval vóór de eerste nachtvorst.Deze bollen hebben de kou nodig om in de lente tot bloei te kunnen komen. De bekendste voorjaarsbollen zijn narcissen, sneeuwklokjes, krokussen, hyacinten en tulpen.
2. Wanneer bloeien de bloembollen die je in het najaar plant? De vroegste bloembollen bloeien al in januari en de laatste houden het zelfs tot aan de zomer vol. Hieronder zie je de gemiddelde bloeitijd van de voorjaarsbollen: Jan-feb: sneeuwklokje, winterakoniet Feb- mrt: krokus Mrt-april: narcis April: hyacint, blauw druifje April-mei: tulp, fritillaria Mei-jul: allium Met een mooie mix van bovenstaande bollen kun je een heel voorjaar lang genieten van extra kleur in je tuin.
3. Hoe plant je bloembollen? Bekijk eerst wáár je straks graag bloemen wilt zien in je tuin. Wil je ze in groepjes bij elkaar zien, in je gazon, verspreid in je border? Het kan allemaal! Let er wel op dat er zonlicht komt op de plek waar je ze wilt planten: de meeste voorjaarsbloeiers staan het liefst in de volle zon of halfschaduw. Verder is het belangrijk dat de grond goed waterdoorlatend is, anders heb je kans dat de bollen gaan rotten. Als je dit allemaal hebt gecontroleerd, dan kun je de bollen gaan planten. Maak de aarde een beetje los en maak een gat per bol of een sleuf waarin je meerdere bollen kunt leggen. Als je veel bollen wilt planten, dan is een speciale bollenplanter aan te raden. De diepte van het gat moet ongeveer 2 à 3 keer de hoogte van de bol zijn. Hetzelfde geldt voor de afstand tussen de bollen. Plant de bollen met de punt omhoog. Gooi het gat dicht en geef water (tenzij de grond vochtig genoeg is).
4. Kun je bloembollen in de grond laten zitten? Zomerbollen kunnen niet goed tegen de vorst en die kun je daarom beter na de bloei uit de grond halen. Voorjaarsbollen kun je gewoon laten zitten. De meeste komen het jaar daarop gewoon weer omhoog. Sommige breiden zichzelf ook nog eens uit, zoals sneeuwklokjes, krokussen, narcissen en alliums. Als de voorjaarsbloeiers zijn uitgebloeid, is het verstandig om het blad niet meteen af te knippen (ook al is het soms een beetje lelijk): via zonlicht op het blad verzamelt de bol energie om het jaar erop weer te kunnen bloeien. Je kunt uitgebloeide bloemen wel meteen afknippen. Tenzij je wilt dat de plant zichzelf gaat vermeerderen: dan kun je er beter maar helemaal vanaf blijven.
5. Moet je bloembollen bemesten? Voor het eerste bloeiseizoen hoef je geen extra voeding toe te voegen, want een gezonde bol heeft voldoende energie in zich. Voor de jaren daarna geldt dat een gezonde, evenwichtige bodem belangrijk is.
6. Kun je bloembollen bewaren? Bloembollen zet je het liefst zo snel mogelijk in de grond nadat je ze gekocht hebt. Dan zijn ze op hun best. Als dat niet kan, dan kun je ze bewaren op een donkere, koele, droge plek, bijvoorbeeld in een garage of kelder. Let op dat ze niet vochtig worden, want dan is de kans op schimmel groot. Aan de andere kant is het ook belangrijk dat ze niet uitdrogen, want dan is het gedaan met je bollen. Zo snel mogelijk planten is het veiligst.
7. Zijn biologische bloembollen beter
Biologische bloembollen zijn beter voor bijen, vlinders en andere insecten, omdat er geen chemische bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt bij het kweken van de bollen. Wil je niet alleen iets moois voor het oog, maar ook iets moois doen voor de omgeving: kies dan voor biologische bloembollen.
8. Kun je bloembollen in potten planten? Jazeker! Er zijn een paar dingen waar je extra op moet letten: onder in de pot moet een gat zitten, zodat overtollig water vanzelf wordt afgevoerd. Je kunt ook nog wat plantenscherven of hydrokorrels onderin doen, zodat je zeker weet dat het goed zit met de waterafvoer. Zorg ervoor dat je niet te dicht bij de potrand plant, want dat verhoogt de kans op bevriezing. Verder gelden dezelfde regels voor de plantdiepte en de plantafstand. Als het flink gaat vriezen, dan moet je de pot beschermen door er bijvoorbeeld noppenfolie omheen te winkelen of door de pot tijdelijk in een schuur of garage te zetten.
9. Wat is een bloembollenlasagne? Door bloembollen in laagjes boven elkaar te planten, kun je op dezelfde plek in je tuin, of in een pot, langer genieten van kleurrijke bloemen. Je plant de laatbloeiende bollen onderin en de vroegbloeiende bollen bovenin. Lees meer over het maken van een bloembollenlasagne, voor in je border of in een pot. Kleurenpracht gegarandeerd!
In de winter is het vroeg donker. De zon staat overdag lager en straalt minder krachtig dan in de zomer. Net zoals wij ons terugtrekken met een dekentje op de bank, hebben planten ook meer behoefte aan rust in deze periode. Dat betekent dat je anders voor je planten moet zorgen dan in de zomer. Dat is belangrijk, want anders is de kans groot dat een aantal van je groene vrienden de volgende lente niet halen. Hieronder vind je tien tips waarmee je planten, net als jij, niets tekortkomen tijdens de donkere dagen.
1. Laat ze meer met rust
Net als veel dieren gaan ook veel planten in een soort winterrust. De dagen zijn korter en het licht is minder fel overdag. Doordat er minder licht is, remt de fotosynthese af. Planten produceren daardoor minder energie om actief te zijn. Het verzorgen van je planten moet in de winter daarom een tandje omlaag en daarmee begin je al in de herfst. Je planten wíllen niet groeien, dus doe daar dan ook je best niet voor. Sommige planten groeien tijdelijk zelfs helemaal niet. Dat je in deze periode wat bladuitval ziet, is vaak niet erg, zolang het niet te veel bladeren zijn.
2. Let op de lichtinval
Doordat de zon lager staat in het najaar en de winter, kan het zijn dat een plant die in de zomer behoorlijk wat licht ontving, nu ineens de hele dag in de schaduw staat. Als het een plant is die afkomstig is uit de tropen, dan vindt hij dat meestal niet zo fijn. Hij laat dit merken door zijn blad te verliezen. Kijk of je dit exemplaar op een lichter plekje kunt zetten, zodat je alsnog tegemoetkomt aan zijn lichtbehoefte.
Een plant die halfschaduw staat in de zomer, kan in de winter min of meer in het donker komen te staan. Alle bladeren worden langzaamaan flets en geel en vallen op den duur uit. Nieuwe blaadjes komen niet meer goed door en de stengels hangen slap. Dat zijn allemaal signalen van te weinig licht. Zet ook zo’n plant dichter bij natuurlijk licht. Een plant die in de zomer op het noorden of het oosten staat, mag in de winter zelfs best op het zuiden. Zet hem, zodra de eerste sterkere zonnestralen doorbreken in de lente, wel weer gauw terug op zijn oude plek. Anders verbranden de bladeren.
3. Geef minder – en zeker geen koud- water
Planten hebben in de winter echt minder water nodig. Ga over naar één keer in de week water geven (in plaats van bijvoorbeeld twee keer in de week in de zomer). Planten die al minder frequent water nodig hadden, geef je per keer wat minder.
Cactussen kun je gerust nóg minder water geven, zij zijn gewend om hun watervoorraad aan te spreken vanaf het najaar. De meeste cactussen kun je zelfs helemaal droog laten staan. Als je favoriete cactus nou heel erg gaat verschrompelen en/of krimpen, geef hem dan toch een klein slokje water. In de lente begin je weer met het opbouwen van de watergift.
Twijfel je of een plant water nodig heeft? Steek dan je vinger 4 cm diep in de aarde. Als het daar nog vochtig voelt, wacht dan even met water geven. Pas hoe dan ook op met gedachteloos water geven. Geef planten ook geen water direct uit de kraan of van buiten. Het water is dan echt te koud. Laat het water eerst op kamertemperatuur komen. Een koude douche in de winter vindt niemand fijn, ook je planten niet.
4. Laat plantenvoeding achterwege
Doordat er in het najaar en de winter minder fotosynthese plaatsvindt, is een plant veel minder actief in deze periode. De wortels doen bijvoorbeeld niet zo veel, behalve de plant aarden en wat water opnemen voor de celspanning. Extra voeding blijft gewoon in de grond zitten, en daar doet het vervolgens meer kwaad dan goed. Ga je toch stug door met wekelijks plantenvoeding geven, dan heb je kans dat de wortels van de plant beschadigd raken door het teveel aan voedingsstoffen in de aarde. Ze gaan dan in het slechtste geval een onwenselijke chemische verbinding aan met andere aanwezige stoffen, waardoor wortels bijvoorbeeld kunnen verzuren. Kortom: plantenvoeding geef je alleen als ze extra voeding nodig hebben en dát is in de lente en de zomer.
5. Zorg voor een goede luchtvochtigheid
We zetten onze verwarming lekker hoog zodra het kouder is, maar daardoor wordt de lucht in huis een stuk droger. De ideale luchtvochtigheid in huis ligt tussen de 40% en 60%. Dat vinden niet alleen onze ogen en huid fijn, maar planten ook. Veel van onze kamerplanten zijn afkomstig uit in tropische gebieden waar het juist heel vochtig is.
Het is handig om een hygrometer in huis te halen, waarop je ziet hoe het met de luchtvochtigheid in je huiskamer is gesteld. Bij een te laag percentage zijn er allerlei dingen die je kunt doen om de luchtvochtigheid omhoog te brengen. Zo kun je van die ouderwetse waterbakjes aan je verwarming hangen (of bakjes met water los op je verwarming zetten), of je kunt een elektronische luchtbevochtiger aanschaffen. Je kunt ook je planten wat dichter bij elkaar zetten. Het weinige water dat de een verdampt, kunnen andere planten weer opnemen. Zo creëer je een mini-ecosysteempje. Wat ook helpt, is je planten regelmatig – liefst wekelijks – een sproeibeurt geven. Overigens moet je Begonia’s en planten met fijne haartjes op hun blad dan echt overslaan. Die krijgen hier lelijke plekjes van op hun blad. Vetplanten en cactussen hoef je ook niet te besproeien, liever niet zelfs.
6. Zet je planten niet direct op de verwarming
Niet alleen droge lucht is een probleem voor planten. Ook stralingshitte van bijvoorbeeld de haard, kachel of (vloer)verwarming is een gevaar voor je planten. De warmte is voor veel planten niet het echte probleem, maar de grote schommelingen in temperatuur wel. Planten met veel blad die direct boven of vlak bij een warmtebron staan, krijgen steeds een groot temperatuurverschil te verwerken als de verwarming in de ochtend of aan het einde van de dag aanslaat. Vetplanten en cactussen kunnen hier beter tegen, maar we raden aan alle planten die geen cactussen of vetplanten zijn in de winter uit de buurt te houden van alle warmtebronnen.
Als je vloerverwarming hebt, is het een goed idee om je plant niet direct op de vloer te zetten. Zet de pot bijvoorbeeld op een verhoging, zoals een klein tafeltje. Het gaat er daarbij vooral om dat
Heb je geen mogelijkheid om je planten te verplaatsen en laat je ze toch boven de verwarming op de vensterbank staan, plaats dan een bakje met water naast je plant of op de vloer. Dat komt de luchtvochtigheid enigszins ten goede. Let er wel op dat er geen levende delen van de plant direct in aanraking komen met de verwarming. Die verbranden.
7. Zet ze ook niet op de tocht
Planten verafschuwen tocht. In de herfst en winter is het verschil in temperatuur tussen binnen en buiten groter dan in de zomer. Heb je enkelglas, haal dan je planten weg uit de vensterbank en zet ze (tijdelijk) op een tafeltje in de buurt van het raam. Dan hebben ze dezelfde hoeveelheid licht, zónder de tocht. Zij blij, jij blij.
8. Controleer op plantenplagen
Op plantenplagen controleren doe je het hele jaar door. Ook als de zomer voorbij is dus. Hoewel veel insecten (en schimmels) niet van winterse temperaturen houden, houden ze zeker wel van onze broeierige, droge binnenruimtes. Wanneer je planten binnenhaalt die je in de zomer buiten hebt gehad, let dan ook even goed op of je geen luis of spint mee naar binnen haalt. Die kans is best groot. Het blijft helaas, ook in in het najaar en de winter, een beetje opletten geblazen.
9. Stel verpotten uit tot in de lente
Voor een plant is verpot worden een behoorlijk stressvolle bedoening. Wortels raken beschadigd en het herstel hiervan kost een plant veel energie. Door het gebrek aan zonlicht heeft hij daar in dit donkere seizoen weinig van. Voor verpotten kun je dus beter die eerste heerlijke zonnestralen afwachten, dan mag je weer.
10. Raak niet in paniek (raak nóóit in paniek!)
Mocht je nu ondanks al je goede zorgen toch nog dorre bladeren aantreffen bij je planten of zien ze er niet zo fris uit als je gehoopt had, raak dan niet meteen in paniek. Veel planten kunnen best wat hebben. Ze hebben het dan gewoon moeilijk, maar ze gaan niet meteen dood. Blijf kalm en doe geen gekke dingen. Je zult zien dat een plant, net als veel mensen, zich in de lente weer herpakt. Ook voor een plant geldt: een goede (winter)slaap doet wonderen.
Beheer cookie toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.